ECLI:NL:RBAMS:2022:3571

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
C/13/715418 / KG ZA 22-241
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging bankrelatie door ING met stichting wegens gebrek aan vertrouwen in bestuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen stichting [eiseres] en ING Bank N.V. De stichting, die supermarkten exploiteert voor mensen met een kleine beurs, vorderde dat ING haar bankrelatie zou voortzetten. De aanleiding voor de vordering was dat ING de bankrelatie had opgezegd, omdat zij het vertrouwen in de bestuurder van de stichting, [naam 6], had verloren. ING had vragen gesteld over contante stortingen op de privérekening van [naam 6], die in totaal € 476.289,20 bedroegen, en had twijfels over de herkomst van deze gelden. Ondanks herhaalde verzoeken om uitleg, heeft [naam 6] niet voldoende informatie verstrekt, wat leidde tot de conclusie van ING dat er sprake was van onregelmatigheden. De rechtbank oordeelde dat ING gerechtigd was om de bankrelatie te beëindigen op basis van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden, omdat de vertrouwensbasis was verdwenen. De vorderingen van stichting [eiseres] werden afgewezen, en de stichting werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/715418 / KG ZA 22-241 AB/MvG
Vonnis in kort geding van 4 mei 2022
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 1 april 2022,
advocaat mr. A. Laghmouchi te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mr. C.P. Heersma en mr. P. Smits te Amsterdam.
Partijen zullen hierna stichting [eiseres] en ING worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 20 april 2022 heeft stichting [eiseres] de vorderingen toegelicht. ING heeft verweer gevoerd mede aan de hand van een tevoren ingediende akte weergave feiten. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van stichting [eiseres] : [naam 1] met mr. Laghmouchi,
- aan de zijde van ING: [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] met mr. Heersma en mr. Smits.

2.De feiten

2.1.
Stichting [eiseres] exploiteert supermarkten in [vestigingsplaats] die tegen lage prijzen voedsel en andere producten aanbieden aan mensen met een kleine beurs. Enig bestuurder van stichting [eiseres] is [naam 6] .
2.2.
Stichting [eiseres] bankiert bij ING en heeft daar een zakelijke betaalrekening met de mogelijkheid om contante bedragen te storten. [naam 6] bankiert ook bij ING.
2.3.
Bij brief van 6 april 2021 heeft ING in het kader van een klantonderzoek informatie bij [naam 6] opgevraagd aan de hand van een flink aantal gedetailleerde vragen. Gevraagd is onder meer naar informatie (onderbouwd met documentatie) over:
(1) de exacte herkomst van de contante stortingen op haar privérekening in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018 voor in totaal een bedrag van € 476.289,20;
(2) de goederen, diensten of andere tegenprestaties die [naam 6] heeft geleverd voor deze contant ontvangen gelden;
(3) het contant ontvangen van deze gelden in plaats van giraal via een overboeking;
(4) het opgeven van eventuele bijverdiensten uit het leveren van goederen of diensten bij haar aangifte inkomstenbelasting;
(5) de reden dat de gelden niet direct op de rekening van stichting [eiseres] zijn gestort, indien deze gelden voortkomen uit stichting [eiseres] ;
(6) het aanwenden van de contante gelden ten behoeve van stichting [eiseres] ;
(7) de tegenprestatie die ten grondslag ligt aan de overboeking op 19 juli 2018 van € 42.062,01 aan [naam bedrijf] .
2.4.
Bij brief van haar advocaat van 23 april 2021 heeft [naam 6] de vragen van ING, voor zover van belang, als volgt beantwoord:
(1) De contante stortingen zijn ontvangen van stichting [eiseres] en zijn een vergoeding voor werkzaamheden die [naam 6] voor de stichting verricht. Deze inkomsten zijn door de Belastingdienst aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Stichting [eiseres] is niet administratieplichtig en om die reden beschikt [naam 6] niet over stukken om de herkomst van de contant gestorte gelden te onderbouwen.
(2) Zie het antwoord op vraag 1.
(3) Stichting [eiseres] ontvangt contant dan wel giraal veel donaties en kleine betalingen op goederen. De kosten voor al deze kleine betalingen wegen niet op tegen de kosten van een pinapparaat.
(4) De contante stortingen zijn door de Belastingdienst bij [naam 6] belast als resultaat uit overige werkzaamheden en zij is daarover inkomstenbelasting verschuldigd. Afschriften van de belastingaanslagen over 2016 tot en met 2018 worden bijgesloten. [naam 6] verneemt graag van ING waarom aangiften inkomstenbelasting moeten worden overgelegd.
