5.2.Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat de zoekslag die verweerder heeft verricht niet uitputtend is geweest. Eiseres voert aan, voor wat betreft communicatie als sms- en whatsapp-berichten, dat de zoekslag te beperkt is geweest en kennelijk is beperkt tot communicatie tussen de minister en de SG. Eiseres verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar inmiddels openbaar gemaakt sms-verkeer met de burgemeester van Amsterdam. Verder verwijst eiseres naar sms-berichten waaruit blijkt dat er contact is geweest met de burgemeester van Dordrecht. Ook die berichten zitten dus ten onrechte niet bij de stukken. Daarnaast stelt eiseres dat een (nadere) zoekslag van verweerder ten onrechte niet heeft plaatsgevonden in de telefoon van de minister zelf, maar slechts in die van de SG.
Eiseres voert verder aan dat verweerder ook bij andere partijen navraag had kunnen doen of zij nog sms'jes van de minister hadden ontvangen en bewaard over de bestrijding van het coronavirus.
Het oordeel van de rechtbank
6. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (hierna: Woo; Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo (Staatsblad 2021, 500), in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. Dat geldt in principe ook voor besluiten op bezwaar of besluiten die worden genomen na een bestuurlijke of judiciële lus. Het besluit op bezwaar dat in deze zaak ter beoordeling staat, is genomen op 17 juni 2021, dus voor 1 mei 2022. Dat betekent dat in dit geding de Wob nog van toepassing is.
7. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder in het bestreden besluit voldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke weigeringsgronden op welke passages zijn toegepast (de rechtbank begrijpt: in de documenten A, C en D, want in de documenten onder B is maar één weigeringsgrond toegepast). Daarnaast zijn partijen verdeeld over de vraag of de zoekslag van verweerder voldoende is geweest. De rechtbank overweegt als volgt.
Over de toegepaste weigeringsgronden
8. De rechtbank heeft ter zitting op basis van de gelakte stukken zoals die openbaar zijn gemaakt, vastgesteld dat niet per gelakte passage is aangegeven wat de weigeringsgrond is van de betreffende passages. Reeds op grond hiervan is de motivering van het bestreden besluit niet voldoende. Het beroep is reeds daarom vanwege strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht gegrond. De rechtbank dient te beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
9. Verweerder heeft in zijn verweerschrift en ter zitting erkend dat hij in het bestreden besluit niet duidelijk heeft gemaakt op grond van welke genoemde weigeringsgronden passages in de documenten onder C en D niet openbaar zijn gemaakt. Die motivering heeft hij met het verweerschrift alsnog gegeven. Verweerder heeft ook een nieuwe versie van de openbaar gemaakte documenten C en D bij het verweerschrift gevoegd. Voor het overgrote deel van de passages waarvan de openbaarmaking is geweigerd, is artikel 10, tweede lid, onder e van de Wob toegepast, omdat het namen van ambtenaren betreft. Bij de overige passages is in de nieuwe versie van de openbaargemaakte stukken weergegeven op welke weigeringsgrond de weigering steunt. Voor een beperkt aantal passages geldt dat ze buiten de reikwijdte van het verzoek vallen, met name omdat het geen sms-berichten zijn die zijn gewisseld tussen de minister en de SG of de raadsadviseur, maar tussen ambtenaren onderling. Verweerder heeft het verzoek van eiseres zo begrepen dat die berichten niet binnen de reikwijdte van het verzoek vallen.
10. Ten aanzien van de documenten onder A heeft verweerder toegelicht dat uitsluitend op pagina 3 een naam van een persoon wordt genoemd. De openbaarmaking daarvan is geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, onder e van de Wob. De weigering de overige namen (van ministeries) openbaar te maken berust op artikel 10, tweede lid, onder g van de Wob.
11. Eiseres heeft tegen de in het verweerschrift en op zitting gegeven motivering van verweerder verder geen beroepsgronden aangevoerd. Nu de ontbrekende motivering welke weigeringsgronden zijn toegepast in de documenten A, C en D, hangende beroep door verweerder is hersteld, is de rechtbank van oordeel dat het gebrek daarmee is hersteld. De rechtbank zal daarom bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op dit onderdeel in stand blijven.
12. Ter zitting is gebleken dat de grond van eiseres dat geen afdoende zoekslag heeft plaatsgevonden met name gericht is op de documenten in de vorm van sms- of whatsapp- berichten die zich onder de minister zouden bevinden of zich daar bevonden zouden hebben.
13. Namens verweerder is gesteld dat een afdoende zoekslag heeft plaatsgevonden en dat de door eiseres genoemde berichten van derden of waarin derden worden genoemd geen aanleiding zijn voor een andere conclusie. Verder heeft verweerder toegelicht dat een nadere zoekslag in de gegevensdrager van de minister niet heeft plaatsgevonden, omdat er geen documenten in die telefoon staan opgeslagen.
14. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling, zie onder meer de uitspraak van 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1966) is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. 15. Ten aanzien van de archivering van berichten heeft verweerder nader toegelicht op grond van welke criteria documenten en berichten worden opgeslagen. Verweerder heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat het archiveren van sms- en whatsapp-berichten handmatig wordt gedaan door degene die het bericht ontvangt. Daarbij geldt, kortgezegd, de afspraak dat uitsluitend die sms- en whatsapp-berichten worden bewaard die relevant zijn voor de (eventuele) reconstructie van bestuurlijke besluitvorming. Wanneer de minister een bericht ontvangt waarvan hij van oordeel is dat dit behoort te worden gearchiveerd, wordt dit bericht doorgestuurd aan de SG. De minister maakt, aldus verweerder, op het moment van ontvangen of verzenden meteen zelf een selectie van de te archiveren berichten door deze in ‘cc’(copie conform) naar zijn SG en ambtenaren door te zetten. Dit vanwege de beperkte opslagmogelijkheid op zijn mobiele telefoon. De verantwoordelijke ambtenaar maakt vervolgens een schermafbeelding van het ontvangen sms-bericht en archiveert deze in een themamap, ook wel
hotspotgenoemd. Als leidraad voor archivering geldt de handreiking voor de Rijksoverheid 'Bewaren van chatberichten', waarin, zoals hiervoor is aangegeven, het uitgangspunt is dat alleen chatberichten die relevant zijn voor de reconstructie van bestuurlijke besluitvorming moeten worden bewaard. Relevante berichten zijn berichten die onderdeel uitmaken van (de toekomstige reconstructie van) besluitvorming in zaken/dossiers met maatschappelijke, politiek-bestuurlijke, financiële, juridische en of organisatorische consequenties die voortvloeien uit overheidshandelen.
16. Desgevraagd heeft verweerder verder toegelicht dat hangende bezwaar en naar aanleiding van het Wob-verzoek een digitale zoekslag in de
hotspotis gedaan. Daarnaast heeft verweerder zowel de SG als de beide bij dit onderwerp betrokken raadadviseurs gevraagd (nogmaals) hun e-mailboxen en mobiele telefoons te (doen) doorzoeken naar documenten die onder het Wob-verzoek vallen. De telefoon van één raadsadviseur kon niet worden onderzocht omdat deze tussentijds was gecrasht. De telefoon van de minister zelf is niet onderzocht omdat hij tekstberichten terstond – in elk geval dagelijks – verwijdert nadat hij deze heeft doorgestuurd. Een nadere zoekslag bij hem had daarom geen toegevoegde waarde, aldus verweerder.
17. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerders stelling dat er niet meer documenten zijn voldoende geloofwaardig. Op basis van de door eiseres genoemde berichten is niet aannemelijk geworden dat verweerder meer en andere documenten in de vorm van tekstberichten onder zich heeft die betrekking hebben op het Wob-verzoek. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het gaat om tekstberichten van berichtenapps die niet in beheer zijn van de overheid en dat de technische functionaliteit van informatiebeheer binnen de berichtenapps zeer beperkt is. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 21 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2477. De omstandigheid dat in de door eiseres genoemde berichten verwezen wordt naar sms-berichten aan de minister zelf zijn daartoe onvoldoende. Immers, hierdoor is nog niet aannemelijk gemaakt dat de betreffende berichten betrekking hebben op de bestuurlijke kwestie én dat die berichten zich daadwerkelijk in hetzij de gegevensdrager van de minister zelf dan wel anderszins als document onder verweerder bevinden. Het bericht van de burgemeester van Amsterdam refereert aan ‘bellen’, niet aan een tekstbericht. Het bericht van de burgemeester van Dordrecht is wel aanwezig bij de openbaar gemaakte documenten omdat het bericht waarin wordt verwezen naar het bericht van de burgemeester van Dordrecht al een kopie van dat bericht in zich draagt. 18. Voor zover de gronden van eiseres zich richten tegen de wijze van archivering van verweerder, overweegt de rechtbank als volgt. Anders dan eiseres kennelijk bedoelt te stellen, volgt uit de Archiefwet niet dat álle digitale tekstberichten behoren te worden bewaard. De rechtbank verwijst ook in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 21 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2477. Voorts maakt, wat er overigens ook zij van het standpunt van eiseres dat sprake zou zijn van schending van de Archiefwet, een gestelde schending van de Archiefwet nog niet dat daarmee aannemelijk is geworden dat verweerder een onvoldoende zoekslag heeft gevoerd en/of dat gebleken is dat verweerder documenten onder zich heeft die ten onrechte niet openbaar zijn gemaakt. Dat laatste ligt in de onderhavige procedure ter toetsing van de rechtbank voor. Voor zover eiseres heeft gesteld dat door de minister gevolgde werkwijze om tekstberichten te archiveren onvoldoende controleerbaar is, maakt dit evenmin dat daardoor aannemelijk is geworden dat verweerders zoekslag onvoldoende is. Ook daartoe zijn de hiervoor beoordeelde en door eiseres genoemde berichten van derden onvoldoende. Binnen de beoordeling op grond van de Wob dient de rechtbank zich een oordeel te vormen over het bestreden besluit. Eiseres kan ook niet worden gevolgd in haar standpunt dat verweerder documenten bij derden had moeten opvragen, nu het standpunt van verweerder dat er niet meer documenten zijn niet ongeloofwaardig is. 19. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover niet is gemotiveerd welke weigeringsgronden bij de documenten A, C en D zijn toegepast en ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand te laten.
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
21. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.