In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 7 juli 2022, hebben eisers, beiden woonachtig in Kudelstaart, beroep ingesteld tegen de naheffingsaanslagen parkeerbelasting die hen door de heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen zijn opgelegd. De naheffingsaanslagen, gedateerd op 26 oktober 2021, werden opgelegd omdat de eisers op dat moment geen parkeerbelasting hadden betaald, terwijl hun voertuigen op fiscale parkeerplaatsen stonden. Eisers hebben op 10 november 2021 bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de heffingsambtenaar verklaarde de bezwaren ongegrond in uitspraken op bezwaar van 12 november 2021. Hierop hebben eisers beroep ingesteld, dat door de rechtbank gevoegd is behandeld. Tijdens de zitting op 8 juni 2022 hebben eisers verklaard dat zij direct na het parkeren, om 15:32 uur, de parkeerbelasting hebben voldaan, negen minuten na de controle door een scanauto die om 15:23 uur plaatsvond.
De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar de bewijslast draagt om aan te tonen dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank concludeert dat eisers, gezien de omstandigheden, binnen een redelijke termijn hebben betaald. De heffingsambtenaar had bevestigd dat op 1 september 2021 betaald parkeren was ingevoerd en dat er borden waren geplaatst om dit aan te geven, maar de rechtbank oordeelt dat de eisers bij voortduring hebben geprobeerd om de verschuldigde belasting te voldoen. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en de naheffingsaanslagen, en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan eisers vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.