Op 5 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Poznań, Polen. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980, was zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en was op dat moment gedetineerd in een Poolse inrichting.
De behandeling van de vordering vond plaats op openbare zittingen op 10 mei en 21 juni 2022. Tijdens de eerste zitting was de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, aanwezig, evenals de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. F.S. Baardman. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd, omdat zij meer informatie nodig had van de uitvaardigende autoriteit in Polen. Tijdens de tweede zitting werd vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing was verstreken, wat leidde tot de conclusie dat er geen grondslag meer was voor de overleveringsdetentie.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw verworpen, die stelde dat de overlevering moest worden geweigerd op basis van schending van verdedigingsrechten. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het strafproces en dat hij niet onzorgvuldig was geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan voor de feiten zoals beschreven in het EAB, en heeft zij de relevante wetsbepalingen genoemd, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de OLW. De uitspraak werd gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. J. van Zijl en H.G. van der Wilt, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Rus.