ECLI:NL:RBAMS:2022:4324

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
13/300902-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een omgebouwd en geladen vuurwapen met bijbehorende munitie, eendaadse samenloop, en de gevolgen van onrechtmatige aanhouding en bewijsuitsluiting

Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 november 2020 te Amsterdam werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een omgebouwd en geladen vuurwapen. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 12 april 2022, waar de officier van justitie, mr. A. van de Venn, en de raadsvrouw, mr. J. Leyten, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was, omdat er geen verdenking van een strafbaar feit bestond op het moment van aanhouding. Echter, de doorzoeking van de auto was rechtmatig, omdat de medeverdachte, die zich in de auto bevond, wel verdacht werd van een strafbaar feit. De rechtbank concludeerde dat het bewijs van het aangetroffen vuurwapen niet uitgesloten kon worden, ondanks het vormverzuim bij de aanhouding.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen in zijn auto, gezien het DNA van de verdachte dat op het wapen was aangetroffen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd en geladen vuurwapen. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uur. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico vormt voor de veiligheid in de samenleving, en dat er streng moet worden opgetreden tegen dergelijk gedrag. De rechtbank besloot ook dat de eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraffen in andere zaken ten uitvoer gelegd moesten worden, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/300902-20; 13/211170-18 (tul); 13/077830-17 (tul) en 23/003705-17 (tul) (Promis)
Datum uitspraak: 26 april 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna: verdachte.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van de Venn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J. Leyten, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 25 november 2020 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een doorgeladen en/of omgebouwd vuurwapen met bijbehorende munitie.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Uit de DNA-sporen van verdachte op het wapen blijkt dat verdachte wist van de aanwezigheid van het vuurwapen in zijn auto en daar ook de beschikkingsmacht over had. Hoewel sprake was van een onrechtmatige aanhouding, is de doorzoeking van de auto van verdachte rechtmatig geweest. De vondst van het vuurwapen hoeft daarom niet te leiden tot bewijsuitsluiting.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat het proces-verbaal van het aantreffen van het vuurwapen niet voor het bewijs mag worden gebruikt. De aanhouding van verdachte is onrechtmatig geweest, omdat er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld dat verdachte een strafbaar feit zou hebben begaan. Het aantreffen van verdachte in aanwezigheid van medeverdachte [medeverdachte] , tegen wie wél een verdenking van het plegen van een strafbaar feit bestond, was de aanleiding voor de inbeslagname van de auto van verdachte. Omdat ten aanzien van verdachte geen verdenking van het plegen van een strafbaar feit bestond, is ook de daaropvolgende doorzoeking van zijn auto onrechtmatig geweest. Deze onherstelbare vormverzuimen hebben op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) tot gevolg dat het bewijs dat ziet op (het aantreffen van) het vuurwapen van het oordeel over de bewezenverklaring dient te worden uitgesloten.
Verder heeft de raadsvrouw betoogd dat het DNA van verdachte door secundaire overdracht op het vuurwapen kan zijn terechtgekomen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen in zijn auto en daarover de beschikkingsmacht had.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 25 november 2020 is verdachte aangehouden door het Aanhoudings- en Ondersteuningsteam (hierna: het AOT), terwijl hij als bestuurder in zijn auto reed. Naast verdachte zat medeverdachte [medeverdachte] , tegen wie een bevel tot aanhouding buiten heterdaad was afgegeven. [medeverdachte] werd verdacht vaneen straatroof, waarbij zou zijn gedreigd met een vuurwapen. Omdat volgens het AOT sprake was van een risicovolle aanhouding, zijn alle inzittenden van het voertuig aangehouden. Tijdens de daaropvolgende doorzoeking van het voertuig op het politiebureau, is op de grond aan de bestuurderskant een geladen vuurwapen aangetroffen. Het vuurwapen lag gedeeltelijk onder de bestuurdersstoel. De loop van het wapen lag op de bekleding van de bodem van de auto, terwijl het handvat van het wapen gedeeltelijk op de vloermat lag. Op basis van onderzoek is vastgesteld dat het ging om een omgebouwde Revolver. Op de ruwe en scherpe delen van de Revolver en aan de voorzijde en binnenkant van de loop van het vuurwapen is DNA van verdachte aangetroffen.
Vormverzuim
Naar het oordeel van de rechtbank was nog geen sprake van een verdenking van een strafbaar feit jegens verdachte toen hij werd aangehouden. Tegen verdachte is pas een verdenking ontstaan nadat het vuurwapen tijdens de doorzoeking van zijn auto aan de bestuurderskant was aangetroffen. De aanhouding van verdachte was daarom onrechtmatig en dit is een vormverzuim. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze onrechtmatige aanhouding echter niet tot gevolg heeft dat de doorzoeking van de auto van verdachte onrechtmatig was. De verdachte [medeverdachte] bevond zich ten tijde van de aanhouding immers ook in het voertuig en tegen hem bestond wél een verdenking van het plegen van een strafbaar feit waarbij een vuurwapen zou zijn gebruikt. Op basis daarvan is de auto doorzocht en het vuurwapen gevonden. Het aantreffen van het vuurwapen dient daarom niet van het bewijs te worden uitgesloten.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ontkend dat hij wist dat het vuurwapen in zijn auto lag. Het vuurwapen is niet van hem en hij kan het naar eigen zeggen niet hebben zien liggen, omdat hij zijn stoel altijd ver naar voren schuift om de auto te kunnen besturen. Op de foto van het vuurwapen in de auto is volgens verdachte te zien dat de stoel helemaal naar achteren is geschoven waardoor het wapen zichtbaar werd. Volgens verdachte zou zijn DNA op het vuurwapen terecht kunnen zijn gekomen doordat zijn DNA in de lucht van de auto aanwezig is. En als verdachte zijn auto schoonmaakt, schudt hij de vloermat uit buiten de auto dus ook op die wijze zou zijn DNA via de vloermat op het wapen terecht kunnen zijn gekomen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat het DNA van verdachte via de vloermat op het handvat van het vuurwapen terecht is gekomen, doordat verdachte de vloermat vastpakt tijdens het schoonmaken van zijn auto. Dit geldt echter niet voor het aangetroffen DNA van verdachte op de voorzijde en binnenkant van de loop. Dit gedeelte lag immers op de bekleding van de bodem van de auto. De rechtbank vindt niet aannemelijk geworden dat het DNA van verdachte via de lucht op dat deel van het vuurwapen is terechtgekomen. De verklaring van verdachte wordt dan ook als ongeloofwaardig ter zijde geschoven. In principe is een eigenaar en gebruiker van een voertuig verantwoordelijk voor hetgeen in dit voertuig wordt vervoerd. Nu het wapen in zijn auto lag onder de bestuurdersstoel waar hij zat en zijn DNA op het vuurwapen is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen en daarover de beschikkingsmacht had.
Bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat, op basis van het aantreffen van het wapen, het wapen- en munitieonderzoek en het DNA-onderzoek, kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd en geladen vuurwapen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 25 november 2020 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een geladen en omgebouwde revolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 Long Rifle, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver, en munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten 5 patronen van het merk cascade Cartridge Inc. (CCI) kaliber .22 Long Rifle, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft zij gevorderd een taakstraf van 100 uur op te leggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om bij een bewezenverklaring geen straf of maatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte heeft zijn leven op orde en hij heeft afstand genomen van personen die zijn leven negatief zouden kunnen beïnvloeden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om met oplegging van een geheel voorwaardelijke straf te volstaan.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straffen en bij de vaststelling van de duur en de hoogte daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd en geladen vuurwapen. Vuurwapens vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid en het ongecontroleerde bezit ervan leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank is van oordeel dat daarom tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng moet worden opgetreden.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het door reclasseringswerker [naam 1] opgestelde adviesrapport van 9 november 2021 van Jeugdbescherming en Reclassering Leger des Heils. Hierin is, zakelijk weergegeven, gerapporteerd dat bij verdachte thans sprake is van een stabiele leefsituatie. Hoewel verdachte zich niet eerder heeft schuldig gemaakt aan vuurwapenbezit en er geen sprake lijkt te zijn van een pro-criminele houding, heeft de reclassering zorgen. Volgens de reclassering bestaat het risico dat de onbevreesde houding van verdachte leidt tot roekeloos gedrag.
Verdachte houdt zich aan de voorwaarden die in het kader van zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis aan hem zijn opgelegd. Verdachte heeft geen hulpvraag, beschikt over zelfinzicht en is gemotiveerd tot gedragsverandering. Daarom ziet de reclassering geen noodzaak tot oplegging van strafrechtelijke interventies of een reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Op de zitting heeft de toezichthouder van verdachte, de heer [naam 2] , bevestigd dat verdachte zich aan de aan hem opgelegde schorsingsvoorwaarden houdt. Hij werkt full time en hij zet stappen in de goede richting om een stabiele leefsituatie op te bouwen.
De straffen
De rechtbank zal overeenkomstig het advies van de reclassering het volwassenenstrafrecht toepassen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een auto is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden.
Het bewezenverklaarde lijkt voort te vloeien uit een eenmalige, naïeve en verkeerde beslissing, terwijl verdachte verder een gestructureerd leven lijkt te leiden. De hoop is dan ook dat verdachte, gelet op zijn jonge leeftijd en zijn motivatie om een stabiele leefsituatie op te bouwen, op het rechte pad blijft. Op de zitting is naar voren gekomen dat verdachte hard werkt om een stabiele toekomst op te bouwen. Naar eigen zeggen is verdachte werkzaam als bijrijder van een vrachtwagentransportbedrijf en hij gaat niet meer om met personen die zich bezighouden met criminele activiteiten.
Om verdachte te stimuleren om een delictvrij bestaan op te bouwen en rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden, zal de rechtbank verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen maar een taakstraf van 100 uur, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Dit moet voor verdachte een extra stok achter de deur zijn om op het juiste pad te blijven.

8.Beslag

Onder verdachte is een revolver en munitie in beslag genomen. Deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer, omdat het bewezenverklaarde met behulp van deze voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

Bij de stukken zitten de op 25 oktober 2021 bij de griffie van deze rechtbank ontvangen vorderingen tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam. De officier van justitie vordert alsnog tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde werkstraffen in de zaken met parketnummers 13/211170-18, 13/077830-17 en 23/003705-17. Het gaat om de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke werkstraffen van in totaal 75 uur (25 uur + 30 uur + 20 uur).
9.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraffen toe te wijzen.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Doordat verdachte zijn leven heeft gebeterd is het tenuitvoerleggen van deze werkstraffen weinig zinvol.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de aan bovengenoemde parketnummers gekoppelde proeftijden aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom wijst de rechtbank de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraffen toe.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 63 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4
is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
en;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
STK Revolver (Omschrijving: 6000322, BBM)
1 DV Patroon (Omschrijving: 6000325)
Gelast de tenuitvoerleggingvan de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen onder parketnummers
13/211170-18, 13/077830-17en
23/003705-17.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. K. Duker en R.H.G. Odink, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D. Middelburg en K.P.M. Smeets, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2022.