Op 15 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Marokkaanse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 29 april 2022 en betreft een EAB dat is uitgevaardigd door de Procureur van de Republiek te Nanterre, Frankrijk, op 17 december 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1977, was op dat moment gedetineerd in Nederland en had afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de vordering behandeld en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de 17de correctionele kamer van de Gerechtelijk Rechtbank te Nanterre, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van drie jaar is opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering, aangezien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft verklaard dat de opgeëiste persoon na overlevering op de hoogte zal worden gesteld van zijn rechten.
De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Frankrijk beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante artikelen van de OLW zijn toegepast. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.