ECLI:NL:RBAMS:2022:4643
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voornaamswijziging met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de voornaam van een minderjarige, ingediend door de moeder. De moeder verzocht de rechtbank om de voornaam van haar dochter, geboren in 2015, te wijzigen in een nieuwe naam, omdat zij gepest zou worden met haar huidige voornaam. De vader van het kind, die ook het gezag over de minderjarige heeft, heeft echter bezwaar gemaakt tegen deze wijziging en betwist dat er een zwaarwegend belang is voor de naamswijziging. Hij heeft zelfs aangifte gedaan van valsheid in geschrifte, omdat hij stelt dat de verklaring van instemming die door de moeder is overgelegd niet van hem afkomstig is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat voor een verzoek tot voornaamswijziging de instemming van beide ouders vereist is, en aangezien de vader geen toestemming heeft gegeven, heeft de rechtbank het verzoek van de moeder afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de moeder in de proceskosten van de vader moet worden veroordeeld, omdat zij de procedure heeft gestart zonder de benodigde toestemming van de vader. De kosten zijn begroot op € 1.126,- voor het salaris van de advocaat van de vader en € 85,- aan griffierecht. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan, voor zover hoger beroep openstaat, binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het Gerechtshof te Amsterdam.