ECLI:NL:RBAMS:2022:3824

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
13/751153-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om aanvullende toestemming voor uitbreiding van de vervolging op basis van het specialiteitsbeginsel

Op 22 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen op een verzoek om aanvullende toestemming voor uitbreiding van de vervolging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gedaan in het kader van de Overleveringswet (OLW) en betrof een overgeleverde persoon, geboren in Vietnam, die momenteel gedetineerd is in Duitsland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon niet voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek om aanvullende toestemming. De rechtbank heeft eerder op 15 februari 2022 om nadere informatie gevraagd over de hoorrechten van de overgeleverde persoon, in lijn met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank concludeert dat de enkele mededeling van de overgeleverde persoon dat hij geen afstand doet van het specialiteitsbeginsel, niet voldoende is om te concluderen dat hij zijn hoorrecht heeft kunnen uitoefenen. Hierdoor is niet voldaan aan de eisen van effectieve rechterlijke bescherming. De rechtbank wijst het verzoek af, maar laat de mogelijkheid open voor de Duitse autoriteiten om een nieuw verzoek in te dienen, mits zij kunnen aantonen dat de overgeleverde persoon de kans heeft gehad om zijn standpunt kenbaar te maken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751153-22
Datum beslissing: 22 juni 2022
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 1 juni 2022, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door het Amtsgericht Aachen (Duitsland) op 24 januari 2022 en betreft:
[de overgeleverde persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Vietnam) op [geboortedag] 1986,
nu gedetineerd in [detentieplaats] , Duitsland,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Inleiding
Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ.
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.
Der Leitende Oberstaatsanwaltheeft per brief van 31 januari 2022 een garantie verstrekt dat wanneer de overgeleverde persoon tot een vrijheidsbenemende straf wordt veroordeeld in Duitsland, de overgeleverde persoon voor de verdere tenuitvoerlegging van die straf naar Nederland wordt overgebracht.
De rechtbank heeft op 15 februari 2022 verzocht om nadere informatie aangaande de vraag of de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om voor de uitvoerende rechterlijke autoriteit zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging (vgl. Hof van Justitie van de Europese Unie 26 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63).
In lijn hiermee had het IRC al op 8 februari 2022 het volgende gevraagd aan de verzoekende autoriteit:
Following the decision of the Court of Justice of the EU of 26 October 2021 (C-28/21 PPU and C-429/21 PPU), the surrendered person has the right to be heard about the request for the extension of the prosecution. Hence, the issuing authority must provide the executing authority with a report in which a statement of the surrendered person regarding the request for additional consent is laid down. Please find the decision of the Court of Justice here: https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=248142&pageIndex=0&doclang=DE&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=346306
Please note that the surrendered person must be given the opportunity to give his views, including any comments or objections, he may have on the request.
Therefore, I kindly ask you to provide us with such a report.
Bij e-mail van 7 maart 2022 is een proces-verbaal verstrekt van 24 februari 2022 van het Kantongerecht Dortmund. Dit betreft een verhoor van de overgeleverde persoon, getiteld:
Raadpleging van de Nederlandse staatsburger [de overgeleverde persoon] (…), wegens specialiteitsbeginsel.
Het proces-verbaal vermeldt onder meer het volgende:
De betrokkene wordt van het onderwerp van de hoorzitting op de hoogte gebracht.
De betrokkene wordt erover geraadpleegd, of hij met de vervolging of tenuitvoerlegging wegens de verdere onwettige daden akkoord gaat.
De betrokkene verklaarde:
Nee, daarmee ga ik niet akkoord.
Oordeel van de rechtbank
Vanwege de geldende beslistermijn – die al is overschreden – wordt de beslissing op het verzoek niet (nog) langer aangehouden.
De overgeleverde persoon is op 24 februari 2022 gehoord “wegens raadpleging specialiteitsbeginsel”. De overgeleverde persoon heeft toen (alleen) verklaard geen afstand te doen van het specialiteitsbeginsel. De rechtbank kan uit dit verhoor niet zonder meer afleiden dat de overgeleverde persoon ook in de gelegenheid is gesteld om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek om aanvullende toestemming kenbaar te maken.
Ten aanzien van het hoorrecht bij verzoeken om aanvullende toestemming heeft het Hof van Justitie [1] bepaald dat weliswaar niet is vereist dat de betrokkene het recht heeft om persoonlijk voor de uitvoerende rechterlijke autoriteit te verschijnen, maar wel dat de betrokkene feitelijk de mogelijkheid moet hebben gehad om voor de uitvoerende rechterlijke autoriteit al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken.
In dit verband is van belang dat het Hof van Justitie ook heeft overwogen dat het recht om door de uitvoerende rechterlijke autoriteit te worden gehoord concreet kan worden uitgeoefend in de uitvaardigende lidstaat zonder dat de uitvoerende rechterlijke autoriteit rechtstreeks deelneemt. De betrokkene kan dan ook zijn standpunt met betrekking tot het verzoek kenbaar maken aan de uitvaardigende rechterlijke autoriteit. Wordt dat standpunt vastgelegd in een proces-verbaal en door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit aan de uitvoerende rechterlijke autoriteit medegedeeld, dan moet het ervoor worden gehouden dat de betrokkene zijn hoorrecht heeft kunnen uitoefenen (punten 67-68 van het hiervoor genoemde arrest).
De rechtbank benadrukt dat de (enkele) mededeling dat de overgeleverde persoon geen afstand doet van het specialiteitsbeginsel, niet zonder meer iets zegt over de vraag of de betrokkene in staat is gesteld naar behoren en daadwerkelijk zijn standpunt kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming.
Nu uit het verhoor van 24 februari 2022 niet blijkt dat de overgeleverde persoon alsnog de mogelijkheid is geboden om al zijn opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming voor uitbreiding van de vervolging kenbaar te maken, is niet voldaan aan de eisen van een effectieve rechterlijke bescherming. Hieruit volgt dat de rechtbank niet met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon een toewijzende beslissing kan nemen over het verzoek. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
De rechtbank wijst erop dat dit onverlet laat dat de Duitse autoriteiten desgewenst een nieuw verzoek tot aanvullende toestemming kunnen indienen, zodra zij kunnen aantonen dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek om aanvullende toestemming kenbaar te maken.

2.Beslissing

De rechtbank:
WIJST AFhet verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan en waarvoor de overgeleverde persoon niet is overgeleverd.
Deze beslissing is genomen op 22 juni 2022 door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van V.D. Reinders, griffier.

Voetnoten

1.26 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63