ECLI:NL:RBAMS:2022:3475

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7001
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bedrijfsparkeervergunning door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam met betrekking tot buitenwettelijk begunstigend beleid en hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, gevestigd te Amsterdam, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser had een aanvraag ingediend voor een bedrijfsparkeervergunning, welke door het college op 20 september 2020 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat het adres van de eiser zich bevond in een vergunningenplafondgebied waar het vergunningenplafond op nul was gesteld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 18 november 2020. Eiser ging hiertegen in beroep.

Tijdens de zitting op 16 mei 2022 werd het standpunt van eiser toegelicht, waarbij werd aangevoerd dat het beleid van het college in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel en dat er op basis van de hardheidsclausule een uitzondering gemaakt had moeten worden. De rechtbank oordeelde dat het college het beleid niet consistent had toegepast en dat eiser niet redelijkerwijs had kunnen weten dat hij voor 1 januari 2019 een aanvraag voor een vergunning moest indienen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/7001

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. M.W. van der Hulst),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. D.R. de Vries).

Procesverloop

Bij besluit van 20 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een bedrijfsvergunning afgewezen. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 18 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2022. Namens eiser is verschenen [persoon] , bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. De voor deze zaak relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Feiten
2. Eiser is gevestigd op het adres [adres] , te Amsterdam. Eiser heeft op 31 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor een bedrijfsparkeervergunning op die locatie.
Besluitvorming verweerder
3. Bij het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het adres van eiser is gelegen in deelvergunningsgebied Noord-5b waar het vergunningenplafond op nul is gesteld. Reeds gevestigde bedrijven konden tot 1 januari 2019 een aanvraag doen voor een vergunning. Aanvragen voor vergunningen die zijn ingediend na 1 januari 2019 kunnen niet gehonoreerd worden. Aangezien eiser zijn bedrijfsvergunning in augustus 2017 heeft stopgezet en pas in augustus 2020 door eiser een nieuwe aanvraag is ingediend, is de ‘uitsterfregeling’ voor eerder verleende vergunningen in de situatie van eiser niet van toepassing. Dat het vestigingsadres hetzelfde is gebleven, maakt dit niet anders. Er is volgens verweerder geen sprake van bijzondere hardheid op grond waarvan kan worden afgeweken van de voorschriften van parkeerverordening. De situatie van eiser onderscheidt zich niet bijzonder van andere bedrijven in de ontwikkelgebieden, aldus verweerder.
Standpunt eiser
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Daartoe heeft eiser aangevoerd dat het Uitwerkingsbesluit Parkeerverordening in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel geen overgangsrecht biedt voor vergunningengebied Noord-5b. Daarnaast had verweerder wel degelijk een uitzondering kunnen maken voor eiser op basis van de hardheidsclausule.
Beoordeling door de rechtbank
5. Aan de orde is de vraag of verweerder kon weigeren om aan eiser een bedrijfs(parkeer)vergunning te verstrekken. Niet in geschil is dat het adres van eiser gelegen is op de [adres] en valt in deelvergunningsgebied Noord-5b, waar een nulplafond is ingesteld. Ook is niet in geschil dat eiser de eerder verleende vergunning in augustus 2017 heeft stopgezet en in augustus 2020 een nieuwe aanvraag heeft gedaan.
6.1.
Uit artikel 32, vierde lid, van de Parkeerverordening 2013 (hierna: de Verordening) volgt dat een bedrijfsvergunning wordt geweigerd als het vergunningenplafond van het desbetreffende vergunninggebied is bereikt. Dit artikel heeft een dwingendrechtelijk karakter en laat dus geen ruimte voor een belangenafweging, noch heeft verweerder beleids-of beoordelingsruimte om van deze bepaling af te wijken. [1]
6.2.
Verweerder heeft in de Notitie ‘Parkeermaatregelen Amsterdam Noord 2018’ van 31 oktober 2017 (hierna: de Notitie) beleid vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat dit buitenwettelijk begunstigend beleid betreft. Volgens vaste rechtspraak moet buitenwettelijk begunstigend beleid door de bestuursrechter terughoudend worden getoetst. Dit houdt in dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als gegeven wordt beschouwd, met dien verstande dat wordt getoetst of een zodanig beleid op consistente wijze is toegepast. De rechtbank is van oordeel dat de beleidsregels in het geval van eiser niet op consistente wijze zijn toegepast en overweegt daartoe het volgende.
6.3.
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat het voor eiseres niet redelijkerwijs duidelijk had kunnen zijn dat zij voor 1 januari 2019 een aanvraag voor een bedrijfsvergunning moest doen om deze te verkrijgen. In de Notitie heeft verweerder vastgesteld dat bedrijven, die al voor invoering van het nulplafond gevestigd waren op onder meer de [adres] , op grond van de hardheidsclausule nog een vergunning kunnen krijgen. [2] Verweerder heeft naar aanleiding van inspraak wijzigingen in de Notitie aangebracht. Een van deze wijzigingen is het invoeren van een “overgangsregeling Metaalbewerkersgebied, de Buiksloterham en het Hamerstraatgebied” waaruit blijkt dat bestaande bedrijven in die gebieden tot 1 januari 2019 een bedrijfsvergunning kunnen krijgen. [3] Hierin staat [adres] niet genoemd, zodat de genoemde overgangsregeling dus niet geldt voor de [adres] . De stelling van verweerder ter zitting dat verweerder is vergeten [adres] te noemen op pagina 4 van de Notitie, maakt dat niet anders.
6.4.
Gelet op bovenstaande is van een consistente beleidstoepassing in dit geval geen sprake, nu het beleid immers inhoudt dat bedrijven zoals eiser, die al voor invoering van het nulplafond gevestigd waren op de [adres] , op grond van de hardheidsclausule nog een vergunning kunnen krijgen.
Conclusie
7. De rechtbank verklaart het beroep dan ook gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking, omdat verweerder eerst opnieuw – rekening houdend met deze uitspraak – op het door eiser gemaakte bezwaar moet beslissen. De rechtbank stelt voor het nemen van een nieuw besluit een termijn van zes weken.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Ferdinandusse, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.C. Kroeze, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
BIJLAGE; juridisch kader

