ECLI:NL:RBAMS:2022:451
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Opheffing thuisquarantaineverplichting op grond van artikel 58nb Wet publieke gezondheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin verzoekster, een gepromoveerd viroloog, verzocht om opheffing van de thuisquarantaineverplichting voor haarzelf en haar kinderen na terugkeer uit Zuid-Afrika. Verzoekster en haar kinderen waren recentelijk besmet geraakt met de Omikronvariant van het coronavirus en hebben in Zuid-Afrika een quarantaineperiode van twee weken doorlopen. Verzoekster stelde dat, gezien hun recente besmetting, zij en haar kinderen niet opnieuw het virus konden verspreiden en dat er daarom aanleiding was om een uitzondering te maken op de quarantaineplicht die voortvloeit uit artikel 58nb van de Wet publieke gezondheid (WPG).
De voorzieningenrechter heeft de procedure in detail bekeken, inclusief de ingediende stukken en de mondelinge behandelingen die via Skype en Teams hebben plaatsgevonden. De rechter heeft vastgesteld dat Zuid-Afrika op dat moment als een hoogrisicogebied was aangemerkt en dat de quarantaineplicht van toepassing was. Echter, na overleg met deskundigen van het RIVM en op basis van de recente besmetting met de Omikronvariant, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het onwaarschijnlijk is dat verzoekster en haar kinderen opnieuw besmet zouden raken binnen een korte termijn.
Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de verplichting tot thuisquarantaine op te heffen voor verzoekster en haar kinderen, waarmee het verzoek van verzoekster is toegewezen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 17 januari 2022.