ECLI:NL:RBAMS:2022:4023

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
RK 21/6160
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van klaagschrift inzake inbeslagname van telefoon met kinderpornografisch materiaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door een klager, geboren in 1964, die de teruggave van zijn in beslag genomen telefoon, een Huawei, verzocht. De telefoon was in beslag genomen op 2 november 2021 in het kader van een onderzoek naar het bezit en de verspreiding van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat er kinderpornografisch materiaal op de telefoon is aangetroffen, wat de beslissing om het beslag te handhaven beïnvloedde.

De rechtbank heeft op 31 maart 2022 de raadsman van de klager en de officier van justitie gehoord, maar de klager zelf was niet verschenen. De raadsman heeft geen aankoopbewijs van de telefoon kunnen overleggen en heeft aangegeven dat hij niet verwacht dat de telefoon op dat moment teruggegeven kan worden. Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen de teruggave van de telefoon, stellende dat het belang van de strafvordering zich daartegen verzet, gezien de aard van het materiaal dat op de telefoon is aangetroffen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat het niet de bedoeling is om vooruit te lopen op de uitkomst van een eventuele hoofdzaak. De rechtbank concludeert dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later zal oordelen dat de telefoon verbeurd moet worden verklaard. Daarom heeft de rechtbank het beklag ongegrond verklaard, wat betekent dat de telefoon niet aan de klager wordt teruggegeven.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Proces-verbaalnummer: PL 1300-2019265018
RK: 21/6160
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1964 te ‘ [geboorteplaats 1] ,
wonende op het adres [adres 1] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. K.H.T. Gijssel, [adres 2] ,
klager.
[beslagene], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] , wonende op het adres [adres 1] , is de beslagene.

Procesgang

Het klaagschrift is op 16 november 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 26 november 2021 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 31 maart 2022 de raadsman van klager en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Klager is, hoewel geldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
De rechtbank heeft op 31 maart 2022 de behandeling van het beklag aangehouden voor de duur van een maand, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen uit te zoeken of de telefoon is onderzocht en de raadsman om een aankoopnota van de telefoon over te leggen dan wel een ander stuk waaruit onomstotelijk komt vast te staan dat klager de eigenaar is van de inbeslaggenomen telefoon.
De rechtbank heeft op 10 mei 2022 per e-mail het standpunt van het Openbaar Ministerie van het Openbaar Ministerie ontvangen met als bijlage een proces-verbaal van bevindingen van 10 april 2022 betreffende het aantreffen van kinderpornografisch materiaal op de mobiele telefoon van klager.
De raadsman van klager heeft op 10 mei 2022 per e-mail meegedeeld dat hij geen aankoopnota van de telefoon heeft kunnen bemachtigen. Verder heeft de raadsman op diezelfde datum aan de rechtbank laten weten dat, gelet op het aantreffen van het materiaal, hij niet verwacht dat de telefoon op dit moment terug kan worden gegeven aan klager. De raadsman verzoekt de rechtbank om het klaagschrift spoedig schriftelijk af te handelen.
Inhoud van het klaagschrift
Het klaagschrift strekt tot teruggave van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- een telefoon, merk Huawei, Ale - [typenummer] , zwart (goednummer: 6116388).
De raadsman van klager heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie zich niet verzet tegen het langer in beslag houden van de telefoon.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet.
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd het klaagschrift ongegrond te verklaren, nu de telefoon in aanmerking komt voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer omdat er kinderporno op het toestel is aangetroffen.

De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 2 november 2021 is op de voet van artikel 94 Sv voornoemd voorwerp in beslag genomen.
Klager en beslagene worden beide – kort gezegd – verdacht van het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografisch materiaal en het deelnemen aan chatgesprekken met kinderpornografisch karakter.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechtbank niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven (Hoge Raad 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomene kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, met betrekking tot het voorwerp de verbeurdverklaring zal uitspreken of onttrekking aan het verkeer zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art 552f Sv.
In het onderhavig geval is sprake van een voorwerp dat volgens het Openbaar Ministerie
vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank dient in dit geval te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal opleggen.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het in beslag genomen voorwerp zal verbeurd verklaren. Immers, uit onderzoek van de telefoon is gebleken dat er kinderpornografisch materiaal op de telefoon is aangetroffen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag dient daarom ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2022.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.