AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Intrekking en terugvordering van persoonsgebonden budgetten in verband met fraudeonderzoek
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 1 juli 2022, zijn de beroepen van Bea Zorg en AB Bewindvoering tegen de intrekking en terugvordering van het persoonsgebonden budget (pgb) van een budgethouder, aangeduid als [naam 1], behandeld. De rechtbank oordeelt dat er geen fraude is gepleegd met de pgb's, ondanks het onderzoek van het Zorgkantoor Zilveren Kruis dat meldingen van fraude had ontvangen. Het Zorgkantoor had in 2020 een onderzoek gestart naar de rechtmatigheid van de declaraties van Bea Zorg, wat leidde tot de conclusie dat er leemtes in de dossiervoering waren en dat er mogelijk sprake was van belangenverstrengeling. Het Zorgkantoor heeft vervolgens het pgb van [naam 1] stopgezet en teruggevorderd, met een totaalbedrag van € 80.976,72 voor de jaren 2019 en 2020.
De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, omdat het Zorgkantoor niet voldoende bewijs heeft geleverd om de intrekking en terugvordering te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de intrekking van het pgb niet gerechtvaardigd was, omdat het Zorgkantoor niet aan zijn bewijslast heeft voldaan. De rechtbank herroept het primaire besluit en bepaalt dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens wordt het Zorgkantoor veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van zowel Bea Zorg als AB Bewindvoering, elk tot een bedrag van € 2.059,-. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het onderzoek naar een verzoek om schadevergoeding in een aparte procedure zal worden voortgezet.
Voetnoten
1.per 1 oktober 2020.
2.per 1 januari 2019.
3.De zaken zijn op zitting gevoegd behandeld met de zaken AMS 21/1696, 21/4103, 21/4020 en 21/4101 en na de zitting weer gesplitst.
9.Het Zorgkantoor verwijst in zijn besluiten naar de artikelen 5.16, 5.17, 5.18, 5.20, tweede lid, sub b, en 5.23 van de Rlz en naar 4:48 en 4:69 van de Awb.
10.Telefoongesprek AB Bewindvoering van 6 augustus 2020.
11.Verklaringen van [naam 1] tijdens telefoongesprek van 6 april 2020.
12.Op grond van artikel 5.16, vierde lid, van de Rlz.
13.Op grond van artikel 5.18, onder c, van de Rlz.
16.Ook de herziene zorgbeschrijving van 8 mei 2018 en de herziene zorgovereenkomst van 30 mei 2019 heeft dezelfde zorgfuncties.
17.Gesprek met [naam 1] van 6 april 2020, 30 juli 2020 en 2 juni 2021.
18.Gesprek van 30 juli 2020.
19.Zie bijvoorbeeld zorgplan over april 2019-oktober 2019, p.9 (onder punt 6) en juni 2019-december 2019, p.9 (onder punt 6).
20.Gesprek van 6 april 2020.
21.Evaluatie van 6 februari 2019.
22.Telefoongesprek van 30 juli 2020
23.Verweerschrift Zorgkantoor, zitting 24 mei 2022, p. 34
24.Telefoongesprek van 6 april 2020.
25.Telefoongesprek met AB Bewindvoering van 6 augustus 2020 ( [naam 8] ).