ECLI:NL:RBAMS:2022:3956

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
13/751369-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel; toetsing aan weigeringsgronden en dubbele strafbaarheid

Op 30 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy in Kielce, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 25 april 2022 en de behandeling vond plaats op 16 juni 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1982, was aanwezig bij de zitting en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en dat zijn advocaat ter terechtzitting de verdediging heeft gevoerd. Dit leidde tot de conclusie dat de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing was. De rechtbank heeft ook de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoet aan de eisen van de Nederlandse wetgeving.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering en dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. De beslissing om de overlevering toe te staan, is genomen in overeenstemming met de relevante wetgeving, waaronder de Opiumwet en de OLW. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751369-21
RK nummer: 22/2212
Datum uitspraak: 30 juni 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 25 april 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 maart 2021 door de
Sąd Okręgowy (Regional Court) in Kielce(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1982,
adres: [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd.
Deze verlenging heeft zij nodig om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgement issued by the Sąd Rejonowy (District Court) in Kielcevan 27 juli 2018 (referentie: II K 1180/17),
changed by the judgement issued by the Sąd Okregowy (Regional Court) in Kielcevan 5 februari 2019 (referentie: IX Ka 1837/18).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog twee jaar, drie maanden en acht dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis en arrest.
Dit vonnis en arrest betreffen het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Als de strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 van de OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [1]
De raadsvrouw – die contact heeft gehad met de Poolse advocaat die de opgeëiste persoon tijdens de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep heeft bijgestaan – heeft ter zitting medegedeeld dat in hoger beroep een volledige herbeoordeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal daarom alleen de beslissing in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
In een mailbericht van 12 mei 2022 heeft het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) de volgende vraag gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
‘According to the EAW, the judgment of the District Court in Kielce of 27.07.2018 was amended by judgment of the Regional Court in Kielce of 05.02.2019. Could you therefore please, with regard to the judgment of the Regional Court in Kielce of 05.02.2019, fill in and return the model form of section D of the EAW (…)?’
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij e-mail van 23 mei 2022 op dit informatieverzoek gereageerd. Uit deze reactie blijkt – kort gezegd – dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing van de
Regional Courtvan 5 februari 2019 heeft geleid, maar dat hij is vertegenwoordigd door een gemachtigd raadsman:

being aware of the scheduled trial, the person had given a mandate to a legal counsellor, who was either appointed by the person concerned or by the State, to defend him or her at the trial, and was indeed defended by that counsellor at the trial.
(…)
The defence counsel of [opgeëiste persoon] appointed by him participated in the court trial and was present when the judgment was announced by the court of the first as well as the second instance.’
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat zijn advocaat hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg. Ook heeft de opgeëiste persoon verklaard dat hij zijn advocaat heeft gemachtigd om namens hem op te treden in hoger beroep.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de procedure in hoger beroep sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder b, OLW. De opgeëiste persoon was immers op de hoogte van het voorgenomen proces en een gemachtigd advocaat heeft ter terechtzitting daadwerkelijk de verdediging van de opgeëiste persoon gevoerd. Dit betekent dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet van toepassing is.

5.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer voldaan is aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, moet de overlevering worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2 en 10 Opiumwet en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Sąd Okręgowy (Regional Court) in Kielce(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 augustus 2017 in de zaak Tupikas, ECLI:EU:C:2017:628.