ECLI:NL:RBAMS:2022:5081

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/706150 / HA ZA 21-748
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van nieuwwaarderegeling in verzekeringsrechtelijke geschil

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres] B.V., en de naamloze vennootschap ANSVAR VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V. De zaak betreft de uitleg van de nieuwwaarderegeling in de verzekeringsovereenkomst van [eiseres]. De rechtbank heeft op 17 augustus 2022 vonnis gewezen na een procedure die begon met een tussenvonnis op 16 februari 2022. In het tussenvonnis werd ANSVAR toegelaten tot het leveren van bewijs dat de algemene voorwaarden aan [eiseres] zijn overhandigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nieuwwaarderegeling een kernbeding is en dat deze duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd. De rechtbank overweegt dat de nieuwwaarderegeling bepalend is voor de omvang van de dekking en dat de regeling voldoende duidelijk is voor een aspirant-verzekerde om een bewuste afweging te maken. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen recht bestaat op uitkering van de nieuwwaarde, omdat de reparatiekosten niet hoger zijn dan de vereiste drempel. De vordering van [eiseres] is afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van ANSVAR.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/706150 / HA ZA 21-748
Vonnis van 17 augustus 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.J.R. Maas te Deventer,
tegen
de naamloze vennootschap
ANSVAR VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T. Havekes te Voorburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Ansvar genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 februari 2022,
  • de akte uitlaten bewijslevering van Ansvar, met een productie,
  • de conclusie na niet-gehouden enquête van [eiseres] ,
  • de conclusie na niet gehouden enquête van Ansvar.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Primaire vordering

