ECLI:NL:RBAMS:2022:3632

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4128
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over naheffingsaanslag parkeerbelasting en de uitzondering van onmiddellijk in- en uitstappen

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die was opgelegd aan [eiser]. De heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen had de naheffingsaanslag opgelegd omdat de auto van [eiser] op een fiscale parkeerplaats stond zonder dat er parkeerbelasting was betaald. [eiser] maakte bezwaar tegen deze naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft [eiser] beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 8 juni 2022 heeft [eiser] verklaard dat hij zijn auto slechts kort had stilgezet om zijn dochter uit te laten stappen voor een afspraak bij de orthodontist. De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar de bewijslast draagt om aan te tonen dat de naheffingsaanslag terecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de scanfoto's van de auto niet voldoende bewijs leveren dat er geen personen in de auto aanwezig waren op het moment van de controle.

De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiser] erin is geslaagd aan te tonen dat er sprake was van een uitzonderingssituatie, namelijk het onmiddellijk in- en uitstappen. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag vernietigd en het beroep van [eiser] gegrond verklaard. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de reiskosten van [eiser]. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4128

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Aalsmeer, eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J.M. Smits)

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft aan [eiser] een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. [eiser] heeft op 30 juli 2021 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. In de uitspraak op bezwaar van 5 augustus 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
[eiser] heeft hiertegen vervolgens beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2022. [eiser] is verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Met gemachtigde zijn [Gem. verweerder] verschenen.

Overwegingen

1. Op 8 juli 2021 stond de auto van [eiser] stil op een fiscale parkeerplaats aan de [straat] in Amstelveen. Om 15:46 uur is bij een controle door een scanauto geconstateerd dat hij geen parkeerbelasting had betaald. Vervolgens is een naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag is opgelegd aan de partner van [eiser] , [naam partner] , in wiens auto [eiser] reed.
2. [eiser] vindt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat er sprake was van onmiddellijk in- en uitstappen. Hij stond namelijk kort stil om zijn dochter te laten uitstappen voor de orthodontiepraktijk waar zij een afspraak had. Daarna is hij onmiddellijk doorgereden naar het stadshart van Amstelveen.
3. De rechtbank stelt voorop dat op de heffingsambtenaar de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat in beginsel sprake is geweest van parkeren en daarmee van een belastbaar feit. Op de scanfoto's is te zien dat de auto op de fiscale parkeerplaats stilstond met de lichten uit. De portieren van de auto waren gesloten en er was geen activiteit rondom de auto waar te nemen.
4. Vervolgens is het aan [eiser] om aannemelijk te maken dat er sprake is van een uitzonderingssituatie, namelijk van het onmiddellijk in- of uit (laten) stappen. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] hierin is geslaagd. De rechtbank betrekt daarbij de omstandigheid dat de heffingsambtenaar de door [eiser] geschetste situatie in zoverre niet betwist en dat met de scanfoto’s slechts een momentopname is vastgelegd. De rechtbank acht van belang dat de scanfoto’s niet kunnen bijdragen aan het 'bewijs' dat er in de auto geen personen zaten. De foto's zijn van een dusdanige kwaliteit dat het door [eiser] geschetste scenario mogelijk is, te weten dat hij nog in de auto zat met zijn dochter. Nadat [eiser] zijn auto tot stilstand had gebracht is zijn dochter niet onmiddellijk uitgestapt, omdat zij in de auto nog even naar een mondkapje zocht. [eiser] heeft verder bewijs overgelegd van de afspraak van zijn dochter bij de orthodontie praktijk. De tijdstip van de naheffingsaanslag komt overeen met aanvangstijdstip van die afspraak. De rechtbank acht onder de gegeven omstandigheden aannemelijk dat zich de uitzondering voordeed van het onmiddellijk laten uitstappen.
5. De rechtbank verklaart gelet op het bovenstaande het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak en vernietigt de naheffingsaanslag.
6. De heffingsambtenaar dient het door [eiser] betaalde griffierecht van € 49,- aan hem te vergoeden.
7. [eiser] heeft verzocht om vergoeding van zijn reiskosten.
8. Reiskosten komen voor vergoeding in aanmerking. [1] Het tarief voor de reiskosten wordt vastgesteld gelijk aan de hoogte van de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Uit de NS Reisplanner blijkt dat de kosten van een enkele reis met het openbaar vervoer vanaf het huisadres van [eiser] naar het adres van de rechtbank maximaal € 3,28 bedraagt. [eiser] heeft daarom recht op € 6,56 (heen en terug) voor het verschijnen op de zitting bij de rechtbank. Gelet hierop veroordeelt de rechtbank de heffingsambtenaar in de door [eiser] gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 6,56.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak;
  • vernietigt de naheffingsaanslag en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de bestreden uitspraak;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 49,- aan [eiser] te vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de door [eiser] gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 6,56.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.