ECLI:NL:RBAMS:2022:3672
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en verdeling van eenvoudige gemeenschappen met betrekking tot minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 6 juli 2000 in Amsterdam zijn gehuwd. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen de Nederlandse nationaliteit bezitten, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding. De rechtbank heeft de vrouw ontvangen in haar verzoek, ondanks het ontbreken van een ouderschapsplan, omdat zij voldoende heeft gemotiveerd dat het op dat moment niet mogelijk was om een dergelijk plan over te leggen.
De rechtbank heeft ook de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen vastgesteld, waarbij is bepaald dat de hoofdverblijfplaats bij de vrouw zal zijn. De man is verplicht om een bijdrage van € 145,00 per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Daarnaast heeft de rechtbank de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen tussen partijen behandeld, waaronder de verkoop van de gezamenlijke woning en de verdeling van inboedel en schilderijen. De rechtbank heeft bepaald dat de woning aan een derde zal worden verkocht en dat de netto-verkoopopbrengst gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld. De rechtbank heeft ook de verdeling van de inboedel en schilderijen vastgesteld, waarbij partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling.
Tot slot heeft de rechtbank bepaald dat elke partij de eigen proceskosten draagt en heeft zij het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.