ECLI:NL:RBAMS:2022:4864

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4780
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling garantiebedrag Wajong en de toepassing van de Wet vereenvoudiging Wajong

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Wajong-gerechtigde, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de vaststelling van het garantiebedrag op basis van de Wajong. Eiseres ontving sinds 30 september 2010 een Wajong-uitkering en had vanaf 1 maart 2018 een nul-urencontract. De rechtbank behandelt de vraag of het Uwv het garantiebedrag van € 15,04 bruto per dag correct heeft vastgesteld, gezien de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong op 1 januari 2021. Eiseres stelt dat de laatste drie maanden waarover het garantiebedrag is berekend, niet representatief zijn voor haar gemiddelde inkomen, en dat de toepassing van de regelgeving in haar geval onevenredig is. De rechtbank oordeelt dat de regelgeving in dit geval inderdaad onevenredig uitpakt en dat de Uwv de berekening van het garantiebedrag opnieuw moet uitvoeren, rekening houdend met een representatieve periode. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het Uwv op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4780

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres (hierna: [eiseres] )

(gemachtigde: mr. M.J. Meijer)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (hierna: het Uwv),
(gemachtigde: mr. S. Elfert).

Procesverloop

Met een besluit van 12 mei 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv het garantiebedrag op grond van artikel 8:8 van de Wajong [1] per 1 januari 2021 op € 15,04 bruto per dag vastgesteld.
Met een besluit van 19 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiseres] kennelijk ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 juni 2022. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar partner. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. [eiseres] ontvangt sinds 30 september 2010 een uitkering op grond van de Wajong. Vanaf 1 maart 2018 heeft [eiseres] naast haar uitkering gewerkt op basis van een
nul-urencontract. Vanaf dat moment heeft het Uwv de inkomsten uit arbeid achteraf verrekend met de Wajong-uitkering en ontving [eiseres] haar uitkering op basis van een voorschot
.Sinds september 2017 viel [eiseres] onder de voortgezette werkregeling waardoor haar inkomen werd aangevuld tot het wettelijk minimum. In september 2020 is zij fulltime gaan werken en dat heeft zij volgehouden tot en met april 2021.
2. Op 1 januari 2021 is de Wet vereenvoudiging Wajong in werking getreden. Hierdoor wordt de Wajong-uitkering op een andere manier berekend. Om te voorkomen dat de Wajong-uitkering door de nieuwe berekeningswijze lager uitvalt, wordt een garantiebedrag vastgesteld. Voor de vaststelling van het garantiebedrag berekent het Uwv het gemiddelde inkomen over de periode van 1 december 2019 tot en met 30 november 2020. De hoogte van de uitkering volgens de nieuwe berekeningsmethode wordt vergeleken met het garantiebedrag en het hoogste bedrag van deze twee wordt uitgekeerd.
3. Met het primaire besluit, gehandhaafd met het bestreden besluit, heeft het Uwv voor [eiseres] het garantiebedrag vastgesteld op € 15,04 bruto per dag (exclusief vakantiegeld). Dit bedrag geldt vanaf 1 januari 2021.
Het standpunt van [eiseres]
4. [eiseres] heeft in beroep vaststelling van een hoger garantiebedrag bepleit. Op haar beroepsgronden gaat de rechtbank hierna in.
Het oordeel van de rechtbank
5. Uit de nota van toelichting bij het Besluit garantiebedrag [2] blijkt dat het de bedoeling is geweest dat een Wajonger er door de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong niet op achteruitgaat. [3] Dat dit de bedoeling is geweest, onderkent het Uwv. Dat dit niet zo uitpakt in het geval van [eiseres] onderkent het Uwv ook. Maar het Uwv stelt dat het garantiebedrag volgens de daarvoor geldende regels is vastgesteld en de regelgeving het Uwv geen vrijheid geeft om het garantiebedrag op een andere wijze vast te stellen.
6. [eiseres] stelt dat toepassing van de regelgeving in haar geval onevenredig uitpakt. Door de nieuwe berekeningswijze ontvangt zij een lagere Wajong-uitkering. [eiseres] vindt dat haar garantiebedrag op een zodanige wijze moet worden aangepast, dat zij er met haar Wajong-uitkering niet op achteruitgaat. De uitkomst van de besluitvorming van het Uwv verdraagt zich ook niet met de bedoeling, zoals die door de regelgever is uitgesproken. Daarnaast voert [eiseres] aan dat het Uwv bij de berekening van haar gemiddelde inkomen ten onrechte is uitgegaan van twaalf maanden loon. [eiseres] heeft in de referteperiode namelijk dertien keer loon ontvangen. [eiseres] doet verder een beroep op het vertrouwensbeginsel.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] in de laatste drie maanden van de periode waarover het garantiebedrag is berekend, heeft gewerkt in een functie met een belasting die niet in overeenstemming was met haar functionele mogelijkheden. [eiseres] heeft weliswaar in die drie maanden fulltime gewerkt, maar dit was boven haar mogelijkheden. Het Uwv heeft dit niet betwist, zodat de rechtbank daarvan zal uitgaan.
8. De rechtbank oordeelt dat toepassing van de regelgeving in dit geval zodanig onevenredig is dat het de taak van de bestuursrechter is om tot een uitkomst te komen die in overeenstemming is met de kenbare bedoeling van de regelgever. De rechtbank betrekt hierbij de omstandigheid dat de laatste drie maanden van de periode waarover het garantiebedrag van [eiseres] is berekend niet representatief zijn voor haar werkpatroon en inkomen. Dit terwijl het uitdrukkelijk de bedoeling van de regelgever is om uit te gaan van een representatieve periode voor het gemiddelde inkomen. [4] [eiseres] heeft daarnaast gesteld dat zij er door de nieuwe berekeningswijze honderden euro’s op achteruit is gegaan. Dat zij er in inkomen op achteruit is gegaan, heeft het Uwv ook niet weersproken. De inkomensachteruitgang van [eiseres] is in tegenspraak met de bedoeling van de regelgever dat niemand erop achteruitgaat door de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong. [eiseres] heeft dus gelijk dat toepassing van de regelgeving in dit geval voor haar onevenredig uitpakt. De overige beroepsgronden behoeven dan ook geen bespreking meer.
9. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het Uwv moet het garantiebedrag van [eiseres] opnieuw berekenen. Dat moet het Uwv doen door de berekening van het garantiebedrag te baseren op het inkomen over de periode 1 augustus 2019 tot en met 31 augustus 2020. De rechtbank gaat bij de keuze voor deze berekeningsperiode uit van het gemiddelde inkomen over een jaar, omdat uit de nota van toelichting blijkt dat het een bewuste keuze is geweest van de regelgever om de periode uit te breiden van het gemiddelde inkomen over drie naar twaalf maanden. [5] Het Uwv zal opnieuw moeten beslissen op het bezwaar van [eiseres] met inachtneming van deze uitspraak.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan [eiseres] het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door [eiseres] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand forfaitair vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het Uwv op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 49,- aan [eiseres] te vergoeden;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van [eiseres] tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Boerlage, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (de Raad).
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Raad worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2.Besluit van 9 juli 2020, houdende vaststelling van de periode waarover het inkomen ten behoeve van het garantiebedrag Wajong in aanmerking wordt genomen, Staatsblad 2020, 269, pagina 3.
3.Dit volgt ook uit de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees, van 5 juli 2021, Kamerstukken II, 2020/2021, 35213, nr. 39.
4.Staatsblad 2020, 269, pagina 9.
5.Staatsblad 2020, 269, pagina 8.