In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 22 juli 2022, is de Raad voor de Rechtsbijstand veroordeeld om declaraties voor slachtoffergesprekken met de officier van justitie te vergoeden. De zaak betreft een geschil tussen het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand en een aantal eisers die als rechtsbijstandverleners betrokken zijn bij het High Trust-programma. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de aanpassing van vergoedingen voor hun toevoegingen, die door de Raad voor Rechtsbijstand zijn aangepast na steekproeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergoedingen voor de slachtoffergesprekken niet onder de definitie van 'zitting' vallen zoals bedoeld in artikel 18 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr). De rechtbank oordeelt dat het aan de wetgever is om de wet aan te passen indien zij vindt dat de aanwezigheid van een advocaat bij een slachtoffergesprek belangrijk is. De rechtbank heeft het beroep van de eisers gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Tevens is de Raad voor Rechtsbijstand veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op € 2.277,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het door de eisers betaalde griffierecht van € 48,- door de Raad voor Rechtsbijstand moet worden vergoed.