ECLI:NL:RBAMS:2022:5053

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
13/280853-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel na tussentijdse toetsing

De Rechtbank Amsterdam heeft op 13 juli 2022 een beslissing genomen over de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, die oorspronkelijk op 19 november 2020 was opgelegd. De ISD-maatregel is bedoeld voor stelselmatige daders en is in dit geval voor de duur van twee jaar opgelegd. Tijdens de tussentijdse toetsing op 15 september 2021 werd al besloten de tenuitvoerlegging voort te zetten. De rechtbank heeft op 13 juli 2022 de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord, evenals verschillende deskundigen die betrokken zijn bij de begeleiding van de veroordeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wisselend meewerkt aan het ISD-traject en dat er zorgen zijn over zijn cannabisgebruik en de mogelijkheid van recidive. De deskundigen hebben aangegeven dat de veroordeelde intensieve begeleiding nodig heeft, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de financiering van deze begeleiding. De rechtbank concludeert dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de veroordeelde in overweging gegeven om samen met de betrokken instanties te kijken naar mogelijkheden voor begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

BESLISSING
Parketnummer: 13/280853-19 (tussentijdse toets ISD-maatregel)
De rechtbank Amsterdam heeft op 19 november 2020 de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar opgelegd aan
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
gedetineerd in [detentieadres]
(hierna: [naam P.I.] ).
Op 15 september 2021 heeft er ook een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel plaatsgevonden. De rechtbank Amsterdam heeft toen beslist dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.

1.Procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2020;
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende veroordeelde van 30 november 2021;
  • het verblijfsplan ISD Intramuraal (datum onbekend);
  • het trajectplan ISD [naam P.I.] van 6 september 2021;
  • het afloopbericht toezicht, voortijdige negatieve beëindiging, van [naam instelling] van 20 juli 2021;
  • het rapport tussentijdse toetsing tenuitvoerlegging ISD-maatregel van [naam P.I.] van 27 juni 2022.
De rechtbank heeft op 13 juli 2022 de officier van justitie, mr. M. Lommers, en veroordeelde en zijn raadsman, mr. W.B.O. van Soest, advocaat in Rotterdam, ter terechtzitting gehoord.
De rechtbank heeft ook gehoord de deskundigen [naam deskundige 1] , casemanager van veroordeelde bij [naam P.I.] , [naam deskundige 2] , sociaal pedagogisch dienstverlener bij [hulpverleningsorganisatie] (hierna: [hulpverleningsorganisatie] ), en [naam deskundige 3] , jeugdzorgwerker bij De William Schrikker Stichting (hierna: William Schrikker).

