ECLI:NL:RBAMS:2022:3998

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
9571640 CV EXPL 21-17191
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een Mercedes-Benz servicepartner voor niet geslaagde reparaties aan een voertuig

In deze zaak vorderde eiser, een eigenaar van een Mercedes-Benz Vito, schadevergoeding van gedaagde, een Mercedes-Benz servicepartner, wegens niet geslaagde reparaties aan zijn voertuig. Eiser had zijn auto na pech op 13 augustus 2021 ter reparatie aangeboden bij gedaagde. Ondanks twee pogingen om de auto te repareren, bleef het probleem met de automaatbak aanhouden. Eiser vorderde onder andere de kosten voor herstelwerkzaamheden, sleepkosten en schadevergoeding voor gederfd gebruiksgenot. Gedaagde betwistte tekortkomingen en stelde dat eiser zelf had gekozen voor een goedkopere reparatieoptie, waarbij de risico's niet konden worden gegarandeerd.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde tekortgeschoten was in haar zorgplicht als opdrachtnemer. De rechter stelde vast dat gedaagde, na de eerste reparatie, niet had geadviseerd om de automaatbak te vervangen, ondanks dat de klachten aanhielden. Dit had gedaagde wel moeten doen, gezien de terugkerende problemen. De rechter oordeelde dat gedaagde aansprakelijk was voor de schade die eiser had geleden door de gebrekkige reparaties. Uiteindelijk werd gedaagde veroordeeld tot betaling van € 397,90 aan eiser, te vermeerderen met wettelijke rente, en de helft van het griffierecht. De overige vorderingen werden afgewezen, en de kosten van het geding werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9571640 CV EXPL 21-17191
vonnis van: 7 juli 2022

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. S. Toughza
t e g e n

[gedaagde] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. S. Besli

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 25 november 2021 met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 mei 2022. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde en een tolk. Namens [gedaagde] is verschenen [naam 1] , vergezeld door de gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiser] heeft zijn auto, een Mercedes-Benz Vito uit 2004, na pech op 13 augustus 2021 door de ANWB laten wegslepen en ter reparatie aangeboden aan [gedaagde] .
1.2.
[gedaagde] is een Mercedes-Benz servicepartner en werkt in dat kader enkel met originele Mercedes-Benz onderdelen en richtlijnen en reparaties worden volgens de officieel door Mercedes-Benz opgedragen werkwijze en richtlijnen uitgevoerd.
1.3.
[gedaagde] heeft de auto van [eiser] uitgelezen. Na het uitlezen van de foutmeldingen bleek welke mankementen de auto had. Ook de elektronica sensoren gaven onjuiste waarden over het functioneren van de automaatbak.
1.4.
[gedaagde] heeft de olie ververst, de automaatbak gespoeld en filters en pakkingen vervangen. Na het werkplaatsbezoek heeft [gedaagde] een orderverslag opgesteld waarin, onder meer, het volgende is vermeld:
“(…) bij klant bekend dat mocht het niet helpen, dat de automaatbak uit elkaar moet en of vernieuwd moet worden. Ook dat vervolgwerkzaamheden of kosten voor de klant zijn. (…)”
1.5.
Direct nadat [eiser] de auto had opgehaald viel de auto uit. De auto is vervolgens wederom door de ANWB naar [gedaagde] gesleept.
1.6.
Bij factuur van 17 augustus 2021 heeft [gedaagde] een bedrag van € 1.244,11 in rekening gebracht bij [eiser] . In deze factuur is opgenomen dat de automaatbak bij aanhoudende klachten moet worden uitgebouwd.
1.7.
Op 17 augustus 2021 heeft [gedaagde] opnieuw werkzaamheden aan de auto verricht. Na een testrit van 40 km heeft zij de auto bij [eiser] afgeleverd.
1.8.
Diezelfde dag is de auto van [eiser] opnieuw uitgevallen. [eiser] heeft de auto op eigen kosten weer naar [gedaagde] laten slepen.
1.9.
Bij factuur van 19 augustus 2021 heeft [gedaagde] een bedrag van € 328,84 in rekening gebracht bij [eiser] waarbij is vermeld dat bij herhaling van de klachten de automaatbak moest worden vervangen.
1.10.
Bij brief van 3 oktober 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] een ingebrekestelling en aansprakelijkstelling verstuurd en haar verzocht om de storingen aan de auto binnen veertien dagen te verhelpen bij gebreke waarvan [gedaagde] aansprakelijk wordt gehouden voor de (geleden) schade.
1.11.
De auto van [eiser] heeft tot februari 2022 in de garage van [gedaagde] gestaan.
1.12.
[eiser] heeft in februari 2022 zijn auto door een andere garage laten repareren.

