In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vader en een moeder over het gezag en de omgang met hun minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Durdabak, verzocht de rechtbank om te verklaren dat hij met het gezag over de kinderen is belast, dan wel om het gezag te wijzigen zodat hij samen met de moeder gezag kan uitoefenen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.M. van de Weijer, verweerde zich tegen deze verzoeken en stelde dat zij het eenhoofdig gezag heeft, aangezien het huwelijk van partijen niet in Nederland is geregistreerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in Marokko zijn gehuwd en dat dit huwelijk rechtsgeldig is. Hierdoor zijn zij van rechtswege gezamenlijk met het gezag over hun kinderen belast, ook al is dit niet in Nederland geregistreerd. De rechtbank heeft de griffier opgedragen een aantekening te maken in het gezagsregister.
Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken van de vader tot vaststelling van een zorgregeling pro forma aangehouden, gezien de spanningen tussen de ouders en de gezondheidsproblemen van de oudste dochter, die langdurig in het ziekenhuis verblijft. De rechtbank heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de ouders hun onderlinge strijd opzijzetten en zich richten op het verbeteren van hun communicatie in het belang van de kinderen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de moeder tot het vaststellen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen afgesplitst en geregistreerd als een zelfstandige procedure. De uitspraak is gedaan door mr. B. de Vos, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.