In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Amsterdam, op 2 februari 2021 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van rechtshulp, waaronder de eigen bijdrage en het griffierecht van € 49,-. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 25 februari 2021 buiten behandeling gesteld, omdat eiseres niet tijdig de benodigde civiele toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand had overgelegd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 6 juli 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 maart 2022, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder was afwezig, maar de rechtbank besloot het onderzoek te heropenen omdat zij vond dat het onderzoek niet volledig was geweest. Tijdens een nadere zitting op 8 juni 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiseres stelde dat zij de toevoeging tijdig had opgestuurd en dat de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig waren, aangezien een nieuwe aanvraag niet zou leiden tot toekenning van de bijzondere bijstand.
De rechtbank oordeelde dat verweerder de in bezwaar overgelegde gegevens had moeten betrekken in de heroverweging. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die op € 1.897,50 werden begroot.