ECLI:NL:RBAMS:2022:4297

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
13/043788-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne

Op 3 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en aanwezig hebben van 1500 gram cocaïne. De verdachte, geboren in 1983 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd. Tijdens de terechtzitting heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De officier van justitie, mr. G. Dankers, heeft op basis van deze verklaring en een laboratoriumrapport gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.J. Roelse, heeft erkend dat de verdachte opzettelijk cocaïne heeft ingevoerd en aanwezig heeft gehad, maar betwistte het medeplegen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en vervoeren van 1500 gram cocaïne, evenals het opzettelijk aanwezig hebben van deze hoeveelheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bewijs was voor medeplegen, waardoor de verdachte van dit onderdeel is vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte in het buitenland voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er verschillende voorwerpen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer, die in verband stonden met de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/043788-22
Datum uitspraak: 3 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Dankers en van wat verdachte en zijn raadsman mr. P.J. Roelse naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het samen met iemand anders opzettelijk invoeren, verwerken, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van 1500 gram cocaïne in de periode van 18 februari 2022 tot en met 19 februari 2022 in Nederland en België.
2. het samen met iemand anders opzettelijk aanwezig hebben van 1500 gram cocaïne op 19 februari 2022 in Nederland.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat op basis van de verklaring van verdachte ter plaatse en ter zitting en het laboratoriumrapport bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk 1500 gram cocaïne in Nederland heeft ingevoerd en heeft vervoerd. Ook kan worden bewezen dat verdachte die 1500 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het onderdeel medeplegen kan voor beide tenlastegelegde feiten niet worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat het opzettelijk invoeren, vervoeren en aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne kan worden bewezen. Het onderdeel medeplegen kan voor beide tenlastegelegde feiten niet worden bewezen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
De bekennende verklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 1500 gram cocaïne en vervoeren daarvan (feit 1). Hiermee heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van diezelfde 1500 gram cocaïne (feit 2).
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte deze feiten samen met een ander heeft gepleegd, zodat verdachte van medeplegen zal worden vrijgesproken.
Omdat verdachte deze feiten heeft bekend en de raadsman hiervan geen vrijspraak heeft bepleit, kan op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
1.
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 3 juni 2022 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022033044-4 van 19 februari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pag. 005-007.
3.
Een geschrift, te weten een laboratoriumrapport met nummer 0145N22 van 8 maart 2022, opgemaakt door [naam ingenieur] , doorgenummerde pag. 061.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3.1. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 18 februari 2022 tot en met 19 februari 2022 in Amsterdam en Antwerpen, opzettelijk
- binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en
- heeft vervoerd,
1500 gram cocaïne;
2.
op 19 februari 2022 in Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 1500 gram cocaïne;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging te kiezen voor een vorm die herstelrecht voor verdachte concreet mogelijk maakt. Vanuit dat perspectief zou aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf moeten worden opgelegd dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zouden een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van twee keer 240 uur passend zijn.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk in Nederland invoeren, vervoeren en aanwezig hebben van 1500 gram cocaïne. Uit het reclasseringsadvies van 26 april 2022 en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte doelbewust de keuze heeft gemaakt om deze drugs van België naar Nederland te vervoeren, kennelijk met een financieel motief. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. Verdovende middelen zijn namelijk stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Verdachte heeft met zijn handelen meegewerkt aan het faciliteren van de internationale handel in harddrugs waardoor hij verdere criminaliteit die daarmee is gemoeid, heeft gestimuleerd.
De rechtbank heeft de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen, waarbij aansluiting is gezocht bij het oriëntatiepunt voor in- en uitvoer van harddrugs. Daarvoor is bij een hoeveelheid van harddrugs van 1500 gram een gevangenisstraf van twaalf maanden het uitgangspunt.
Daarbij weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat verdachte medeverdachte [medeverdachte] bij het invoeren van de verdovende middelen heeft betrokken.
Verder weegt de rechtbank strafverzwarend mee dat uit het strafblad van verdachte van 28 april 2022 blijkt dat hij in het buitenland eerder voor strafbare feiten in verband met illegale handel in verdovende middelen is veroordeeld. Kennelijk heeft deze eerdere veroordeling hem er niet van kunnen weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarom zal de rechtbank een deel van de hierna op te leggen gevangenisstraf, voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijke deel dient zo als stok achter de deur voor verdachte om niet nogmaals in de fout te gaan en om hem in de gelegenheid te stellen de door hem beoogde positieve wending aan zijn leven waar te maken.
Een lage gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf, zoals door de raadsman voorgesteld, acht de rechtbank niet passend. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden opleggen, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De rechtbank zal daaraan een proeftijd van twee jaar verbinden.

8.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen.
1. STK Tas (Omschrijving: PL1300-2022033044-G6153732, zwart, merk: Adidas)
2. 1 STK Tas (Omschrijving: PL1300-2022033044-G6153730)
3. 3 STK ballon (Omschrijving: PL1300-2022033044-G6153733)
4. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022033044-G6153728)
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen zoals vermeld onder nummers 1, 2 en 3 op de beslaglijst dienen verbeurd te worden verklaard, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder 1 en 2 bewezen geachte is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp zoals vermeld onder nummer 4 op de beslaglijst dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 1 en 2 bewezen geachte is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
eendaadse samenloop van

1.opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

en

2.opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Verklaart
verbeurd:
1. STK Tas (Omschrijving: PL1300-2022033044-G6153732, zwart, merk: Adidas)
2. 1 STK Tas (Omschrijving: PL1300-2022033044-G6153730)
3. 3 STK ballon (Omschrijving: PL1300-2022033044-G6153733)
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
4. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022033044-G6153728)
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Smit, voorzitter,
mrs. N. Koene en N. Aandewiel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 juni 2022.
[----]

[----]