ECLI:NL:RBAMS:2022:4728

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1331
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.L. Fernig - Rocour
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat haar WW-uitkering voor oktober 2021 had herzien en een bedrag van € 715,20 terugvorderde. Eiseres had echter het griffierecht van € 50,- niet betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om dit te doen. De rechtbank stelde dat het griffierecht tijdig betaald moest worden om ontvankelijk te zijn in het beroep. Aangezien eiseres niet had gereageerd op de verzoeken van de griffier en er geen verontschuldiging voor het verzuim was gebleken, verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank kwam hierdoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter T.L. Fernig - Rocour, in aanwezigheid van griffier L.H.J. van Haarlem. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1331
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2022 in de zaak tussen
[eiser] ,te Amsterdam, eiser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. S. Elfert).

Procesverloop

Met het besluit van 20 januari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Werkloosheidswet (WW) voor de maand oktober 2021 herzien en een bedrag van € 715,20 aan teveel ontvangen WW-uitkering teruggevorderd. Met het besluit van 15 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2022. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. [1] In deze zaak is het griffierecht vastgesteld op € 50,-. De griffier heeft een termijn gesteld waarbinnen het griffierecht moet zijn betaald. Dat betekent dat het hele bedrag binnen die termijn moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft eiseres met een brief van 11 maart 2022 een betaaltermijn van vier weken gesteld. In een per aangetekende post verzonden brief van 9 april 2022 heeft de griffier eiseres een tweede betaaltermijn van vier weken gegeven. Beide brieven zijn naar het door eiseres in haar beroepschrift opgegeven adres verzonden. Het griffierecht diende uiterlijk op 9 mei 2022 door de rechtbank te zijn ontvangen.
4. Eiseres heeft het griffierecht niet betaald.
5. Eiseres heeft niet gereageerd op de vraag van de griffier bij brief van 26 juli 2022 om de reden van het niet betalen van het griffierecht op te geven. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling is bij die uitkomst geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig - Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. L.H.J. van Haarlem, griffier, op 4 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 8:41 van de Awb.