Overwegingen
Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres heeft op 27 februari 2020 een Wob-verzoek bij verweerder ingediend. Het verzoek betreft – kort gezegd – alle documenten met betrekking tot het verleende renteloze krediet aan het [belanghebbende] om de voorzieningen voor proefdieren en dierproeven te concentreren en te verbeteren.
2. Met het primaire besluit heeft verweerder het Wob-verzoek van eiseres deels ingewilligd. Bij het primaire besluit is een inventarislijst gevoegd met vermelding van tweeëntwintig aangetroffen documenten. Per document is vermeld wat over de openbaarmaking is besloten en op welke grondslag. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
3. Verweerder heeft alle documenten op passsageniveau en in bepaalde gevallen op zinsniveau, opnieuw beoordeeld. Met het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder alsnog zeven aanvullende documenten die zien op eiseres haar verzoek aangetroffen. Deze documenten heeft verweerder (deels) openbaar gemaakt. Daarnaast heeft verweerder van een aantal van de tweeëntwintig eerder bekende documenten meer openbaar gemaakt.
4. Hangende beroep heeft verweerder het bestreden besluit II genomen. Daarin heeft verweerder alsnog twee aanvullende documenten (deels) openbaar gemaakt. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit III genomen, waarin hij alsnog veertien documenten betrokken heeft bij het Wob-verzoek en deze deels openbaar heeft gemaakt. Nu verweerder het bestreden besluit niet langer (volledig) handhaaft, is het beroep van eiseres gegrond. Er bestaat aanleiding voor een vergoeding van het griffierecht en een veroordeling in de proceskosten. Hier zal de rechtbank later in de uitspraak op terugkomen. Eiseres kan zich ook met de bestreden besluiten II en III niet verenigen en handhaaft haar beroep.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder met de bestreden besluiten gebruik heeft gemaakt van drie verschillende inventarislijsten met daarop verschillende documenten. Daarnaast heeft verweerder met het bestreden besluit II twee documenten (gedeeltelijk) openbaar gemaakt, maar deze niet op een inventarislijst genoemd. De inventarislijsten zijn afzonderlijk opgesteld en steeds genummerd beginnend met 1, waardoor er nu meerdere documenten met ‘nummer 1’ zijn. Voor de overzichtelijkheid van de uitspraak maakt de rechtbank gebruik van een eigen opgestelde inventarislijst. Deze inventarislijst is opgenomen in de bijlage van deze uitspraak.
6. Eiseres heeft de rechtbank toestemming gegeven om de documenten waar zij geen kennis van heeft mogen nemen te gebruiken bij de beoordeling van haar beroep. De rechtbank heeft daarom met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kennisgenomen van de niet openbaar gemaakte gegevens.
Omvang van het verzoek
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het nemen van het bestreden besluit II en het bestreden besluit III meer documenten heeft betrokken onder het Wob-verzoek van eiseres. Eiseres betwist in zoverre de omvang van het verzoek niet meer. Wel heeft eiseres zich op zitting afgevraagd of het verstrekte documentnummer 31 is overgelegd. Verweerder heeft op zitting aangegeven dat dit document is overgelegd met het bestreden besluit II en wijst op een document bestaande uit drie pagina’s en beginnend met het woord ‘projectbegroting’. De rechtbank zal op deze beroepsgrond later in de uitspraak terugkomen en zal eerst ingaan op de door verweerder gebruikte weigeringsgronden.
Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c van de Wob (vertrouwelijk meegedeelde bedrijfs- en fabricagegegevens)
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat alle op deze grond geweigerde informatie onterecht is gecensureerd. Daarbij merkt eiseres op dat verweerder in het bestreden besluit III stelt dat artikel 10, eerste lid aanhef en onder c van de Wob niet van toepassing is. Desondanks legt verweerder aan drie documenten deze weigeringsgrond ten grondslag. Verder voert eiseres aan dat deze bedragen en percentages afkomstig zijn van verweerder zelf. Deze gegevens zijn dus niet vertrouwelijk aan hem medegedeeld door een partij van buiten de overheid. Deze weigeringen zijn dan ook op deze grond onrechtmatig.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder deze weigeringsgrond voor de documenten 32, 44 en 45 heeft toegepast. Uit het bestreden besluit III blijkt dat verweerder stelt dat voor de financiële gegevens die voorheen (mede) op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c van de Wob niet openbaar zijn gemaakt, deze weigeringsgrond niet meer van toepassing wordt geacht. In tegenspraak met wat in het bestreden besluit III is gesteld, heeft verweerder de weigeringsgrond echter wel toegepast voor de documenten 32, 44 en 45. Dit levert een motiveringsgebrek op, waardoor het bestreden besluit alleen al om die reden voor vernietiging in aanmerking komt.
