Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser uit Diemen en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) als verweerder. De zaak betreft een verzoek van de eiser om handhavend op te treden tegen de minister van Financiën, naar aanleiding van een klacht over het niet tijdig en niet volledig voldoen aan een inzageverzoek onder de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Eiser had eerder een verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens ingediend bij de minister, maar vond dat de minister niet adequaat had gereageerd. De AP heeft het verzoek van eiser om handhaving afgewezen, omdat er al een rechterlijke uitspraak was gedaan over de kwestie en de minister uiteindelijk op het inzageverzoek had beslist. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de AP beleidsvrijheid heeft om te bepalen of en hoe zij handhavend optreedt. De rechtbank concludeerde dat de AP op goede gronden had besloten geen nader onderzoek te doen, omdat de maatschappelijke impact van de zaak als laag werd ingeschat en de klacht niet voldeed aan de prioriteringscriteria. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om immateriële schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.