(5) De gelden zijn niet aangewend ten behoeve van stichting [eiseres] . Er bestaat geen verplichting om gelden af te storten. Stichting [eiseres] had in 2018 geen toegang tot de zakelijke betaalrekening.
(6) De gelden zijn niet aangewend ten behoeve van stichting [eiseres] .
(7) Deze overboeking ziet op de betaling van huurpenningen voor een appartement in [vestigingsplaats] dat [naam 6] heeft gehuurd. Een concept huurovereenkomst wordt bijgesloten.
2.5.
In reactie op de antwoorden van [naam 6] heeft ING haar bij brief van 4 mei 2021 als volgt bericht en de volgende vervolgvragen gesteld:
(1) Het totaalbedrag van de contante stortingen komt neer op een gemiddeld jaarsalaris van ongeveer € 95.000,00. Past een dergelijk jaarsalaris bij een stichting zonder winstoogmerk en in hoeverre is dit salaris marktconform?
(2) Elke stichting is administratieplichtig. Door het niet hebben van een administratie handelt u/stichting [eiseres] in strijd met de wet. ING ontvangt graag een reactie op deze constatering. Tevens ontvangt ING graag een verklaring van de Belastingdienst waaruit blijkt dat stichting [eiseres] niet belastingplichtig is en wordt gezien als een stichting zonder winstoogmerk.
(3) Op de rekening van [naam 6] zijn zo goed als geen betalingen ten behoeve van belasting waargenomen, terwijl volgens de belastingaanslagen van 2016 en 2017 er € 16.427,00 respectievelijk € 38.124,00 diende te worden betaald. Graag ontvangt ING hierover een verklaring en daarnaast ontvangt ING graag alsnog de belastingaangiften over 2016 tot en met 2019 en indien gereed over 2020 om te controleren of de gelden op de rekening van [naam 6] overeenkomen met de gelden die door [naam 6] zijn opgegeven bij de Belastingdienst.
2.6.
Bij brief van 11 mei 2021 heeft ING [naam 6] verzocht om uiterlijk 18 mei 2021 te reageren op haar brief van 4 mei 2021. In deze brief staat verder dat, als [naam 6] niet tijdig en volledig reageert, dit gevolgen kan hebben voor de bankrelatie met haar en stichting [eiseres] .
2.7.
Bij brief van haar advocaat van 17 mei 2021 heeft [naam 6] de vragen van ING, voor zover van belang, als volgt beantwoord:
(1) Niet het totale bedrag van € 476.289,20 is door [naam 6] genoten als loon. Zij is tussen 1 januari 2014 en 31 december 2018 niet in loondienst geweest bij stichting [eiseres] . Over die jaren kan daarom geen afschrift van de arbeidsovereenkomst worden verstrekt. Bij [naam 6] zijn de volgende bedragen in aanmerking genomen als resultaat uit overige werkzaamheden: over 2014 € 98.519,00, over 2015 € 79.544,00, over 2016 € 45.619,00, over 2017 € 85.620 en over 2018 € 82.112,00. Het totaalbedrag is dus lager dan € 476.289,20. Omdat het hier niet om loon gaat, gaat de stelling van ING, dat het salaris marktconform moet zijn, niet op.
(2) Tussen stichting [eiseres] en de Belastingdienst bestaat verschil van inzicht of de stichting belastingplichtig is voor de omzet- en vennootschapsbelasting. Als hiervoor geen belastingplicht bestaat, heeft stichting [eiseres] geen administratieplicht in het kader van deze belastingen. Uit de opmerking van [naam 6] dat stichting [eiseres] geen administratieplicht heeft, heeft ING ten onrechte afgeleid dat de stichting geen administratie heeft gevoerd. Dat heeft stichting [eiseres] wel gedaan. Er bestaat geen verklaring van de Belastingdienst waaruit zou blijken dat een stichting niet belastingplichtig is en/of wordt gezien als een stichting zonder winstoogmerk.
(3) [naam 6] is nog inkomstenbelasting verschuldigd. Zij probeert hiervoor een regeling te treffen met de Belastingdienst. Het kan kloppen dat ING geen betalingen is tegengekomen op de bankafschriften van [naam 6] . De resultaten uit overige werkzaamheden zijn aanvankelijk niet als inkomsten opgegeven bij de Belastingdienst. Inmiddels is dit gecorrigeerd, naar aanleiding waarvan navorderingsaanslagen zijn opgelegd aan [naam 6] . Afschriften van de belastingaangiften over 2016 tot en met 2019 zijn bijgesloten.
2.8.