10. Op zitting heeft verweerder verklaard dat het bestreden besluit ongelukkig is geformuleerd en dat de weigeringsgrond nog wel van toepassing is. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ongelakte versies van documenten 32, 44 en 45 en overweegt als volgt. Anders dan verweerder stelt en met eiseres is de rechtbank van oordeel dat de gelakte stukken niet op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c van de Wob konden worden geweigerd. Zo wordt in document 32 onder meer door verweerder projectkosten voor krediet en een percentage berekend. Dit is geen informatie die vertrouwelijk aan verweerder is verstrekt. Ook de onder documenten 44 en 45 op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c van de Wob weggelakte passages kunnen niet onder deze weigeringsgrond worden geweigerd. De rechtbank draagt verweerder op om een nieuwe beslissing te nemen omtrent deze passages en te beslissen of deze passages alsnog openbaar kunnen worden gemaakt of onder een andere weigeringsgrond moeten worden geweigerd.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e van de Wob (eerbiediging persoonlijke levenssfeer)
11. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte weigert namen en functies van tekenbevoegde of publiek optredende ambtenaren van [belanghebbende] openbaar te maken, omdat zij mogelijk het doelwit kunnen worden van acties van dierenactivisten. Eiseres wijst meer specifiek op de documenten 4 en 10 waarin verweerder weigert de naam van de directeur biomedische wetenschappen van [belanghebbende] openbaar te maken. Deze persoon treedt in deze functie in de openbaarheid. Verder wijst eiseres op twee passages in document 16. Eiseres betwist dat het in deze passages gaat om persoonsgegevens.
12. Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e van de Wob blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)volgt dat het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich verzet tegen openbaarmaking van namen van ambtenaren die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden, tenzij de indiener van het desbetreffende Wob-verzoek aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de openbaarheid in een concreet geval zwaarder weegt.
13. Op zitting heeft eiseres haar beroep ten aanzien van de e-grond beperkt tot enkel de namen die zien op publieke figuren en tekenbevoegde ambtenaren. De rechtbank heeft steekproefsgewijs de documenten beoordeeld waarin verweerder passages heeft geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e van de Wob. De rechtbank is van oordeel dat er in die stukken daadwerkelijk sprake is van persoonsgegevens en tot individuele betrokkenen herleidbare gegevens, met uitzondering van een aantal passages in documentnummer 16, zoals de rechtbank bij de hierna volgende overweging 14 zal bespreken. Mede gelet op de gegeven motivering heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank het belang van eerbiediging van die persoonlijke levenssfeer zwaarder mogen laten wegen dan het belang van openbaarmaking. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het belang van openbaarheid in dit geval zwaarder moet wegen. Eiseres heeft verder betwist dat verweerder enkel persoonsgegevens heeft geweigerd van personen die niet in de openbaarheid treden. Verweerder is in de bestreden besluiten niet ingegaan op eiseres haar stelling en heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd dat enkel persoonsgegevens zijn weggelakt van personen die niet in het openbaar naar buiten treden. Ook deze beroepsgrond slaagt dus. De rechtbank draagt verweerder op om in het bestreden besluit een nieuwe afweging te maken of de geweigerde passages onder artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e van de Wob persoonsgegevens omvatten van personen die in de openbaarheid naar buiten toe treden.
