ECLI:NL:RBAMS:2022:4646

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/646243 / FA RK 18-2333
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gezamenlijk gezag wegens risico op ernstige conflicten tussen de ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag over een minderjarige, [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2018. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.M.C.M. van der Wel-Hiddes, heeft verzocht om samen met de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.J. den Hartog, belast te worden met het gezag over [minderjarige 1]. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming, die betrokken was bij de procedure. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 januari 2022, waarbij beide ouders en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgang tussen de vader en [minderjarige 1] goed verloopt, maar dat er nog steeds conflicten zijn tussen de ouders, vooral als het gaat om beslissingen buiten de omgang. De moeder heeft aangegeven geen vertrouwen te hebben in de vader, die volgens haar intimiderend gedrag vertoont. De Raad heeft geadviseerd om gezamenlijk gezag toe te kennen, maar de rechtbank oordeelt dat, gezien de geschiedenis van conflicten en de emotionele instabiliteit van de vader, het nog te vroeg is om gezamenlijk gezag toe te kennen. De rechtbank wijst het verzoek van de vader af, met de mogelijkheid dat hij in de toekomst opnieuw kan verzoeken om gezamenlijk gezag als de communicatie verbetert.

De rechtbank benadrukt het belang van een goede communicatie tussen de ouders en de noodzaak voor de vader om zijn emoties te beheersen. De beslissing is genomen met het oog op het belang van [minderjarige 1], waarbij het risico op ernstige conflicten tussen de ouders als te groot wordt ingeschat. De rechtbank heeft de beschikking openbaar uitgesproken, en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/646243 / FA RK 18-2333
Beschikking van 23 februari 2022 betreffende wijziging van het gezag en omgangsregeling
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. B.M.C.M. van der Wel-Hiddes te Heemstede,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. B.J. den Hartog te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De verdere procedure

