ECLI:NL:RBAMS:2022:4014

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
13/751953-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot risico op schending van het recht op een eerlijk proces in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juli 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Lublin, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1975 in Polen, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft eerder op 2 december 2021 een tussenuitspraak gedaan waarin zij het onderzoek ter zitting heropende en de beslistermijn verlengde in afwachting van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU). De rechtbank heeft vastgesteld dat er in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces, maar dat er in dit specifieke geval geen individueel gevaar is aangetoond voor de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de vordering tot overlevering beoordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751953-21
RK nummer: 21/5281
Datum uitspraak: 12 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 september 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 juni 2021 door de
Regional Court in Lublin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 17 november 2021
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 november 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.V. Bandhoe, advocaat te Zoetermeer, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 2 december 2021
Bij tussenuitspraak van 2 december 2021 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) naar aanleiding van de verwijzingsbeslissing van 14 september 2021 met kenmerk: ECLI:NL:RBAMS:2021:5051.
De rechtbank heeft de beslistermijn op grond van artikel 22, vierde lid, OLW verlengd met zestig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met zestig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW, omdat zij in afwachting is van voornoemde uitspraak van het HvJ EU en zij daarom nog niet over de verzochte overlevering kan beslissen.
Verlenging beslistermijn
Op 9 februari 2022, 15 april 2022 en 15 juni 2022 heeft de raadkamer de beslistermijn verlengd met telkens zestig dagen op grond van artikel 22, vierde lid, OLW, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met telkens zestig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 28 juni 2022
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 28 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Timorason, waarnemend voor mr. M.M.R. Slaghekke, beiden advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 2 december 2021

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 2 december 2021, [1] waarin zij de grondslag en inhoud van het EAB heeft beoordeeld en heeft vastgesteld dat onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht achterwege moet blijven, nu de strafbare feiten zijn aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Daarnaast heeft de rechtbank het door de raadsman gevoerde onschuldverweer alsook de door hem gevoerde verweren in het kader van artikel 6 OLW en artikel 11 OLW verworpen (ten aanzien van artikel 11 OLW is de behandeling deels aangehouden, zie hieronder punt 4). Tot slot heeft de rechtbank een oordeel gegeven over de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a OLW: het gegeven dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, worden geacht gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd, geeft onvoldoende aanleiding de weigeringsgrond toe te passen.

4.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [3]

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 13 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Lublin(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb Amsterdam 2 december 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:7122.
2.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.
3.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)).