ECLI:NL:RBAMS:2022:4819

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
AMS 21/4185
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering en de noodzaak van spreekuurcontact

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.L.J. van Diepen, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. L. Schreuders. Eiseres had een loongerelateerde WGA-uitkering aangevraagd, welke was toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 39,44%. Eiseres maakte bezwaar tegen het besluit van 2 juli 2021, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom van een fysiek spreekuur in bezwaar was afgezien. De rechtbank stelde vast dat eiseres in de gehele WIA-procedure niet was gezien door een verzekeringsarts, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen die aan de besluitvorming in bezwaar worden gesteld. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet berustte op een deugdelijke medische grondslag en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres, waarbij een verzekeringsarts bezwaar en beroep haar fysiek op een spreekuur moet zien. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4185

uitspraak van de enkelvoudig kamer van 15 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. P.L.J. van Diepen),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. L. Schreuders).

Procesverloop

Met een besluit van 8 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per
30 juli 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering [1] toegekend bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 39,44%.
Met een besluit van 2 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2022.
Eiseres was hierbij aanwezig via een videobeeldverbinding, bijgestaan door haar gemachtigde ter zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook aanwezig was [persoon] (oud-werkgever van eiseres).

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres is werkzaam geweest als account director voor 40 uur per week. Per
1 april 2018 ontving eiseres een WW-uitkering. [2] Op 2 augustus 2018 heeft eiseres zich vanuit de WW ziekgemeld wegens verslechterd gehoor en duizeligheid. Eiseres ontving een ZW-uitkering [3] .
2. Eiseres heeft op 2 september 2019 een aanvraag verkorte wachttijd voor een WIA-uitkering ingediend. Deze aanvraag is door verweerder afgewezen omdat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is geacht. Eisers heeft het door haar ingestelde beroep tegen de afwijzing niet gehandhaafd.
3. Eiseres heeft op 15 mei 2020 opnieuw een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Met het primaire besluit heeft verweerder een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 39,44%. Aan dit besluit ligt een rapport van de primaire arts en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
9 november 2020 en een rapport van de arbeidskundige van 8 december 2020 ten grondslag. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
4. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Aan dit besluit is een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en een FML van 30 juni 2021 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
1 juli 2021 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ter verduidelijking een toelichting toegevoegd bij de beperking die ziet op het horen van eiseres in de nieuwe FML van 30 juni 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ziet geen reden om af te wijken van het primair arbeidskundige oordeel. De arbeidsongeschiktheid van eiseres blijft ongewijzigd 39,44%.
Standpunt van eiseres
5. Eiseres voert – samengevat – aan dat zij meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen. Zij is van mening dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres medische informatie meegestuurd. Verder geeft eiseres aan dat zij, gelet op haar beperkingen niet in staat is de geselecteerde functies te verrichten.
Het oordeel van de rechtbank
6. In deze zaak moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verweerder de WIA-uitkering terecht heeft toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 39,44%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de geselecteerde functies te verrichten.
7. Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
8. In zijn uitspraak [4] van 23 juni 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep (de Raad) overwogen dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar meebrengt dat in situaties waarin de medische grondslag van een primair besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en dat er dan dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in deze situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten van de betrokkene en de over hem beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
9. De rechtbank stelt vast dat eiseres in de gehele WIA-procedure niet is gezien op een spreekuur door een verzekeringsarts. In de primaire fase is eiseres fysiek en psychologisch onderzocht door een arts. Het onderzoek is akkoord bevonden door een verzekeringsarts. In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de dossiergegevens, het bezwaarschrift en aanvullende gronden en informatie van de behandeld sector bestudeerd. De hierboven genoemde uitspraak van de Raad betekent voor deze zaak dan ook dat van een zorgvuldig medisch onderzoek alleen sprake kan zijn als de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat een spreekuurcontact in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie geen toegevoegde waarde heeft.
10. De rechtbank beoordeelt daarom of verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom kon worden afgezien van een fysiek spreekuur. In de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is niet gemotiveerd waarom van een fysiek spreekuur in bezwaar is afgezien. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat de hierboven genoemde uitspraak van de Raad ten tijde van de WIA-beoordeling van eiseres er nog niet lag. Ook heeft verweerder benadrukt dat eiseres zelf heeft afgezien van een hoorzitting waarbij een verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig was. De rechtbank acht de argumentatie van verweerder niet toereikend. Het afzien van een hoorzitting, neemt niet weg dat verweerder uit eigen beweging onderzoek dient te verrichten. De rechtbank is van mening dat de brief van de behandelend internist van 29 januari 2020 voldoende aanleiding geeft om de energetische beperkingen van eiseres beter te onderzoeken en nader in contact te treden met de behandelend internist. Dat onderzoek heeft niet plaatsgevonden en de rechtbank is van oordeel dat dit alsnog dient plaats te vinden. De rechtbank begrijpt dat het zogenaamde ‘Schattingsbesluit Duurbelastbaarheid’ geldt, maar dat wil niet zeggen dat de medische informatie van een behandelend arts over feitelijke beperkingen geen waarde kan hebben of niet kan leiden tot een urenbeperking. Alhoewel het beoordelen van een urenbeperking in de zin van de WIA inderdaad is voorbehouden aan de verzekeringsarts is de rechtbank op basis van de huidige motivering die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, gezien de inhoud van de medische informatie van de behandelend internist, er niet van overtuigd dat er op basis van het Schattingsbesluit Duurbelasting geen sprake is van een duurbeperking. De behandelend internist kent eiseres al lang en is gespecialiseerd in de aandoening van eiseres. De rechtbank vindt daarom dat de bevindingen van de internist dienen te worden meegewogen in het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Conclusie
11. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke medische grondslag. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal opnieuw moeten beslissen op het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit, nadat hij door een verzekeringsarts bezwaar en beroep fysiek op een spreekuur is gezien.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaard, dient verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van
mr.N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Een uitkering werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
2.Een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
3.Een uitkering op grond van de Ziektewet.
4.Zie de uitspraak van de Raad van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.