In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen [eiseres] en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De heffingsambtenaar had in een beschikking van 28 februari 2021 de WOZ-waarde van de onroerende zaak aan [adres] te Amsterdam vastgesteld op € 1.481.000. [Eiseres] maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond in de uitspraak op bezwaar van 24 november 2021. Hierop heeft [eiseres] beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 30 maart 2022 heeft de heffingsambtenaar de WOZ-waarde verlaagd tot € 1.362.000, waarna [eiseres] haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de heffingsambtenaar erkende dat er grond was voor een veroordeling in de kosten van het bezwaar en de hoorzitting, er geen reden was om de kosten van de zitting te vergoeden. Dit omdat [eiseres] de foto’s, die de heffingsambtenaar tot een lagere WOZ-waarde hebben doen besluiten, pas op het laatste moment had overgelegd. De rechtbank oordeelde dat dit in strijd was met een goede procesorde.
De rechtbank heeft uiteindelijk de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [eiseres] tot een totaalbedrag van € 1.297,-, inclusief griffierecht van € 49,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.