ECLI:NL:RBAMS:2022:3820

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
13/086638-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot seksuele uitbuiting van kinderen

Op 23 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 14 april 2022 en betreft een EAB dat op 28 maart 2022 door de onderzoeksrechtbank nummer 5 van Castellón de la Plana in Spanje is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 in Spanje, is gedetineerd en wordt verdacht van strafbare feiten die onder Spaans recht vallen, specifiek seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie.

Tijdens de openbare zitting op 9 juni 2022 werd de zaak behandeld. De officier van justitie, mr. M. Diependaal, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. R. Zilver, en een tolk. De raadsman voerde aan dat het EAB niet voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW), omdat het niet voldoende informatie bevatte over de omstandigheden van de strafbare feiten en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de vereiste informatie wel degelijk was verstrekt.

De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de feiten, de pleegplaats en de pleegdatum, en dat de betrokkenheid van de opgeëiste persoon duidelijk was. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman en concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW. Aangezien er geen weigeringsgronden waren, werd de overlevering toegestaan. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, en mrs. J. van Zijl en R. Godthelp, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. V.D. Reinders.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/086638-22
RK nummer: 22/2057
Datum uitspraak: 23 juni 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 april 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 maart 2022 door de onderzoeksrechtbank nummer 5 van Castellón de la Plana (Spanje) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Spanje) op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Spaanse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Spaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel voorlopige hechtenis van 4 maart 2022 uitgevaardigd door de onderzoeksrechtbank nummer 5 van Castellón de la Plana (Spanje) (dossiernummer: in verband met een gerechtelijk vooronderzoek nr. 656/2021).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Spaans recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsman
De raadsman voert aan dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder e OLW en daarom als ongenoegzaam moet worden aangemerkt. Het EAB bevat niet of nauwelijks een beschrijving van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten, waarvoor de Spaanse autoriteiten de overlevering van de opgeëiste persoon verzoeken, zijn gepleegd. Zo ontbreekt in zijn geheel een beschrijving van de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Ook ontbreekt een omschrijving van de achtergrond van de opgeëiste persoon. Zo is niet naar voren gebracht dat zij, in de periode dat de in het EAB genoemde feiten werden gepleegd, onder invloed van haar toenmalige vriend stond en afhankelijk was van hem.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de feiten, pleegplaats en pleegdatum genoegzaam zijn omschreven en dat de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon voldoende duidelijk is. Het EAB voldoet daarmee aan de vereisten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn of haar overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien moet die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
In deze zaak geldt het volgende. In het EAB en de aanvullende informatie van 6 mei 2022 staan de feiten, pleegplaats en pleegdatum en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon voldoende duidelijk omschreven. Artikel 2 OLW vereist niet dat de persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon in het EAB worden omschreven. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 4, te weten:
seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie;
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechtsbank nummer 5 van
Castellón de la Plana(Spanje) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juni 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.