In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2022 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Mainz in Duitsland op 27 januari 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 2000, heeft de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit en is gedetineerd in Nederland. Tijdens de openbare zitting op 21 juni 2022 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M.G. Vos.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat er sprake is van een feit waarvoor dubbele strafbaarheid vereist is. De rechtbank heeft geconstateerd dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Procureur van de Republiek in Rijnland-Palts is gegeven, waarin wordt verzekerd dat de opgeëiste persoon, indien hij in Duitsland tot een gevangenisstraf wordt veroordeeld, deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.