14. De rechtbank stelt vast dat verweerder in documentnummer 16 passages heeft geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e van de Wob. Op zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat onder deze grond onder meer locatiegegevens zijn geweigerd, omdat hiermee te herleiden is waar personen werkzaam zijn. De rechtbank heeft kennisgenomen van het ongelakte documentnummer 16 en heeft inderdaad geconstateerd dat een gelakte passage een locatie betreft en een andere gelakte passage een gegeven betreft die herleidbaar is naar een locatie. De rechtbank overweegt echter dat de weggelakte passages in deze context geen persoonsgegevens betreffen. Verweerder kon desbetreffende passages dan ook niet onder deze weigeringsgrond weigeren. Ook op dit punt kan het bestreden besluit niet in stand blijven en dient verweerder een nieuwe beslissing te nemen over de weigering van deze passages.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b van de Wob (de economische en financiële belangen) en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g van de Wob (onevenredige bevoordeling of benadeling)
15. Eiseres betwist dat alle op deze grond geweigerde bedragen betrekking hebben op een daadwerkelijke en lopende onderhandelingspositie van [belanghebbende] . Eiseres stelt dat openbaarmaking niet leidt tot schade aan de belangen van [belanghebbende] en evenmin tot onevenredige benadeling. Volgens eiseres gaat het onder meer om begrote en gemaakte projectkosten over 2017 en 2018, wat volgens eiseres historische bedragen zijn.
16. Volgens vaste rechtspraak van de Afdelingkunnen de economische en financiële belangen betrekking hebben op de onderhandelingspositie van een bestuursorgaan. Een beroep op deze weigeringsgrond kan in elk geval worden gedaan voor de duur van het onderhandelingsproces. Daarnaast kan onder omstandigheden ook de onderhandelingspositie van het bestuursorgaan in de toekomst een reden zijn om deze uitzonderingsgrond van toepassing te achten.
17. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ongelakte stukken in de documenten 4, 5, 11, 14, 17, 22, 31, 32, 33, 37, 44 en 45 en deze gecontroleerd op de toepassing van de weigeringsgrond uit artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b van de Wob (de economische en financiële belangen) en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g van de Wob (onevenredige bevoordeling of benadeling). De rechtbank heeft geconstateerd dat het in de documenten veelal gaat om bedragen en of percentages. Verweerder heeft daarover gesteld dat vanwege de wijziging van het projectplan van renovatie naar nieuwbouw de aangekondigde aanbesteding nog niet heeft plaatsgevonden. De gesprekken over de inboedel zijn ook nog niet afgerond. Verweerder acht het daarom reëel dat het openbaar maken van de begroting en aanverwante financiële informatie de onderhandelingspositie van het [belanghebbende] als bestuursorgaan bij het uitvoeren van het project dan wel de onderhandelingen met betrekking tot contracten kan schaden en derden daardoor onevenredig kunnen bevoordelen of benadelen. De rechtbank acht deze motivatie van verweerder navolgbaar. Verweerder heeft de financiële belangen dan ook terecht zwaarder laten wegen dan het openbaar maken van de cijfers.
18. De rechtbank heeft meer specifiek kennisgenomen van de documenten 33 en 45, omdat in deze documenten grotere passages zijn weggelakt dan enkel bedragen en/of percentages. De rechtbank overweegt over de weggelakte passages in deze documenten als volgt. In document 33 heeft verweerder onder het kopje “uitsplitsing begroting” een tabel weggelakt op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e in samenhang met de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ongelakte versie van document 33 en stelt voorop dat in de tabel geen persoonsgegevens voorkomen. Verder heeft verweerder ook niet aannemelijk gemaakt dat de gegevens in de tabel zorgen voor een onevenredige bevoordeling of benadeling, nu in de tabel ook geen bedragen voorkomen. De rechtbank acht de gegevens in de tabel dan ook ten onrechte geweigerd. In document 45 heeft verweerder de gehele pagina 8 van het bijgevoegde businessplan geweigerd op de weigeringsgrond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, in samenhang met het tweede lid, aanhef en onder b van de Wob. De rechtbank heeft ook van de ongelakte versie van dit document kennisgenomen. De rechtbank stelt vast dat op deze pagina een opsomming van negen bulletpoints wordt genoemd. De rechtbank overweegt dat verweerder in dit geval niet zonder meer al deze negen bulletpoints heeft kunnen weigeren. De rechtbank wijst onder meer op de eerste bulletpoint die in zijn geheel niet hoefde te worden geweigerd. Ook voor de andere bulletpoints had verweerder zich bijvoorbeeld kunnen beperken tot het enkel weigeren van bedragen.
