ECLI:NL:RBAMS:2022:4006

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
8497230 CV EXPL 20-8096
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake informatieplichten en nietigheid van overeenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2022, is een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Hoist Finance AB (publ), eiseres, en een gedaagde die niet is verschenen. De zaak betreft een vordering die is afgewezen op grond van een ambtshalve toetsing van de informatieplichten zoals vastgelegd in artikel 6:230v lid 6 van het Burgerlijk Wetboek. Eiseres had eerder een tussenvonnis ontvangen op 17 mei 2022, waarin werd overwogen dat het niet duidelijk was of de gedaagde in de gelegenheid was gesteld om op de akte te reageren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres de akte niet tijdig en met de juiste mededelingen aan gedaagde heeft toegestuurd, waardoor deze akte buiten beschouwing is gelaten.

De rechter heeft verder overwogen dat, zelfs als de akte niet buiten beschouwing zou zijn gelaten, eiseres niet voldoende onderbouwing had gegeven voor haar vordering. De stellingen die in de akte zijn herhaald, waren niet afdoende, en de enkele vermelding van gegevens uit de overeenkomst voldeed niet aan de vereisten van schriftelijkheid. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de overeenkomst geldig was, wat leidde tot de conclusie dat de vordering moest worden afgewezen. Eiseres werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil zijn begroot.

De beslissing van de kantonrechter was dus om de vordering af te wijzen en eiseres te veroordelen in de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8497230 CV EXPL 20-8096
vonnis van: 19 juli 2022
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e
de vennootschap naar buitenlands recht
Hoist Finance AB (publ)
gevestigd te Stockholm (Zweden)
eiseres
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen

Verder verloop van de procedure

Op 17 mei 2022 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft eiseres een akte genomen. Niet duidelijk is of eiseres gedaagde in de gelegenheid heeft gesteld op de akte te reageren. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

De inhoud van het tussenvonnis geldt als hier herhaald en ingelast.
Niet kan worden vastgesteld dat eiseres de akte aan gedaagde heeft toegestuurd, zoals in het tussenvonnis expliciet is overwogen, laat staan dat dit tijdig is gebeurd en met de juiste mededelingen. Daarom wordt, zoals in het tussenvonnis aangekondigd, de akte buiten beschouwing gelaten.
Ten overvloede wordt overwogen dat ook als de akte niet buiten beschouwing zou worden gelaten, eiseres niet de gevraagde nadere toelichting en onderbouwing heeft gegeven. Eiseres herhaalt in haar akte enkele stellingen die ook in de dagvaarding staan, terwijl die stellingen, gelet op het tussenvonnis, niet afdoende waren. Uitsluitend het noemen van enkele gegevens (telefoonnummer, e-mailadres en rekeningnummer) die ook in de overeenkomst staan, volstaat niet.
Verder neemt eiseres in de akte nadere stellingen in, terwijl zij daartoe niet in de gelegenheid is gesteld.
Nu de akte buiten beschouwing wordt gelaten, kan op grond van de stellingen in de dagvaarding niet worden vastgesteld dat eiseres heeft voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 6:230v lid 6 BW. Dat leidt tot de conclusie dat de overeenkomst nietig is, zodat de vordering moet worden afgewezen.
Eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eiseres in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van gedaagde begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.