ECLI:NL:RBAMS:2022:4330

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
AWB 20/4023
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van declaraties voor slachtoffergesprekken met de officier van justitie

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 22 juli 2022, is de Raad voor de Rechtsbijstand veroordeeld om declaraties voor slachtoffergesprekken met de officier van justitie te vergoeden. De zaak betreft een geschil tussen het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand en een aantal eisers die als rechtsbijstandverleners betrokken zijn bij het High Trust-programma. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de aanpassing van vergoedingen voor hun toevoegingen, die door de Raad voor Rechtsbijstand zijn aangepast na steekproeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergoedingen voor de slachtoffergesprekken niet onder de definitie van 'zitting' vallen zoals bedoeld in artikel 18 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr). De rechtbank oordeelt dat het aan de wetgever is om de wet aan te passen indien zij vindt dat de aanwezigheid van een advocaat bij een slachtoffergesprek belangrijk is. De rechtbank heeft het beroep van de eisers gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Tevens is de Raad voor Rechtsbijstand veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op € 2.277,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het door de eisers betaalde griffierecht van € 48,- door de Raad voor Rechtsbijstand moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/4023

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser 1],
[eiser 2],
[eiser 3]en
[eiser 4], te [plaats] , eisers
(gemachtigde: mr. M.E. Beukers),
en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigden: mr. C.W. Wijnstra en mr. C. de Jong).