Parkeerverordening 2013

(…)
Hoofdstuk 2 Nadere regels
Artikel 4 Vergunninggebieden en aantal vergunningen
1. Het college kan regels vaststellen aangaande:
b. het vergunningenplafond per vergunninggebied, dan wel een bewonersvergunningenplafond en een bedrijvenvergunningenplafond per vergunninggebied;
(…)
Artikel 10
1. Het college kan een bedrijfsvergunning verlenen aan een bedrijf dat gelegen is in een vergunninggebied.
(…)
Artikel 32
1. Een vergunning wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening.
(…)
4.Een bedrijfsvergunning en een volkstuinvergunning wordt tevens geweigerd indien het bedrijfsvergunningenplafond van het desbetreffende vergunninggebied is bereikt.
(…)
Artikel 40 Hardheidsclausule
Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van het bepaalde in deze verordening.

Uitwerkingsbesluit Parkeerverordening van 2018

(…)
Artikel 3 Vergunningenplafond
Het vergunningenplafond voor bewoners- en bedrijfsvergunningen in de stadsdelen bedraagt gezamenlijk per (deel)vergunninggebied:
(…)
Artikel 16 Overgangsbepalingen (wordt Noord niet genoemd …)

Bijlage uitwerkingsbesluit

Onderdeel 4.4 Vergunninggebied
Noord-5, waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het water langs Kraanspoor, denkbeeldig doorgetrokken tot de middenas van de TT. Vasumweg, (2) de middenas van de TT Vasumweg in zuidoostelijke richting ,( 3) bij kruising TT. Vasumweg en MT. Lincolnweg langs de middenas van de Klaprozenweg in zuidoost, (4) de middenas van de Klaprozenweg in zuidoostelijke richting,(5) vanaf Klaprozen weg richting het noorden langs de gevel van het stroomdistributiestation (Klaprozenweg 58) inclusief de woonboten aan de Klaprozenweg, (6) de noordelijke berm van Metaalbewerkersweg, (7) de oostelijke berm van de Vuurwerkerweg langs het midden van de Floraweg tot aan de Klimopweg, (8) de westelijke berm van de Klimopweg tot aan de Klaprozenweg (9) het midden van de Klaprozenweg tot aan Papaverweg, (10) het midden van de Papaverweg tot aan kruising Papaverhoek ter hoogte van huisnummer 1-3, (11) langs de middenas van Papaverhoek tot aan het midden van de Distelhaven, (12) door het Buiksloterkanaal tot aan het IJ en (13) alle huisnummers van de Buiksloterbreek;
a. deelvergunninggebied Noord-5a, bestaande uit de Buiksloterbreek en de woonboten aan de volgende adressen:
Klaprozenweg 71 A, 71 B, 73A, 73B (oneven nummers);
Klaprozenweg74, 78, 82, 86, 90 t/m 94, 98 t/m 126, 130 t/m 146, 152, 154 (even nummers);
Grasweg 5A, 6A, 7A, 8A, 9A, 10A, 11A, 12A, 13A, 14A, 15A, 16A, 17A, 18A, 19A, 20A, 21 A, 22A;
Korte Papaverweg 2;
Wilgenweg 2;
b. deelvergunninggebied Noord-5b, bestaande uit het vergunnninggebied Noord 5, met uitzondering van het gebied genoemd onder a.