Vordering

2. [eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Primaira. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een schadevergoeding bestaande uit de volgende posten:
- de gemaakte kosten voor herstelwerkzaamheden van € 1.642,01,
- kosten slepen auto van € 160,00,
- wegenbelasting van € 96,00 voor drie maanden,
- autoverzekering van € 40,28,
- het gederfd gebruiksgenot van € 10,00 per dag met ingang van 19 augustus 2021,
- gemaakte reiskosten van € 200,00,
dan wel tot betaling van een in goede justitie te betalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover te rekenen vanaf 17 oktober 2021 althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot en met de dag der algehele voldoening;
Subsidiairb. de overeenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot (terug)betaling van het bedrag van € 1.642,01 dan wel tot betaling van een vervangende schadevergoeding die gelijk is aan het bedrag van € 1.642,01 dan wel tot betaling van een in goede justitie te betalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover te rekenen vanaf 17 oktober 2021 althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot en met de dag der algehele voldoening;
c. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3. [eiser] stelt hiertoe dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting de zorgplicht van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Er was sprake van terugkerende klachten. [eiser] heeft zijn auto op 13 augustus 2021 ter reparatie aan [gedaagde] aangeboden. [gedaagde] heeft aan [eiser] meegedeeld dat er zes mankementen waren aan de automaatbak en dat zij deze zou verhelpen. Er werd niet gesproken over het installeren van een nieuwe automaatbak. Na de reparatie is de auto vrijwel direct weer uitgevallen vanwege hetzelfde probleem. De auto is teruggesleept naar [gedaagde] en door haar gerepareerd waarbij wederom niet aan [eiser] is geadviseerd om de automaatbak te vervangen. De auto was echter nog steeds niet hersteld. Dit terugkeerpatroon had aanleiding moeten zijn voor [gedaagde] om nader onderzoek te doen en dit probleem dan op te lossen. Nu niet direct een volledig onderzoek is gedaan door [gedaagde] is een onjuiste diagnose door haar opgesteld. [eiser] kon lang geen gebruik maken van zijn auto, wat verstrekkende gevolgen voor hem heeft. [eiser] is lichamelijk gehandicapt en deze auto is het enige vervoersmiddel waarmee hij kan rondrijden. Door de tekortkoming heeft [eiser] schade geleden. [gedaagde] is hiervoor aansprakelijk en dient de geleden schade te vergoeden.

Verweer

4. [gedaagde] betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. [gedaagde] heeft na het uitlezen van de auto aan [eiser] kenbaar gemaakt dat zij niet exact kon achterhalen wat de storing was omdat meerdere fout waarden en storingen naar voren kwamen. Dat de automaatbak niet naar behoren functioneerde was duidelijk, maar de oorzaak hiervan niet. [gedaagde] heeft [eiser] twee opties aangeboden. Zij kon de automaatbak in zijn geheel vernieuwen of [eiser] kon voor een goedkopere optie kiezen waarbij de olie werd ververst, de automaatbak gespoeld en filters en pakkingen werden vervangen. Bij deze laatste optie heeft [gedaagde] nadrukkelijk gewezen op het risico dat de uit te voeren reparaties geen garantie zijn dat het probleem verholpen zal zijn. [gedaagde] is de op haar rustende zorgplicht nagekomen door [eiser] op beide opties te wijzen. Dat [eiser] voor de goedkopere optie heeft gekozen omdat hij vanwege de hoge kosten niet een nieuwe automaatbak wilde, behoort tot zijn keuzevrijheid. Dat de uitgevoerde werkzaamheden niet tot het beoogde resultaat hebben geleid en er niets anders op zit dan de automaatbak vervangen, komt niet voor rekening en risico van [gedaagde] . Voorts voert [gedaagde] aan dat zij de ingebrekestelling van [eiser] niet heeft ontvangen en zij aldus niet in verzuim verkeert.