Procesverloop

Bij besluiten van 5 maart 2020, 18 maart 2020 en 10 april 2020 (de primaire besluiten) heeft verweerder de vergoedingen van de toevoegingen met kenmerken 4NI1263, 4NG8884, 4NG8885, 4NR4885, 4ND5256, 4NM4981, 4NP4209, 4NP4179, 4NL5773, 4NP4185, 4NP4178, 4NG4000, 4NJ1005 en 4NI3285 aangepast. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 5 juni 2020 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 17 juli 2020 heeft de rechtbank het beroepschrift van eisers tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2022. [eiser 1] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigden. De rechtbank heeft de zaak gelijktijdig behandeld met de zaken met nummers AMS 20/4024, AMS 20/4025 en AMS 20/4027. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst en partijen de gelegenheid gegeven om met elkaar te overleggen of een schikking denkbaar is.
In het e-mailbericht van 1 juli 2022 heeft verweerder de rechtbank bericht dat de onderhandelingen niet tot een regeling in der minne hebben geleid. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat – zoals met partijen op de zitting is afgesproken – een nadere zitting achterwege kan blijven en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eisers namen als rechtsbijstandverlener deel aan het High Trust-programma van verweerder, waarbij sprake is van een steekproefsgewijze controle van toevoegingsaanvragen en declaraties achteraf. Op 7 oktober 2019, 18 december 2019 en 17 februari 2020 heeft verweerder bij het kantoor van eisers steekproeven uitgevoerd.
2. Naar aanleiding van deze steekproeven zijn de vergoedingen van de toevoegingen met eerder genoemde kenmerken aangepast omdat uit de steekproeven bleek dat de slachtoffergesprekken bij de officier van justitie in deze zaken zijn gedeclareerd als zitting terwijl voor dit soort gesprekken geen recht bestaat op zittingstoeslagen.
3. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren aan dat sinds 1 juli 2016 een vergoeding bestaat voor de bijstand tijdens het slachtoffergesprek. De declaratieformulieren zijn echter niet geschikt voor het declareren van slachtofferzaken en de slachtoffergesprekken. Verweerder en de wetgever hebben destijds in de uitvoering ten onrechte onvoldoende rekening gehouden met de versterking van de positie van het slachtoffer in het strafrecht. Door verweerder wordt miskend wat de waarde is van een slachtoffergesprek. Tijdens dit gesprek worden namelijk essentiële (juridische) zaken besproken. Als een advocaat daarvoor geen vergoeding krijgt, vervalt daarmee het recht van het slachtoffer om zich gedegen bij te laten staan door een advocaat. Verweerder moet artikel 18 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr) dan ook niet zo nauw interpreteren.
Daarnaast voeren eisers aan dat het handelen van verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel is. Eerst werden eisers geïnstrueerd om slachtoffergesprekken te declareren onder ‘kilometers in verband met vrijheidsontneming.’ Toen deze optie verviel in het declaratieformulier, moesten zij het declareren onder ‘zitting maar geen inhoudelijke behandeling’. Op het moment dat ook deze optie verdween, hebben eisers van de heer [naam 2] (een medewerker van verweerder) vernomen dat het kantoor van eisers moest gaan declareren onder ‘zitting met inhoudelijke behandeling.’ Eisers hebben dus steeds conform de instructies van verweerder gedeclareerd. Bij eerdere steekproeven zijn hier geen opmerkingen over gemaakt. Eisers hebben bij het declareren vertrouwd op de instructies van verweerder in dat verband. Volgens eisers is onvoldoende aangetoond dat de medewerkers van verweerder zich deze instructies niet meer kunnen herinneren. Van verweerder mag verwacht worden dat hij gespreksnotities overlegt of desnoods de betrokken medewerkers hoort. Tot slot voeren eisers aan dat de proceskosten moeten worden vergoed gelet op het aantal zaken, de financiële consequenties van alle verrekeningen en het feit dat het om een bestuursrechtelijke procedure gaat in plaats van een strafrechtelijke, hetgeen waar eisers zich mee bezig houden de praktijk.
4. Het juridisch kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Slachtoffergesprek en artikel 18 van het Bvr
5. Uit artikel 18, eerste lid, van het Bvr volgt dat onder zitting wordt verstaan de behandeling van het onderzoek ter terechtzitting alsmede de behandeling van een transactieaanbod van de officier van justitie waarbij de verdachte wordt gehoord. Niet tot het begrip zitting wordt verstaan de zitting waarin tot aanhouding wordt besloten zonder dat de zaak inhoudelijk is behandeld en de zitting waarin enkel de uitspraak in de zaak is gedaan. Uit de memorie van toelichting op dit artikel volgt dat het idee hierachter is dat de rechtsbijstandverlener voor de twee laatste zittingen zich niet zodanig hoeft in te spannen dat dit de toekenning van extra punten rechtvaardigt. Het begrip zitting, voor zover het de behandeling van de zaak door de rechter betreft, heeft betrekking op het onderzoek ter terechtzitting. In de ‘werkinstructie artikel 18 Bvr zitting in strafzaken’ (werkinstructie) staat dat het slachtoffergesprek met de officier van justitie geen zitting is in de zin van artikel 18 van het Bvr.