Bij brief van 20 mei 2021 heeft ING aan [naam 6] bericht dat ING aan de hand van eigen onderzoek en de door [naam 6] gegeven antwoorden, voor zover van belang, de volgende bevindingen heeft:
(1) De reactie op 26 april 2021 dat stichting [eiseres] niet administratieplichtig is en [naam 6] daarom niet beschikt over stukken om de herkomst van de contant gestorte gelden te onderbouwen en de reactie op 17 mei 2021 dat stichting [eiseres] wel een administratie heeft gevoerd staan lijnrecht tegenover elkaar. Tot op heden heeft ING geen stuk ontvangen waaruit blijkt dat de contante gelden op de rekening van [naam 6] daadwerkelijk van stichting [eiseres] afkomstig zijn.
(2) In de statuten van stichting [eiseres] staat dat zij niet ten doel heeft het doen van uitkeringen aan haar bestuurder(s). [naam 6] heeft geen antwoord gegeven op de vraag in hoeverre een loon van gemiddeld € 95.000,00 per jaar passend wordt geacht bij een stichting zonder winstoogmerk. Onder verwijzing naar de statuten is het ING niet duidelijk hoe een dergelijke vergoeding passend is.
(3) In de statuten van stichting [eiseres] staat dat het bestuur binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een balans opmaakt betreffende het kapitaal van de stichting en ook een staat van de baten en lasten betreffende inkomsten en uitgaven. Stichting [eiseres] dient dus weldegelijk een administratie bij te houden. Het is ING niet duidelijk waarom zij die niet heeft mogen ontvangen.
(4) Gebleken is dat [naam 6] haar inkomsten uit stichting [eiseres] aanvankelijk niet heeft opgegeven bij de Belastingdienst, wat doet lijken dat sprake is van het ontduiken van belasting. Dit lijkt de reden te zijn dat de Belastingdienst navorderingsaanslagen heeft gestuurd naar [naam 6] .
Verder staat in deze brief dat ING onvoldoende vertrouwen heeft om de bankrelatie met [naam 6] en stichting [eiseres] voort te zetten, dat [naam 6] een laatste gelegenheid krijgt om te reageren op de bevindingen van ING en dat als [naam 6] niet tijdig of onvolledig reageert, ING genoodzaakt is de bankrelatie met [naam 6] en stichting [eiseres] te beëindigen.
2.9.
[naam 6] heeft deze brief niet beantwoord.
2.10.
Bij separate brieven van 3 juni 2021 heeft ING de bankrelatie met [naam 6] en stichting [eiseres] opgezegd tegen 3 september 2021. Verder staat in de brief aan stichting [eiseres] dat haar zakelijke gegevens worden opgenomen in het Interne Verwijzingsregister (IVR). De opzegging van de relatie met stichting [eiseres] is als volgt gemotiveerd:

Om redenen bekend bij uw Bestuurder, mevrouw [naam 6] , zijn we van mening dat de voor een bankrelatie vereiste vertrouwensbasis in haar situatie niet meer aanwezig is. Omdat zij de bestuurder is van [eiseres] , zijn wij van mening dat de voor een bankrelatie vereiste vertrouwensbasis ook in uw situatie niet meer aanwezig is en hebben we besloten om de bankrelatie met u te beëindigen. De bevoegdheid tot opzegging van de bankrelatie ontlenen we aan artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden.”
2.11.
Stichting [eiseres] heeft ING bij herhaling verzocht om haar besluit te heroverwegen. ING heeft daarop aan stichting [eiseres] te kennen gegeven dat zij daartoe mogelijk bereid is als [naam 6] opstapt als bestuurder van stichting [eiseres] . Daartoe was [naam 6] niet bereid. ING heeft daarom vastgehouden aan de opzegging van de bankrelatie met stichting [eiseres] . Wel heeft ING de uitvoering van haar beslissing opgeschort tot de uitkomst van dit kort geding.
2.12.
De FIOD en het AD hebben op hun website op 28 respectievelijk 29 september 2021 een artikel geplaatst waarin staat dat [naam 6] is aangehouden en zij ervan wordt verdacht geld van stichting [eiseres] te verduisteren en wit te wassen.

3.Het geschil

3.1.
Stichting [eiseres] vordert ING:
I. te bevelen de bankrelatie op gebruikelijke wijze voort te zetten dan wel te herstellen en ING te verbieden de bankrekening te blokkeren totdat een verklaring voor recht is verkregen over de rechtsgeldigheid van de beëindiging van die bankrelatie, op straffe van een dwangsom;
II. te verbieden de (persoons)gegevens van stichting [eiseres] in het IVR op te nemen, op straffe van een dwangsom,
III. te veroordelen in de proces- en nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Stichting [eiseres] stelt daartoe dat ING onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt op grond waarvan zij bevoegd of verplicht was om de bankrelatie te beëindigen. ING heeft niet meegedeeld waarom zij geen vertrouwen meer heeft in [naam 6] . Die heeft alle relevante informatie, waarover zij de beschikking had, met ING gedeeld. Zelfs als er al redenen voor ING zouden zijn om [naam 6] niet meer te vertrouwen, is dat nog geen reden om stiching [eiseres] niet te vertrouwen. De stichting heeft een groot belang bij het behouden van de zakelijke betaalrekening. Het einde van de bankrelatie met ING betekent het einde van de voedselcentra met alle nadelige gevolgen van dien.