2.Beoordeling

Het rapport tussentijdse toetsing tenuitvoerlegging ISD-maatregel van [naam P.I.]
Ten behoeve van de tussentijdse toetsing heeft [naam P.I.] , waar veroordeelde na overplaatsing sinds 27 juli 2021 verblijft, een voortgangsrapport opgemaakt. Uit dit rapport komt naar voren dat veroordeelde aan het begin van zijn ISD-traject heeft aangegeven dat hij niet meer in de regio Amsterdam wil wonen. Hierop is besloten om een ambulant traject aan te bieden dat is gericht op plaatsing bij voorkeur buiten Amsterdam. Het is van belang bevonden dat veroordeelde buiten een P.I. oefent met vrijheden.
Ook komt hieruit naar voren dat veroordeelde op 30 april 2021 is gestart met zijn extramurale fase van de ISD-maatregel bij de begeleid wonen instantie [naam instantie] (hierna: [naam instantie] ). Veroordeelde heeft toen zelfstandig via zijn familie werk gevonden in Rotterdam. Ongeveer een maand later is de toezichthouder van veroordeelde geïnformeerd dat veroordeelde geen werk meer had. Op 4 juni 2021 heeft veroordeelde meegedeeld dat hij twee nachten niet aanwezig is geweest bij [naam instantie] . Veroordeelde heeft hierop een mondelinge waarschuwing gehad en is teruggekeerd naar [naam instantie] . Op 10 juni 2021 is veroordeelde opnieuw ongeoorloofd afwezig geweest bij [naam instantie] . Hierop is besloten om veroordeelde terug te plaatsen.
Daarnaast is vermeld dat veroordeelde op de leefafdeling van [naam P.I.] vriendelijk is in het contact met medegedetineerden en het personeel. Hij is afdelingsreiniger geweest, maar door zijn vele positieve urinecontroles is hij deze positie kwijtgeraakt. De medewerking aan het ISD-traject is erg wisselvallig. Zo heeft veroordeelde zich op 18 januari 2022 bij een afspraak op het Marokkaanse consulaat om zijn Marokkaanse paspoort te verlengen opnieuw onttrokken. Na zijn aanhouding is hij op 3 februari 2022 weer teruggeplaatst naar [naam P.I.] . Veroordeelde staat niet open om te starten met een interne behandeling en wil intern ook niet aan een opleiding beginnen. Veroordeelde blijft in drugs handelen, drugs gebruiken en weerstand bieden aan zijn ISD-traject. Op 16 mei 2022 heeft hij zijn casemanager laten weten dat hij niet meer zal meewerken aan het ISD-traject en dat hij zijn tijd zal uitzitten. Op 20 juni 2022 heeft hij aangegeven dat hij weer zal meewerken.
De extramurale fase van de ISD-maatregel kan gelet op het rapport worden voortgezet bij [naam instantie] . Voordat de extramurale fase kan worden herstart, zal veroordeelde eerst voor enige periode afbouw moeten laten zien in zijn cannabisgebruik en zal hij vanuit [naam P.I.] een start moeten maken met extramurale dagbesteding en re-integratieverloven.
Tot slot komt uit het rapport naar voren dat onvoldoende kan worden aangegeven of het recidiverisico is afgenomen, omdat de extramurale fase van de ISD-maatregel - en het hierbij behorende toezicht - van zeer korte duur is geweest. Omdat het ISD-traject nog niet is afgerond, wordt de kans op recidive nog steeds als hoog ingeschat. De [naam P.I.] heeft op grond van al deze informatie geadviseerd om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten.
Verklaringen van de deskundigen
[naam deskundige 2] is ter terechtzitting van 13 juli 2022 gehoord als deskundige en heeft verklaard dat hij veroordeelde in het verleden vier maanden heeft begeleid. Deze begeleiding ging goed, maar omdat veroordeelde niet onder het jeugdrecht viel, kwam de financiering niet rond waardoor de begeleiding moest worden stopgezet. [naam deskundige 2] heeft verklaard dat veroordeelde aansluitend aan zijn ISD-maatregel in een proeftijd van twee jaar loopt voor een voorwaardelijke straf waarbij wel het jeugdrecht is toegepast (
opmerking: de raadsman heeft aangevuld dat het gaat om de zaak met parketnummer 13/741228-18). Veroordeelde heeft aangegeven de begeleiding tijdens deze proeftijd te willen invullen met begeleiding door [naam deskundige 2] via [hulpverleningsorganisatie] . [naam deskundige 2] heeft verklaard dat hij een goede vertrouwensband heeft opgebouwd met veroordeelde en dat veroordeelde intensieve begeleiding nodig heeft om aan zijn doelen te werken. De begeleiding zal er zo uitzien dat er dagelijks contact is met veroordeelde om zijn motivatie vast te houden om te blijven werken aan zijn doelen en om te stoppen met zijn cannabisgebruik. Ook zal er worden gezocht naar een begeleid wonen instantie buiten de regio Amsterdam en naar dagbesteding. [naam deskundige 2] heeft tot slot verklaard dat [hulpverleningsorganisatie] niet valt onder de ingekochte zorg maar gefinancierd moet worden vanuit de gemeente en dat hij niet weet of met begeleiding via [hulpverleningsorganisatie] aan de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf zijn gekoppeld (hierna: de bijzondere voorwaarden) wordt voldaan. Er is derhalve niet duidelijk of begeleiding via [hulpverleningsorganisatie] wel kan worden gefinancierd, en op welke termijn.
[naam deskundige 1] is ter terechtzitting van 13 juli 2022 gehoord als deskundige en heeft voornoemd advies van [naam P.I.] bevestigd. Veroordeelde weigert mee te werken aan het ISD-traject dat voor hem is opgesteld en blijft cannabis gebruiken. [naam deskundige 1] heeft verklaard dat hij het jammer vindt dat hij nu pas hoort over het plan dat veroordeelde heeft voor zijn begeleiding. Als hij er al eerder over had gehoord, dan had hij de mogelijkheden kunnen onderzoeken. [naam deskundige 1] heeft tot slot verklaard dat de begeleiding via [hulpverleningsorganisatie] dezelfde begeleiding is als de begeleiding binnen de ISD-maatregel alleen mag veroordeelde binnen de [naam P.I.] geen cannabis gebruiken.
[naam deskundige 3] is ter terechtzitting van 13 juli 2022 gehoord als deskundige en heeft verklaard dat veroordeelde twee weken geleden bij William Schrikker is aangemeld in het kader van de bijzondere voorwaarden. Veroordeelde heeft haar verteld over de bijzondere voorwaarden en dat hij door [naam deskundige 2] wil worden begeleid. [naam deskundige 3] heeft ook verklaard dat William Schrikker is gebonden aan de ingekochte zorg en dus niet [hulpverleningsorganisatie] kan “inkopen”.