6. In de werkinstructie geeft verweerder een nadere invulling aan de wet. Dit is een wetsinterpreterende beleidsregel van verweerder. De rechtbank toetst integraal de juistheid van de in de beleidsregel gegeven uitleg. Dit betekent dat de rechtbank vol toetst of het slachtoffergesprek onder artikel 18 van het Bvr valt.
7. De rechtbank is van oordeel dat het slachtoffergesprek met de officier van justitie niet valt onder een zitting als bedoeld in artikel 18 van het Bvr. Het valt niet onder een onderzoek ter terechtzitting noch onder de behandeling van een transactieaanbod. Als de wetgever vindt dat de aanwezigheid van een advocaat bij een slachtoffergesprek erg belangrijk is en het huidige forfaitaire systeem niet voorziet in een vergoeding daarvan, ligt het op de weg van de wetgever om het Bvr op dit punt aan te passen dan wel op andere wijze te voorzien in een vergoeding voor de aanwezigheid van de advocaat tijdens het slachtoffergesprek.
Vertrouwensbeginsel
8.1
Eisers hebben aangevoerd dat zij eerst werden geïnstrueerd om slachtoffergesprekken te declareren onder ‘kilometers in verband met vrijheidsontneming’. Eisers hebben op de zitting nog een e-mail van 7 februari 2017 overgelegd waaruit volgt dat de heer [naam 1] (medewerker van verweerder) telefonisch heeft aangegeven dat bij de declaratie de kilometers voor het slachtoffergesprek ingevuld moeten worden bij ‘aantal kilometers vanwege vrijheidsontneming’. Bij de toelichting bijlage(n) kon aangegeven worden dat het gaat om kilometers voor slachtoffergesprekken. Toen deze optie verviel in het declaratieformulier, moesten eisers de kilometers voor het slachtoffergesprek declareren onder ‘zitting maar geen inhoudelijke behandeling’. Op het moment dat ook deze optie verdween, hebben eisers van de heer [naam 2] (medewerker van verweerder) vernomen dat zij voortaan moesten declareren onder ‘zitting met inhoudelijke behandeling.’ Op de zitting hebben eisers ook een e-mail overgelegd van 28 september 2018 waarin een collega van eisers, paralegal [naam 3] , schrijft net gebeld te hebben met verweerder en dat de heer [naam 2] heeft aangegeven dat geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen inhoudelijk en niet-inhoudelijke zittingen bij civiele zaken. Dit betekent volgens [naam 3] dat ook slachtoffergesprekken onder inhoudelijk vallen bij toevoegingen met code O013. Eisers menen conform de instructies van verweerder te hebben gedeclareerd. Bij eerdere steekproeven zijn hier verder geen opmerkingen over gemaakt. Eisers hebben bij het declareren vertrouwd op de instructies van verweerder. Op de zitting is duidelijk geworden dat met de laatste manier van declareren het probleem is ontstaan, omdat naast de reiskosten in verband met het slachtoffergesprek ook een zittingstoeslag is gedeclareerd.
8.2
Verweerder heeft aangegeven dat de betreffende medewerkers ( [naam 1] , [naam 4] en [naam 2] ) zich niet kunnen voorstellen dat zij eisers hebben geïnstrueerd om hun reiskosten te declareren op een wijze die mede resulteert in een toekenning van een zittingstoeslag voor een slachtoffergesprek. Het laatste gesprek met [naam 2] heeft volgens verweerder enkel betrekking gehad op het technische aspect van de declaratie van de reiskosten in verband met het slachtoffergesprek.
9. Ten aanzien van het vertrouwensbeginsel is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verweerder een ondubbelzinnige toezegging heeft gedaan dat er recht was op een zittingstoeslag voor de bijstand tijdens een slachtoffergesprek. De rechtbank merkt hierbij op dat zij niet uitsluit dat het feitelijk is gegaan zoals eisers stellen dat het is gegaan, maar de rechtbank kan dit onvoldoende vaststellen op grond van de inhoud van het dossier. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
10. Tussen partijen is niet in geschil dat sinds 1 juli 2016 recht bestaat op vergoeding van de reistijd en reiskosten in verband met de slachtoffergesprekken met de officier van justitie en het bijstaan van het slachtoffer op zitting. Dit volgt uit artikel 24 van het Bvr. Het spreekrecht van slachtoffers is toen uitgebreid. Vanaf dat moment konden deze kosten gedeclareerd worden. De rechtbank stelt verder vast dat partijen het erover eens zijn dat het declaratiesysteem van verweerder lange tijd onvoldoende was ingericht voor het declareren van deze kosten. Dit heeft verweerder op de zitting ook beaamd. De rechtbank is van oordeel dat de eventuele nadelige consequenties van de gebrekkige administratieve werkwijze omtrent de declaratie van de reiskosten bij verweerder - die ook meer dan eens is gewijzigd - niet voor rekening van eisers kunnen komen.