Beoordeling

5. Kern van het geschil is of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om als goed opdrachtnemer de zorgplicht in acht te nemen. Vaststaat dat [eiser] met [gedaagde] heeft afgesproken dat zij reparatiewerkzaamheden zou verrichten aan de auto. Tussen [eiser] en [gedaagde] is dan ook sprake van een reparatieverbintenis. Ingevolge artikel 6:74 BW dient [gedaagde] in geval van schending van die verbintenis de daardoor door [eiser] geleden schade te vergoeden, tenzij de tekortkoming [gedaagde] niet kan worden toegerekend.
6. In het midden kan blijven of de ingebrekestelling door [gedaagde] is ontvangen. In ieder geval is niet bestreden dat [eiser] de auto wederom heeft langsgebracht bij [gedaagde] om dezelfde gebreken te verhelpen.
7. Naar het oordeel van de kantonrechter houdt de zorgplicht in het kader van een reparatieverbintenis de verplichting in om te zoeken naar verdere oorzaken als na het verrichten van diverse reparaties de klachten niet zijn hersteld. In het onderhavige geval staat vast dat er sprake was van terugkerende klachten. [gedaagde] heeft onbetwist aangevoerd dat zij na het uitlezen van de automaatbak aan [eiser] kenbaar heeft gemaakt dat zij niet kon achterhalen wat de precieze oorzaak was van het niet functioneren van de automaatbak.
8. [eiser] wordt niet gevolgd in zijn stelling dat [gedaagde] hem niet meteen heeft geadviseerd om de automaatbak te vervangen. [gedaagde] heeft dit weersproken door te stellen dat zij [eiser] de keuze heeft gegeven om ofwel de automaatbak te vervangen door een nieuwe of voor een goedkopere optie te kiezen, waarbij het risico bestond dat het probleem niet zou worden verholpen en dat [eiser] bewust heeft gekozen voor de goedkopere optie. [eiser] heeft tegenover dit gemotiveerde verweer onvoldoende naar voren gebracht.
9. Nu uit het orderverslag en de facturen volgt dat de automaatbak vervangen moest worden als de klachten bleven aanhouden, had het uitvallen van de auto na de eerste reparatiewerkzaamheden aanleiding moeten zijn om te adviseren de automaatbak te vervangen. Het verweer van [gedaagde] dat zij [eiser] wederom de keuze heeft gegeven om de automaatbak te laten vervangen of om een nog een goedkopere reparatie laten uitvoeren en hij wederom zelf heeft gekozen voor de goedkopere optie, hetgeen [gedaagde] niet kan worden tegengeworpen, slaagt niet. [gedaagde] had [eiser] op dat moment moeten adviseren om in plaats van een nieuwe een gereviseerde automaatbak door een andere garage te laten plaatsen, zoals zij heeft gedaan toen de auto voor de derde keer was uitgevallen. De omstandigheid dat [gedaagde] wederom reparaties aan de auto van [eiser] heeft uitgevoerd tijdens het tweede werkplaatsbezoek terwijl uit het orderverslag en de factuur blijkt dat de automaatbak vervangen moest worden als de klachten bleven aanhouden, dient daarom voor rekening van [gedaagde] te komen.
10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] ten aanzien van de reparatiewerkzaamheden met betrekking tot de tweede factuur toerekenbaar tekortgeschoten is in het kader van haar zorgplicht als opdrachtnemer, waardoor [eiser] schade heeft geleden. Nakoming is blijvend onmogelijk omdat [eiser] de automaatbak inmiddels heeft laten vervangen door een gereviseerde automaatbak. [gedaagde] is ingevolge artikel 6:74 BW derhalve schadeplichtig jegens [eiser] .
11. Met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding oordeelt de kantonrechter als volgt. [gedaagde] heeft voldoende onderbouwd dat de reparatiewerkzaamheden met betrekking tot de eerste factuur zijn overeengekomen. Dit betekent dat de vordering in zoverre niet toewijsbaar is. Van de gevorderde herstelkosten is derhalve een bedrag van € 397,90 toewijsbaar. De gevorderde sleepkosten van de auto worden afgewezen omdat [eiser] deze niet heeft onderbouwd. Ten aanzien van de overige gevorderde kosten wordt het volgende overwogen. [eiser] heeft zijn auto maandenlang ongebruikt bij [gedaagde] laten staan, terwijl hij de mogelijkheid had om door een andere garage een gereviseerde automaatbak in zijn auto te laten plaatsen. Nu hij dat heeft nagelaten, komt dit voor zijn eigen risico. De overige gevorderde kosten zijn daarmee niet toewijsbaar.
12. Bij deze uitslag past een gedeeltelijke kostencompensatie als na te melden. Aan [eiser] is een toevoeging verleend. Daarom komen in deze zaak de explootkosten ten laste van het Rijk. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling aan de griffier van de ten laste van het rijk gekomen exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk.

BESLISSING

De kantonrechter:
  • veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] € 397,90 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 oktober 2021 tot de voldoening;
  • veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] de helft van het griffierecht te betalen, totaal € 42,50;
  • verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
  • compenseert de kosten van het geding voor het overige aldus dat partijen elk de eigen kosten dragen;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.