ECLI:NL:RBAMS:2022:3578

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
AMS 22/2697
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestuursdwang voor pleziervaartuig in Amsterdam

In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 juni 2022, in de zaak met nummer AMS 22/2697, werd een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, die een pleziervaartuig van meer dan 10 meter in het binnenwater van Amsterdam heeft liggen, had bezwaar gemaakt tegen een last onder bestuursdwang die hem opdroeg het vaartuig vóór 3 juni 2022 te verwijderen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet onder de overgangsregeling valt, omdat hij geen vignet heeft en dat handhaving door de gemeente gerechtvaardigd is. Verzoeker exploiteert een bed & breakfast op het vaartuig, maar dit is niet toegestaan zonder vergunning. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dit betekent dat verzoeker zijn vaartuig uit het binnenwater van Amsterdam moet verwijderen. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2697

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Amsterdam, verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. R.J.M. Peeters).

Inleiding

In het bestreden besluit van 19 mei 2022 heeft verweerder aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd om zijn vaartuig vóór 3 juni 2022 uit het binnenwater van Amsterdam te verwijderen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker hangende dit bezwaar.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigde van verweerder. Namens verweerder waren ook [de persoon 1] en [de persoon 2] op de zitting aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker ligt sinds 2014 met zijn pleziervaartuig van meer dan 10 meter lengte in de [locatie] op het adres [adres] en exploiteert daarop een bed & breakfast. Het pleziervaartuig ligt naast het woonschip waar verzoeker zelf in woont.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit verzoeker gelast om zijn pleziervaartuig te verwijderen, omdat in artikel 2.1.4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening op het binnenwater (Vob) staat dat het niet toegestaan is om met een pleziervaartuig van langer dan 10 meter in het binnenwater ligplaats te nemen.
4.1.
Verzoeker betwist niet dat zijn pleziervaartuig langer is dan 10 meter. Hij voert aan dat hij al sinds 2014 met dit vaartuig op deze plek ligt. Hij exploiteert al sinds 2007 een bed & breakfast en dat is altijd door verweerder gedoogd. Hij vindt dat zijn vaartuig op deze locatie moet mogen blijven liggen.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat al sinds 2015 in het Vob staat dat het niet toegestaan is om met een pleziervaartuig van langer dan 10 meter in het binnenwater ligplaats te nemen. Op de zitting is besproken dat verzoeker met zijn vaartuig niet onder de overgangsregeling valt voor pleziervaartuigen van langer dan 10 meter. Dan had hij al vóór 2014 een vignet moeten hebben, en dat heeft hij nooit gehad. Verweerder is daarom gerechtigd om handhavend op te treden. Verder heeft verweerder uitgelegd dat er een achterstand in de handhaving is, maar dat het Nautisch Toezicht nu bezig is met het inhalen van de achterstand en verzoeker daarom nu pas gelast is om zijn vaartuig te verwijderen.
5.1.
Verzoeker voert aan dat hij de termijn om zijn vaartuig te verwijderen te kort vindt, omdat hij op het vaartuig een bed & breakfast exploiteert. Hij heeft zijn vaartuig inmiddels verwijderd en kan daarom nu zijn bed & breakfast niet meer exploiteren, terwijl dit zijn voornaamste bron van inkomsten is. Hij heeft meer tijd nodig om een vervangend vaartuig te regelen dat wel aan de vereisten voldoet.
5.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker op de zitting heeft verklaard dat hij wel een vergunning heeft voor het exploiteren van een bed & breakfast op zijn eigen woonschip, maar niet op zijn pleziervaartuig. Het exploiteren van een bed & breakfast op zijn pleziervaartuig is dus niet toegestaan. Deze exploitatie is daarom geen belang waar verweerder of de voorzieningenrechter rekening mee moet houden en vormt dan ook geen reden om het bestreden besluit te schorsen.

Conclusie en gevolgen

6. Uit het voorgaande volgt dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dit betekent dat verzoeker zijn pleziervaartuig vooralsnog uit het binnenwater van Amsterdam verwijderd moet houden.
7. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.