Op 23 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 14 april 2022 en betreft een EAB dat op 28 maart 2022 door de onderzoeksrechtbank nummer 5 van Castellón de la Plana in Spanje is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 in Spanje, is gedetineerd en wordt verdacht van strafbare feiten die onder Spaans recht vallen, specifiek seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie.
Tijdens de openbare zitting op 9 juni 2022 werd de zaak behandeld. De officier van justitie, mr. M. Diependaal, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. R. Zilver, en een tolk. De raadsman voerde aan dat het EAB niet voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW), omdat het niet voldoende informatie bevatte over de omstandigheden van de strafbare feiten en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de vereiste informatie wel degelijk was verstrekt.
De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de feiten, de pleegplaats en de pleegdatum, en dat de betrokkenheid van de opgeëiste persoon duidelijk was. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman en concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW. Aangezien er geen weigeringsgronden waren, werd de overlevering toegestaan. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, en mrs. J. van Zijl en R. Godthelp, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. V.D. Reinders.