11. De rechtbank is van oordeel dat het vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid op de weg van verweerder had gelegen, gelet op de steeds gewijzigde manier van declaratie van de reiskosten, duidelijk te maken aan eisers hoe de reiskosten dan wel precies moesten worden gedeclareerd. Op het moment waarop het kantoor van eisers op 28 september 2018 contact opnam met verweerder was er namelijk geen andere manier beschikbaar om de reiskosten via het uitvoeringssysteem van verweerder te declareren, terwijl eisers daar wel recht op hebben. De rechtbank is van oordeel dat bij deze stand van zaken de onterechte vergoedingen voor de zittingen in dit specifieke geval voor rekening van verweerder dienen te komen. Dat verweerder op de zitting naar voren heeft gebracht dat de declaratie van de kosten per toevoegingsaanvraag via een mutatie had kunnen/moeten plaatsvinden, maakt dit niet anders. Uit het dossier blijkt niet dat dit de door verweerder voorgeschreven wijze was om te declareren. Nog los van het feit dat verweerder heeft erkend dat dit een zeer bewerkelijke manier van declareren is, omdat dit voor elke toevoeging apart dient te gebeuren, hetgeen niet past binnen een High Trust-convenant zoals partijen waren overeengekomen.
12. Gelet op het vorenstaande komt het voor rekening en risico van verweerder dat eisers verkeerd hebben gedeclareerd en daardoor vergoedingen hebben verkregen voor het bijwonen van het slachtoffergesprek. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt om die reden het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, bestaat geen andere mogelijkheid dan de aanpassing van de vergoedingen van de toevoegingen met eerder genoemde kenmerken ongedaan te maken.
Proceskosten
13.1
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft onder meer in de uitspraken van 22 december 2010 [1] en 14 augustus 2013 [2] overwogen dat in beginsel heeft te gelden dat een advocaat redelijkerwijs geen proceskosten hoeft te maken ter zake van een procedure over een vergoeding van door hem verleende rechtsbijstand. De kosten die zijn verbonden aan een dergelijke procedure, met inbegrip van een beroeps- en hoger beroepsprocedure, zijn zodanig inherent aan de uitoefening van de eigen praktijk, dat niet kan worden staande gehouden dat een advocaat daarvoor redelijkerwijs kosten moet maken door inschakeling van een derde, die terzake beroepsmatige rechtsbijstand verleent. Alleen als een zaak feitelijk of juridisch zodanig complex is, dient van dit uitgangspunt te worden afgeweken.
13.2
Het kantoor van eisers is naar aanleiding van de steekproeven ineens met ongeveer zestig mutaties geconfronteerd, waartegen eisers niet alleen moesten opkomen vanwege de grote financiële gevolgen maar ook vanwege de dreiging van een 100% controle van de zaken die binnen de High Trust-overeenkomst zijn behandeld. Gelet op de hoeveelheid zaken die zijn voortgekomen uit de steekproeven en de werkzaamheden die door de gemachtigde van eisers vanaf de bezwaarfase zijn verricht in dat verband, is de rechtbank in dit specifieke geval van oordeel dat sprake is van feitelijke complexiteit en aanleiding bestaat om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.277,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,-, en een wegingsfactor 1).
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eisers te vergoeden;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.277,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, in aanwezigheid van mr. E.D. Dalman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
BIJLAGE
Juridisch kader
Artikel 18 Bvr
1. Onder zitting wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan elk optreden van de rechter in het kader van het onderzoek ter terechtzitting en elke behandeling in rechte van de hoofdzaak of hoofdvordering alsmede het horen van de verdachte door de officier van justitie, met het oog op het uitvaardigen van een strafbeschikking, met uitzondering van:
a. de zitting waarin tot aanhouding wordt besloten zonder dat de zaak inhoudelijk is behandeld, of
b. de zitting waarin uitsluitend de uitspraak in de zaak is gedaan.
2. Indien de rechtsbijstandverlener meer dan één zitting heeft bijgewoond, wordt voor de tweede en elke daaropvolgende bijgewoonde zitting het aantal toe te kennen punten telkens met twee verhoogd.
Artikel 24 Bvr
1. Voor het tijdverlet in verband met reizen ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand in een andere zaak dan een piketzaak wordt, uitgaande van de totale afstand die is afgelegd bij reizen naar de zitting, bedoeld in het eerste lid van artikel 7 en het eerste lid van artikel 18, en naar rechtzoekenden wier vrijheid is ontnomen of beperkt, per volle gereisde 60 kilometer een halve punt toegekend. Onder reizen naar de zitting is mede begrepen het reizen in verband met de behandeling van de gevangenhouding of gevangenneming, bedoeld in artikel 16, alsmede in verband met het verhoor, bedoeld in artikel 17.
[…]
5. Indien een reis wordt afgelegd ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand aan meerdere rechtzoekenden op dezelfde locatie, wordt het tijdverlet in verband met deze reis slechts eenmaal vergoed.
Werkinstructie artikel 18 Bvr zitting in strafzaken
Algemeen
Je kent per bijgewoonde zitting een toeslag toe vanaf de tweede en daaropvolgende zitting.

