ECLI:NL:RBAMS:2022:4019

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
13/108333-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden

Op 12 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Suceava Tribunal in Roemenië. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1988, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie, moord en doodslag, en zware mishandeling. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie behandeld op een openbare zitting op 28 juni 2022. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de overlevering.

De rechtbank heeft in haar uitspraak aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in Roemenië, waarbij eerder is geoordeeld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden. De Roemeense autoriteiten hebben een garantie verstrekt over de detentieomstandigheden, maar de rechtbank oordeelt dat deze garantie onvoldoende is om het individuele risico voor de opgeëiste persoon weg te nemen. De rechtbank heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen, zodat de officier van justitie de Roemeense autoriteiten kan verzoeken om een meer specifieke garantie met betrekking tot de detentieomstandigheden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in eerdere procedures aanwezig is geweest en dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing is. De zaak zal opnieuw worden behandeld op een later moment, waarbij de officier van justitie de gelegenheid krijgt om aanvullende informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden in Roemenië.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/108333-22
RK nummer: 22/2617
Datum tussenuitspraak: 12 juli 2022
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 april 2022 door de
Suceava Tribunal(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een verzamelvonnis van 2 november 2021 van de
Suceava Tribunal(nr. 367). Dit verzamelvonnis is in stand gelaten in het verzamelarrest van 12 april 2022 van de
Court of Appeal Suceava(nr. 19).
In het EAB wordt ook melding gemaakt van de beslissingen die aan dit verzamelvonnis ten grondslag liggen:
  • het vonnis van de
  • het vonnis van de
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van acht jaren en vijf maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog zes jaren, drie maanden en drie dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 9 juni 2022 staat dat in de procedures die hebben geleid tot het verzamelvonnis (nr. 367) en -arrest (nr. 19) de rechters geen beoordelingsruimte hebben gehad, omdat het samenvoegen van straffen is gebaseerd op een wettelijke regeling. Hieruit volgt dat alleen de onderliggende vonnissen en arresten relevant zijn voor de toetsing aan artikel 12 OLW. [1]
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot zowel de onderliggende vonnissen in eerste aanleg als tot de onderliggende arresten in hoger beroep hebben geleid. De weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.

5.Strafbaarheid

5.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Op basis van de voornoemde uitspraken is de opgeëiste persoon veroordeeld voor drie strafbare feiten. Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten 2 en 3, (zoals onder e) van het EAB), waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit deze strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 14, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
5.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft feit 1 (zoals onder e) in het EAB) niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van de dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer voldaan is aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
openlijk in vereniging geweld plegen.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere zaken geoordeeld dat, vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [2]
De
National Administration of Penitentiairiesvan het Roemeense Ministerie van Justitie heeft bij brief van 10 juni 2022 de volgende garantie verstrekt:
Considering the perspective of the implementation of the measures included in the “Action Plan for the period 2020 - 2025, elaborated for the execution of the pilot decision Rezmives and others against Romania, as well as of the decisions pronounced in the group of cases Bragadireanu against Romania”, the number of detainees currently guarded by the National Administration of Penitentiaries, and following the criminal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries guarantees a minimum individual space of 3 sqm for the entire period of serving the sentence, including bed and furniture, excluding the space for sanitary facilities.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat deze garantie onvoldoende is om het individuele reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling ten aanzien van de opgeëiste persoon weg te nemen. De garantie biedt namelijk geen uitsluitsel over in welke gevangenis de opgeëiste persoon zal worden geplaatst. Daarnaast is onduidelijk in welk detentieregime hij zal terechtkomen. De raadsman heeft de rechtbank om die reden verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om de uitvaardigende justitiële autoriteit om een meer specifieke garantie ten aanzien van de detentieomstandigheden te verzoeken.
De officier van justitie heeft gesteld dat de verstrekte garantie voldoende is en heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan.
De rechtbank overweegt als volgt. In haar uitspraak van 4 mei 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat de algemene detentiegarantie, zoals die ook in deze zaak is verstrekt, mede tegen de achtergrond van het meest recente rapport van de
Committee for the Prevention of Torture(de CPT) van 14 april 2022 naar aanleiding van een bezoek aan penitentiaire inrichtingen in Roemenië van 10 tot 21 mei 2021, het individuele gevaar voor de opgeëiste persoon niet zonder meer uitsluit. [3] De rechtbank moet kunnen vaststellen in welke gevangenis de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, om onderzoek te kunnen verrichten naar de detentieomstandigheden aldaar.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de op 10 juni 2022 verstrekte garantie onvoldoende gegevens bevat om het individuele reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling ten aanzien van de opgeëiste persoon te kunnen onderzoeken en uit te sluiten. De rechtbank zal het onderzoek heropenen en voor onbepaalde tijd schorsen. De officier van justitie wordt daarmee in de gelegenheid gesteld de uitvaardigende justitiële autoriteit om een nieuwe detentiegarantie te verzoeken, waaruit moet blijken in welke gevangenis de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid geplaatst zal worden.

7.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat de zaak vóór
9 augustus 2022op zitting moet worden aangebracht, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit om een nadere detentiegarantie te verzoeken.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.HvJ EU 10 augustus 2017, C-271/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:629 (
2.O.a. rechtbank Amsterdam 5 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:1995) en rechtbank Amsterdam 28 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:2630)
3.Rb Amsterdam 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513.