3.Standpunten van de officier van justitie en veroordeelde

De officier van justitie volgt het advies van [naam P.I.] en [naam deskundige 1] en heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en beëindiging van recidive. Het ISD-traject is nog niet afgerond en daarom is het recidiverisico nog onverminderd aanwezig. Veroordeelde laat in [naam P.I.] slechts afwisselend meewerkend gedrag zien. De officier van justitie vindt het belangrijk dat er wordt gekeken naar de mogelijkheden voor begeleid wonen, maar het is aan veroordeelde om mee te werken en stappen te zetten. De officier van justitie heeft aangevoerd dat er op strafblad van veroordeelde staat dat de proeftijd in 2019 is afgelopen en dat zij dus niet kan bevestigen dat er een proeftijd loopt op het moment dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt beëindigd. Ook is het onduidelijk of begeleiding via [hulpverleningsorganisatie] kan worden gefinancierd.
De raadsman heeft verzocht dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt beëindigd. In het voortgangsrapport is opgenomen dat veroordeelde eerst afbouw moeten laten zien in zijn cannabisgebruik. Tot die tijd wordt er dus niets gedaan. De raadsman heeft aangevoerd dat [naam deskundige 1] heeft verklaard dat veroordeelde niet meewerkt aan het ISD-traject, maar de raadsman ziet niet hoe veroordeelde wordt gemotiveerd om wel mee te werken en om te stoppen met het cannabisgebruik. De raadsman heeft ook aangevoerd dat het ISD-traject niet aansluit op de intrinsieke motivatie van veroordeelde. Veroordeelde is gemotiveerd om een opleiding te volgen en om met jongeren te werken, niet om op een bouwplaats te werken, zoals moet vanuit het ISD-traject. De raadsman vindt dat er een passend ISD-traject moet zijn om het recidiverisico te beperken. De raadsman heeft geconcludeerd dat het ISD-traject kansloos is geworden en dat hij het belang van het voortzetten van de ISD-maatregel niet ziet. Veroordeelde moet een kans krijgen om aan de slag te gaan met de bijzondere voorwaarden.
Veroordeelde heeft verklaard dat hij niet heel veel zin meer heeft in het ISD-traject en dat hij niet zal meewerken als de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel niet wordt beëindigd. Veroordeelde heeft verklaard dat hij in de extramurale fase van de ISD-maatregel heel erg zijn best heeft gedaan, maar dat niet kan worden verwacht dat alles meteen goed gaat als hij al vanaf zijn dertiende steeds een gevangenis in- en uitgaat. Veroordeelde heeft ook verklaard dat hij wel gemotiveerd is om aan de slag te gaan met de bijzondere voorwaarden en om samen te werken met [naam deskundige 2] omdat hij hem vertrouwt en goed contact met hem heeft.

4.Oordeel van de rechtbank

De rechtbank moet in het kader van de onderhavige procedure beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en beëindiging van recidive.
De rechtbank is - op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde ter terechtzitting - van oordeel dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel nog steeds noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en beëindiging van recidive. De rechtbank stelt vast dat uit het voortgangsrapport van [naam P.I.] is gebleken dat veroordeelde onvoldoende meewerkt. Veroordeelde heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij niet meer wil meewerken aan het ISD-traject. De rechtbank ziet echter dat veroordeelde hulp en begeleiding nodig heeft om vervolgstappen te kunnen zetten en om het recidiverisico te beperken. Zolang het ISD-traject niet is afgerond, is het recidiverisico onverminderd aanwezig. Er wordt daarom nog steeds voldaan aan de criteria om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten. De rechtbank vindt het plan dat veroordeelde en zijn raadsman en [naam deskundige 2] naar voren hebben gebracht onvoldoende concreet om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel te beëindigen, mede gelet op het feit dat het onduidelijk is of begeleiding via [hulpverleningsorganisatie] kan worden gefinancierd. De rechtbank geeft veroordeelde in overweging samen met [naam P.I.] tijdens de laatste maanden van de ISD-maatregel goed te kijken naar de mogelijkheden voor begeleiding via [hulpverleningsorganisatie] .
De rechtbank beslist daarom als volgt.
Gezien artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

5.Beslissing

De rechtbank bepaalt dat
de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven en uitgesproken op 13 juli 2022 op de openbare terechtzitting van deze rechtbank door
mr. R.M. Troost, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Post, griffier.