Zitting

Er is sprake van een zitting als:
- De rechter het onderzoek ter terechtzitting heeft gedaan;
- Er een regiezitting is. Daarin worden onder meer de planning van de zittingsdagen, getuigenverhoren en de onderzoekswensen van de verdediging zoals het horen van getuigen besproken;
- Er sprake is geweest van een inhoudelijke discussie over de noodzaak van het horen van getuigen;
- De verdachte gehoord wordt bij een behandeling van een voornemen tot strafbeschikking (S041);
- De verdachte buiten rechte gehoord wordt (ter voorkoming van een behandeling in rechte), bijvoorbeeld TOM-zitting of een transactieaanbod van de Officier van Justitie (S041) zie voorbeelden hieronder;
- Een namens de verdachte ingediend bezwaar- of verzoekschrift door de raadkamer is behandeld. Bijvoorbeeld bezwaar dagvaarding, bezwaar opheffing beperkingen, bezwaar onthouding processtukken, bezwaar weigeren nadere onderzoekshandelingen, wrakingsverzoek;
- Een tot tbs veroordeelde wordt gehoord door de R-C namens de meervoudige kamer (artikel 509s Sv) in het kader van de verlening tbs;
- De zaak de inhoudelijke behandeling van een Z-zaak betreft, zoals bijvoorbeeld de behandeling van klachtzaken van gedetineerden door de klachtcommissie, de tenuitvoerlegging van strafzaken of behandeling voeging van de benadeelde partij in een strafzaak;
- Het beroep tegen de (verlenging) van een gedragsaanwijzing, als bedoeld in artikel 509hh Sv is behandeld.
Bovenstaande geldt ook als de zitting in de vorm van 'telehoren' c.q. 'videoconferentie(opent in nieuw venster)(verwijst naar een andere website)' heeft plaatsgevonden.
Voorbeelden
- Er is een uitnodiging voor een TOM-zitting (S041), het voorstel van de OvJ wordt geaccepteerd. De zaak is buiten rechte afgedaan (artikel 19 Bvr) en wordt als beëindigde procedure vastgesteld op 5 punten.
- Er is een uitnodiging voor een voornemen tot het opleggen van een strafbeschikking. Na het gesprek met de OvJ wordt de voorgestelde sanctie geaccepteerd. De zaak is in rechte afgedaan (ECLI:NL:RVS:2017:226)(opent in nieuw venster)(verwijst naar een andere website) en wordt als procedure vastgesteld op 6 punten (S010/S030/S041) of 7 punten (S040) (artikel 14 Bvr).
- Er is een uitnodiging voor een TOM-zitting of een voornemen tot het opleggen van een strafbeschikking (S041). Na het gesprek met de OvJ wordt de voorgestelde sanctie niet geaccepteerd en er volgt een politierechterzitting. Bij de declaratie hercodeer je de zaak op S040. Er is dan sprake van twee zittingen, waarvoor in totaal 8 punten wordt vergoed: 1. De procedure inclusief de zitting bij de politierechter geeft recht op 6 punten (behandeling in rechte); 2. De zitting bij de OvJ geeft recht op een zittingstoeslag van 2 punten.

Geen zitting

In de volgende gevallen is geen sprake van een zitting in de zin van artikel 18 Bvr:
- Een zitting waarin tot aanhouding wordt besloten zonder dat door één van de partijen is verzocht om inhoudelijke behandeling. Voorbeelden van aangehouden zaken zonder inhoudelijke behandeling: pro forma-zitting, door de uitloop van andere zittingen is na overleg met de rechter besloten tot aanhouding van de zaak, de opgeroepen tolk is niet komen opdagen, de verdachte is niet aangevoerd vanuit het huis van Bewaring;
- Een zitting waarin uitsluitend verzocht wordt om een beslissing over de bewaring of gevangenhouding (Habeas Corpus). Voor deze laatste geldt de toeslag van artikel 16 Bvr.
- Als de zaak niet is uitgeroepen wegens onvoorziene omstandigheden, waar de advocaat geen invloed op heeft kunnen uitoefenen. Bijvoorbeeld omdat de zitting ten onrechte niet op de rol is gezet;
- Een zitting waarin uitsluitend de uitspraak in de zaak is gedaan;
- Gesprek met Officier van Justitie ter voorbereiding van een voeging benadeelde partij in het strafproces;
- Het slachtoffergesprek met de Officier van Justitie.
NB. Voor reiskostenvergoeding, zie werkinstructie artikel 24 Bvr reistijdvergoeding binnenland. Bijvoorbeeld onder ‘onvoorziene omstandigheden’ en ‘bijwonen zitting door slachtofferadvocaat’.
Werkinstructie artikel 24 Bvr Reistijdvergoeding binnenland(…)

Bijwonen zitting door slachtofferadvocaat

Aan de slachtofferadvocaat met een O013-toevoeging worden de reiskosten toegekend voor het reizen naar:
- de zitting (zowel inhoudelijk als pro forma);
-
slachtoffergesprekken met de OvJ (m.i.v. 1 juli 2016, datum uitbreiding spreekrecht).
(…)

Voetnoten

1.201005173/1/H2.
2.201207334/1/A2.