ECLI:NL:RBAMS:2022:3816

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
13/089258-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Frankrijk

Op 23 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Frankrijk op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 13 april 2022 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie, illegale handel in verdovende middelen en witwassen van opbrengsten van misdrijven. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Franse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 9 juni 2022 heeft de raadsvrouw van de opgeëiste persoon geen verweer gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Frankrijk beoordeeld en geconcludeerd dat er geen gevaar is voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij is opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/089258-22
RK nummer: 22/2064
Datum uitspraak: 23 juni 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 april 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 april 2022 door
de Procureur de la Républiquebij het
Tribunal judiciaire of Paris(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon-of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.E. Hissel, advocaat te Maastricht, en door een tolk in de Franse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd en heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Franse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB, gelezen in samenhang met de informatie die de uitvaardigende justitiële autoriteit op 8 juni 2022 heeft verstrekt, wordt melding gemaakt van een
Arrest Warrantvan 30 juni 2021 uitgevaardigd door de
pre-trial Investigating Judge at the Tribunal Judiciaire of Paris(referentie 20191000037).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Frans recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1, 5 en 9, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
witwassen van opbrengsten van misdrijven
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken (onder andere ECLI:NL:RBAMS:2017:3763) geoordeeld dat op dit moment ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die in deze detentie-instelling zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
De rechtbank heeft kennis genomen van de brief van 1 juni 2022 van de uitvaardigende justitiële autoriteit waarin is vermeld dat de opgeëiste persoon niet gedetineerd zal worden in de detentie-instelling in Nîmes. De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon na overlevering aan Frankrijk dus niet het gevaar loopt op een behandeling in strijd de in artikel 4 van het Handvest gewaarborgde grondrechten. Dit betekent dat de Franse detentieomstandigheden geen beletsel voor de overlevering vormen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, moet de overlevering worden toegestaan.

10.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 13 OLW.

11.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de Procureur de la Républiquebij het
Tribunal judiciaire of Paris(Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juni 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.