19. Op zitting is gesproken over document 27. Verweerder stelt dat hij dit document niet meer in bezit heeft en om die reden het document niet (deels) heeft openbaar gemaakt. Volgens vaste rechtspraakis het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. De rechtbank overweegt dat uit het bestreden besluit niet is gebleken op welke manier verweerder onderzoek heeft gedaan. Desgevraagd op zitting heeft verweerder bijvoorbeeld aangegeven ook niet te weten of hij document 27 bij de verzender van de mail heeft opgevraagd. De rechtbank acht op dit punt het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Verweerder dient een nieuwe zoekslag te maken naar document 27. Indien verweerder ook na deze nieuwe zoekslag document 27 niet heeft kunnen vinden, dient verweerder gemotiveerd aan te geven hoe hij onderzoek heeft gedaan.
20. Op zitting is verder besproken dat de openbaar gemaakte documenten niet altijd identiek zijn aan de documenten die verweerder in de eerdere Wob-procedure van een derde, met een besluit van 8 september 2017, openbaar heeft gemaakt. De rechtbank stelt inderdaad vast dat het door eiseres overgelegde document afkomstig van die eerdere Wob-procedure hetzelfde document betreft als documentnummer 32. Voor zover de verschillen zien op een gestempelde datum in plaats van een getypte datum, acht de rechtbank navolgbaar dat dit is ontstaan door de manier van printen, zoals verweerder ter zitting heeft betoogd. Ook voor het gelakte percentage kan de rechtbank volgen dat dit komt door de geprinte versie. De rechtbank heeft echter net als eiseres geconstateerd dat de in document 32 genoemde bedragen in bijlage 2 en 3 feitelijk anders zijn dan in hetzelfde verstrekte document bij het besluit van 8 september 2017. De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat de bedragen van hetzelfde overgelegde document verschillen. De enkele stelling van verweerder dat ook dit is ontstaan door het printen, volgt de rechtbank niet. Ook op dit punt is het bestreden besluit dus onvoldoende gemotiveerd. Verweerder dient onderzoek te doen en te motiveren hoe de bedragen in hetzelfde document anders kunnen zijn in twee verschillende Wob-procedures. Verder dient verweerder te motiveren wat de correcte bedragen zijn in dit document.
21. Het verzoek van eiseres aan de rechtbank om zelf in deze zaak te voorzien, heeft eiseres op zitting ingetrokken. De rechtbank ziet gelet op het aantal gebreken ook geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder moet op diverse geschilpunten nog nader onderzoek doen of een (nieuwe) stellingname innemen.
22. De rechtbank wijst verweerder ten overvloede op het volgende. Verweerder heeft hangende beroep meerdere inventarislijsten en bestreden besluiten genomen. Daarmee heeft verweerder voor de rechtbank, eiseres en hemzelf een zoekplaatje gemaakt hoeveel documenten in geschil zijn en welke documenten zijn geweigerd. De rechtbank verzoekt verweerder dan ook bij het nemen van een nieuw bestreden besluit één inventarislijst op te stellen met alle documenten. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat op 1 mei 2022 de Wet open overheid in werking is getreden. Een nieuw bestreden besluit moet dan ook conform deze wet genomen worden. Verder verzoekt de rechtbank verweerder om te onderzoeken of het onder overweging 7. genoemde financieel plan is overgelegd nu dit ook voor de rechtbank niet zonder meer duidelijk is.
23. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en draagt verweerder op binnen een termijn van 6 weken na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak.
24. De rechtbank bepaalt dat verweerder aan eiseres de door haar betaalde griffierechten vergoedt en veroordeelt verweerder in de proceskosten. De gemaakte proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor van 1).