3.3.
ING heeft aangevoerd, samengevat, dat zij de bankrelatie heeft opgezegd op grond van artikel 35 Algemene Bankvoorwaarden, omdat zij het vertrouwen in [naam 6] en daarmee ook in stichting [eiseres] is verloren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een gebod om een bankrelatie voort te zetten, kan in kort geding worden uitgesproken als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter die vordering zal toewijzen en als niet van de eisende partij kan worden gevergd dat die de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
Het spoedeisend belang bij de vorderingen volgt in dit geval uit de aard van de vordering.
4.3.
ING heeft artikel 35 van de algemene bankvoorwaarden aan de opzegging van de bankrelatie met stichting [eiseres] ten grondslag gelegd. Op grond van dat artikel mag ING de relatie met een klant beëindigen zonder dat die klant in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen. Beëindiging van de relatie is alleen niet toegestaan als die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij moet de bank wel haar zorgplicht jegens de klant in acht nemen.
4.4.
Banken hebben geen formele opsporingsbevoegdheden en zijn voor het cliëntenonderzoek afhankelijk van informatie uit openbare bronnen en informatie van de klant zelf. De klant is verplicht de bank te voorzien van de nodige informatie over – onder meer – zijn activiteiten en de wijze waarop hij aan het geld is gekomen dat hij bij de bank onderbrengt (artikelen 2 lid 2, 3 en 7 van de Algemene Bankvoorwaarden).
4.5.
Vanwege een groot aantal contante stortingen op de privérekening van [naam 6] voor in totaal een bedrag van meer dan € 476.000,00 is ING een onderzoek gestart naar [naam 6] en heeft ING haar daarover vragen gesteld. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft ING bij brief van 20 mei 2021 haar bevindingen gestuurd naar [naam 6] en haar een laatste mogelijkheid geboden om een en ander uit te leggen (zie 2.8). Dit heeft zij niet willen of kunnen doen. Gelet op de bevindingen van ING en het uitblijven van een reactie daarop door [naam 6] , had ING in de gegeven omstandigheden alle redenen om geen vertrouwen meer te hebben in [naam 6] . Dit is er niet beter op geworden door het bericht op de website van FIOD en AD dat [naam 6] is opgepakt en wordt verdacht van verduistering en witwassen van gelden van stichting [eiseres] . Als enig bestuurder is [naam 6] het gezicht van stichting [eiseres] en verantwoordelijk voor deze stichting. Het is daarom begrijpelijk dat ING ook het vertrouwen in stichting [eiseres] is kwijt geraakt. Daar komt nog bij dat de door ING in het onderzoek naar [naam 6] geconstateerde onregelmatigheden voor een groot deel betrekking hebben op stichting [eiseres] .
4.6.
Dit gebrek aan vertrouwen in stichting [eiseres] kon mogelijk worden opgelost door het terugtreden van [naam 6] als bestuurder van de stichting en het aanstellen van een meerhoofdig bestuur. Ter zitting is dit nog aan de orde geweest, maar [naam 6] weigert het veld te ruimen en zet daarmee het voortbestaan van stichting [eiseres] en alle goede werkzaamheden die de stichting verricht voor kansarme personen in de samenleving op het spel. Dat kan echter niet aan ING worden verweten.
4.7.
Van ING kan niet worden verwacht dat zij haar diensten blijft verlenen aan een partij die haar administratie niet op orde heeft en waarvan de bestuurder ook niet voldoende doordrongen lijkt te zijn van het belang van controle op witwassen. Mede gelet op de door ING geboden oplossing van een nieuw bestuur en de tijd die ondertussen sinds de opzegging van de bankrelatie op 3 juni 2021 is verstreken, is de opzegging dan ook niet onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en evenmin in strijd met de zorgplicht van ING.
4.8.
De slotsom is dat ING de relatie met stichting [eiseres] mocht beëindigen en haar mocht registreren in het IVR. De vorderingen van stichting [eiseres] zullen dan ook worden afgewezen.
4.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal stichting [eiseres] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van ING begroot op € 676,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat.
4.10.
De verzochte nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt stichting [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van ING begroot op € 1.692,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van vijftien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening,
5.3.
veroordeelt stichting [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf vijftien dagen na betekening van dit vonnis,
5.4.
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MvG