Notitie Parkeermaatregelen Amsterdam Noord 2018

(…)
p.4
Naar aanleiding van de inspraak past het College van B&W de volgende wijzigingen toe in de notitie Parkeermaatregelen Noord 2018:
(…)
Het invoeren van een "overgangsregeling Metaalbewerkersgebied, de Buiksloterham en het
Hamerstraatgebied". Deze werkgebieden worden de komende periode getransformeerd naar
gemengde woon/werkgebieden. Dé regeling houdt in:
-vanaf juli 2018 invoeren betaald parkeren
-vanaf juli 2018 verlenen van bewoners en bedrijfsparkeervergunningen 1 per 10 fte
-vanaf januari 2019 instellen nulvergunningenplafond voor bewoners en bedrijven
-vanaf januari 2019 blijven de uitgegeven bedrijfsparkeervergunningen geldig (totdat bedrijf uit het gebied verhuist/transformeert)
p.20/21
Generieke maatregel 7: geen parkeervergunningen bij nieuwbouw/ontwikkelingsgebieden
In gebieden waar nieuwe woningen en bedrijven worden gebouwd, wordt het maaiveld autoluw ingericht. De beschikbare ruimte wordt efficiënt benut en de voetganger en de fietser krijgt hierbij meer ruimte. Parkeren vindt op eigen terrein plaats. In deze gebieden worden geen parkeervergunningen uitgegeven (nul vergunningenplafond), ook niet als een ontwikkeling geen parkeerplaats op eigen terrein heeft. Om te stimuleren dat bewoners en bedrijven gebruik maken van de eigen parkeergelegenheid, voeren we in deze gebieden betaald parkeren in (als dat niet al is ingevoerd).
In het kader van de nieuwe Stedelijke Nota Parkeernormen vindt een discussie plaats over de
vraag of voor sociale woningbouw wel of geen verplichting geldt om op eigen terrein
parkeerplaatsen aan te leggen. Als parkeerplaatsen zijn gebouwd, dan zijn de huurkosten van de parkeerplaatsen vaak te hoog voor een bewoner van een sociale huurwoning. Dit leidt tot
ongebruikte parkeerplaatsen en bewoners die vervolgens op maaiveld (gratis/goedkoper willen) parkeren. Op de Nota Parkeernormen heeft het Algemeen Bestuur een separaat advies
uitgebracht aan het College van B&W, die een bijdrage levert aan deze discussie.
Het Algemeen Bestuur wil hier graag het gegeven advies nogmaals benoemen te weten de zorgen die we hebben over de parkeernorm van nul voor sociale huurwoningen, waarmee de kans groot is dat voor sociale huurwoningen feitelijk geen parkeerplaatsen worden aangelegd, zowel inpandig niet en ook niet op maaiveld. Daarbij krijgen ze ook geen parkeervergunning (omdat de parkeerplaatsen ontbreken).
Voor bedrijven in de Buiksloterham, Hamerstraatgebied en [adres] geldt het nulplafond voor
parkeervergunningen niet voor de nu aanwezige bedrijven, maar alleen voor nieuwkomers tijdens Parkeermaatregelen Amsterdam Noord 2oí8, vastgesteld door college van b&w op 31 -10-2017 de transformatie. Huidige bedrijven (en eventuele bewoners) krijgen een parkeervergunning via een hardheidsbesluit, als zij op eigen terrein niet over parkeerruimte beschikken. Bijlage III onderdeel "nulvergunningenplafond en bedrijven" laat de uitgifte procedure zien die volgt uit de parkeerverordening 2013.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 7 september 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR6925) en van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:962.
2.Zie pagina 20 en 21 van de Notitie.
3.Zie pagina 4 van de Notitie.