1.1.
De rechtbank houdt rekening met de beschikkingen van 22 augustus 2018, van 4 december 2019 en van 11 november 2020.
1.2.
De rechtbank heeft vervolgens kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het F9-formulier van 4 maart 2021 van de vader
- het F9-formulier van 5 maart 2021 van de moeder;
- het F9-formulier van 6 september 2021 van de vader;
- het F9-formulier van de moeder van 19 oktober 2021.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 januari 2022.
Gehoord zijn: partijen, bijgestaan door hun advocaten en mevrouw [naam] namens de Raad.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft advocaat van de vrouw het rapport van Altra van 5 november 2021 overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van partijen is geboren:
[minderjarige 1] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2018, hierna: [minderjarige 1] .
2.2.
[minderjarige 1] is erkend door de vader.
2.3.
De moeder is van rechtswege belast met de uitoefening van het gezag. [minderjarige 1] verblijft sinds het uiteengaan van partijen bij de moeder.
2.4.
De moeder heeft nog twee meerderjarige dochters en een minderjarige dochter, [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2008. [minderjarige 2] is in 2016 ondergebracht in het netwerk. De moeder woont sinds 2019 bij HVO Querido.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 22 augustus 2018 heeft de rechtbank de beslissing met betrekking tot de omgang en het verzoek om gezamenlijk gezag als hierna vermeld aanhouden, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan een traject bij Altra ‘Ouderschap Blijft’.
3.2.
Bij beschikking van 4 december 2019 heeft de rechtbank een informatieregeling vastgesteld en de Raad verzocht onderzoek te doen met betrekking tot het gezag en de omgangsregeling, omdat het traject bij Altra voortijdig was gestopt.
Op 24 maart 2020 heeft de Raad gerapporteerd en geadviseerd om per direct een, door het netwerk van vader begeleide, omgangsregeling vast te stellen, de ouders opnieuw te verwijzen naar Altra ‘Ouderschap Blijft’, welke instantie eventueel en op termijn ook de omgang kan begeleiden, alsmede om de informatieregeling te hervatten. Voorts adviseert de Raad de beslissing met betrekking tot het gezag aan te houden.
3.3.
Bij beschikking van 11 november 2020 heeft de rechtbank een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader [minderjarige 1] ziet op dinsdag van 10:00 uur tot 17:00 uur en om de week een weekend van vrijdagavond tot zondagavond. Vakanties en feestdagen regelen partijen onderling.
3.4.
Aan de orde is nu dus nog het verzoek om de vader samen met de moeder te belasten met het gezag.
3.5.
Van de zijde van de vader is meegedeeld dat de omgangsregeling heel goed verloopt en dat hij [minderjarige 1] vaker opvangt dan afgesproken en dat de moeder dat ook wil. De communicatie tussen partijen is stukken beter, meestal via Whatsapp. Zo hebben zij ook de Kerstvakantie samen kunnen afspreken. Partijen botsen nog wel eens, maar dat is niet vreemd. De vader wordt wel op de hoogte gesteld door de moeder, maar niet betrokken bij de besluitvorming. Hij wil een actievere en grotere rol. Er is niet voldaan aan het zware wettelijke criterium voor het onthouden van gezamenlijk gezag en het verzoek van de vader om de ouders gezamenlijk met het gezag over [minderjarige 1] te belasten kan aldus toegewezen worden.
3.6.
De moeder verzet zich tegen het verzoek van de vader. Zij betwist niet dat de omgang goed verloopt, maar zij vond het altijd al belangrijk dat [minderjarige 1] omgang had met haar vader. Zij heeft echter geen vertrouwen in de vader. Zodra het over zaken buiten de omgang gaat ontstaan er conflicten. De vader vertelt nog steeds onwaarheden en toont de moeder een andere kant van hemzelf dan tegenover derden. Het traject bij Altra is niet positief geëindigd en partijen kunnen nog steeds niet met elkaar communiceren. De vader blijft de moeder intimideren, beledigen, bedreigen en zonder respect behandelen. De moeder voorziet daarom juist wel dat [minderjarige 1] klem en verloren komt te zitten. Zij vindt dat de vader eerst meer vertrouwen bij haar moet opbouwen voordat hij mede met het gezag kan worden belast.
3.7.
De Raad heeft geadviseerd de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten. De Raad ziet dat er, in aanmerking genomen waar de ouders vandaan komen en waar ze nu staan, een zekere positieve ontwikkeling is in de relatie tussen de ouders. Dit is ook fijn voor de kinderen. De Raad begrijpt de angst van de moeder wel. Het is niet zo dat de Raad geen zorgen ziet. Desondanks meent de Raad dat de vader een plek moet krijgen bij het nemen van beslissingen. Dit zal ook verantwoordelijkheid meebrengen voor de vader. Gezamenlijk gezag betekent dat partijen samen in overleg moeten gaan en kijken wat in het belang is van hun kind. Zij zullen water bij de wijn moeten doen als zij in overleg met elkaar beslissingen willen nemen. Dat is de verantwoordelijkheid van de ouders. De vader moet zijn netwerk betrekken om emotionele situaties te voorkomen. Er moeten nu niet weer procedures voor vervangende toestemming ontstaan. De Raad is van mening dat de zorgen van moeder onvoldoende zwaarwegend zijn om de vader het gezag te onthouden.
3.8.
Hoewel partijen stappen hebben gezet in de verbetering van de relatie is de rechtbank van oordeel dat het nog te vroeg is om partijen gezamenlijk gezag te geven. De moeder heeft bepaalde ervaringen met de vader en vertrouwt hem daarom niet. De rechtbank kan de moeder erin volgen dat de man in het betrekkelijk recente verleden er blijk van heeft gegeven niet in het belang van het kind te kunnen denken. Uit het raadsrapport en ook uit de concept-rapportage van Altra blijkt dat de man in het algemeen moeite heeft om zijn emoties te bedwingen. Hem is aangeraden zijn netwerk in te schakelen om hem daarbij behulpzaam te zijn.
Tijdens het door de rechtbank opgedragen traject bij Altra is ook daar weer een conflict ontstaan. Altra rapporteert “dat de ouders samen een adequate invulling weten te geven aan het ouderschap en dit langere tijd kunnen volhouden. De samenwerking is kwetsbaar wanneer ouders meer flexibiliteit van elkaar verwachten en afwijken van de vastgestelde omgang. Ouders vervallen dan in oude patronen.”
3.9.
De moeder heeft gesteld dat de vader haar blijft intimideren, beledigen, bedreigen en zonder respect behandelen. De vader heeft dit niet dan wel onvoldoende betwist. De rechtbank acht het van groot belang dat de man in staat is om zijn emoties te beheersen en dat hij de moeder van zijn kind met respect kan behandelen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder deze omstandigheden, en mede gelet op de leeftijd van het kind, niet in het belang van dit kind om de man mede met het gezag te belasten. Het risico op ernstige conflicten en de kans dat het kind daar zeer negatieve gevolgen van ondervindt is op dit moment nog te groot. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat de moeder zelfstandig beslissingen kan nemen over het kind.
Als de communicatie tussen partijen op termijn beter verloopt zal de vader, in eerste instantie aan de moeder, dan wel opnieuw de rechtbank kunnen verzoeken om mede met het gezag te worden belast.
De rechtbank wijst het verzoek om gezag van de man op dit moment echter af.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek om gezamenlijk gezag van de man af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. E. Dinjens, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink, griffier, op 23 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).