2.1.
Bij tussenvonnis van 16 februari 2022 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank Ansvar toegelaten tot het leveren van bewijs dat de tussenpersoon van [eiseres] de algemene voorwaarden aan [eiseres] heeft doen toekomen. Ansvar heeft in dat verband een e-mail van 23 juni 2017 van mevrouw [naam 1] van [naam bedrijf] , de toenmalige tussenpersoon, aan [eiseres] in het geding gebracht. Aan die e-mail is als bijlage een aanvraagformulier van Ansvar en de Algemene voorwaarden model 966-11 toegevoegd. Ook heeft Ansvar aangegeven bewijs te willen leveren door het horen van getuigen.
2.2.
Daarop zijn partijen overeengekomen dat de enquête niet zou hoeven doorgaan, en dat [eiseres] zijn argumenten gebaseerd op de stelling dat de polisvoorwaarden niet (op de juiste wijze) ter hand zouden zijn gesteld zou prijsgeven. Dit betekent dat de polisvoorwaarden, de Algemene voorwaarden model 966-11, met daarin de voorwaarden over de nieuwwaarderegeling op de verzekeringsovereenkomst van toepassing zijn. Of in plaats van deze voorwaarden de nadien geldende versie van 2019 van toepassing is geworden kan in het midden blijven, nu niet is gesteld of gebleken dat er tussen beide versies van de voorwaarden verschillen bestaan die voor de beoordeling van dit geschil relevant zijn.
2.3.
[eiseres] heeft verder gesteld dat de nieuwwaarderegeling onduidelijk en onbegrijpelijk is geformuleerd en dat de nieuwwaarderegeling redelijk moet worden uitgelegd, in die zin dat [eiseres] recht heeft op de nieuwwaarde als de [merknaam] total loss is. Total loss is de auto waarvan de reparatiekosten hoger zijn dan de waarde (economisch total loss), of de auto die helemaal niet meer kan worden gerepareerd (technisch total loss). Dat is de gangbare opvatting en wat zij redelijkerwijs mocht verwachten, aldus [eiseres] .
2.4.
Ansvar heeft het voorgaande betwist. Volgens Ansvar is de nieuwwaarderegeling allereerst een kernbeding en is dit beding duidelijk en begrijpelijk geformuleerd. De nieuwwaarderegeling moet worden uitgelegd conform het polisblad en de polisvoorwaarden en die zijn duidelijk. Als de reparatiekosten meer bedragen dan 2/3 van de nieuwwaarde van de auto (er wordt uitgegaan van de consumentennieuwprijs vóór het ongeval), heeft de verzekerde recht op de nieuwwaarde, aldus Ansvar.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 6:231 sub a BW bepaalt dat algemene voorwaarden een of meer bedingen zijn die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzondering van bedingen die de kern van de prestaties aangeven, voor zover deze bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Dit betekent dat als de nieuwwaarderegeling als een kernbeding kwalificeert en deze duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd, er geen sprake is van een algemene voorwaarde zoals bedoeld in artikel 6:231 sub a BW en vernietiging op grond van artikel 6:233 BW niet mogelijk is.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat de nieuwwaarderegeling een kernbeding is. Een verzekeringsvoorwaarde die de omvang van het verzekerde risico omschrijft of afbakent (mits duidelijk en begrijpelijk geformuleerd) moet als een kernbeding worden aangemerkt, ook als deze voorwaarde is opgenomen in de ‘algemene voorwaarden’. De nieuwwaarderegeling van Ansvar is bepalend voor de omvang van de dekking. De regeling bepaalt immers in welke gevallen de nieuwwaarde wordt uitgekeerd.
2.7.
De rechtbank zal moeten onderzoeken of de nieuwwaarderegeling ook duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd. Van belang is daarvoor niet alleen dat het kernbeding uit grammaticaal oogpunt juist is geformuleerd, maar ook dat het kernbeding dermate begrijpelijk moet zijn dat een aspirant-verzekerde een bewuste afweging kan maken of hij zich aan het beding wil verbinden. De concrete werking van het beding moet transparant zijn, zodat de economische gevolgen van het beding of een samenstel van bedingen moet kunnen worden overzien. [eiseres] heeft in dit verband verwezen naar de rechtspraak van het HvJ EU, te weten HvJ EU 23 april 2015, ECLI:EU:C:2015:262 (Van Hove). Deze rechtspraak ziet op consumenten. [eiseres] is geen consument. Niettemin is deze rechtspraak relevant voor de vraag of het kernbeding voldoende duidelijk en begrijpelijk is. Nu het hier gaat om een samenstel van bedingen die samen tot de conclusie leiden dat [eiseres] geen recht heeft op uitkering van de nieuwwaarde zal moeten worden onderzocht of dat samenstel van bedingen zodanig met elkaar in logisch verband staat dat het voor [eiseres] voldoende duidelijk kon zijn. Dat is het geval.
De nieuwwaarderegeling maakt deel uit van par. 26 van de polisvoorwaarden. De aanhef van die bepaling maakt voldoende duidelijk dat die moet worden gelezen in samenhang met par. 25 leden 2 en 3. De daar gegeven definitie van totaal verlies houdt in dat de reparatiekosten meer bedragen dan het verschil tussen de waarde onmiddellijk voor en na het ontstaan van de schade. De waarde voor het ongeval is nader geregeld in par. 26, dat als opschrift heeft:
Waarde voor het ongeval. Hetgeen onder het kopje
Nieuwwaarderegelingis vermeld betreft de waarde voor het ontstaan van de schade. Daarmee is voldoende duidelijk dat die bepaling zelf geen grond is voor een uitkering, maar dat daar alleen een nadere definitie wordt gegeven van een begrip dat elders in de voorwaarden het recht op uitkering bepaalt. Vervolgens is in par. 26 onder het kopje ‘Algemeen’ onder 6 bepaald: ‘
Indien de reparatiekosten meer bedragen dan 2/3 van de op grond van de nieuwwaarderegeling (…) bepaalde waarde voor het ongeval, vergoeden ondertekenaars de schade op basis van totaal verlies als bedoeld in par. 25. sub 2.’. Daarmee wordt voor het geval de nieuwwaardeclausule van toepassing is afgeweken van par. 25 lid 2. Met dit geheel is een voldoende duidelijke en begrijpelijke regeling gegeven.
2.8.
[eiseres] heeft aangevoerd dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij een verzekering had afgesloten met een nieuwwaarderegeling, die inhield dat als de auto total loss was, zij de nieuwwaarde uitgekeerd zou krijgen en zij een nieuwe [merknaam] zou kunnen kopen. Dat maakt het voorgaande niet anders. Voor de verplichtingen van Ansvar is niet bepalend welke verwachtingen [eiseres] had, maar de regeling zoals partijen die in de verzekeringsovereenkomst zijn overeengekomen. Het begrip total loss is daarin bepaald in par. 25 lid 2 en voor het geval de nieuwaarderegeling geldt nader bepaald in par. 26 lid 1.1 onder c en lid 6.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van haar betoog naar de pagina over total loss op de vergelijkingswebsite Independer.nl verwezen, maar dit kan haar niet baten. Een verzekerde weet, althans behoort te weten, dat de precieze verplichtingen van de verzekeraar gedetailleerd geregeld zijn in de polisvoorwaarden. Verzekeraars hanteren polisvoorwaarden die verschillen per verzekeraar, zodat een aspirant verzekeringnemer deze voorwaarden moet raadplegen om te weten wat precies onder de geboden dekking valt en niet uit kan gaan van een bepaalde uitleg die hij gangbaar acht. Om deze reden verandert het feit dat de expert van Dekra eerst uitging van een andere uitleg van het begrip total loss dan welke in de voorwaarden van Ansvar staat, het voorgaande evenmin.
2.9.
De slotsom is dus dat er geen sprake is van onduidelijkheid. De nieuwwaarde-regeling is dus een duidelijk kernbeding, zodat het niet kan worden vernietigd op grond van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Er is ook geen aanleiding om in afwijking van de duidelijke tekst van de polisvoorwaarden te kiezen voor aan andere uitleg die niet op die tekst kan worden gebaseerd, zoals de door [eiseres] verdedigde uitleg zoals vermeld onder 2.3. Ook is er geen grond voor toepassing van de contra-proferentem regel, omdat geen sprake is van de situatie dat de regeling twee betekenissen zou kunnen hebben.
2.10.
Partijen gaan er allebei vanuit dat de nieuwwaarde van de [merknaam] € 117.670 is. Dit betekent dat voor aanspraak op de nieuwwaarde, de reparatiekosten meer moeten bedragen dan € 78.446,67 (exclusief btw). Daar is in elk geval geen sprake van. Zowel de experts van Ansvar als de contra-expert van [eiseres] komen niet tot dat bedrag aan reparatiekosten. Dus is er geen aanspraak op de nieuwwaarde.
2.11.
Voor zover [eiseres] zich beroept op artikel 6:248 lid 2 BW, namelijk dat toepassing van het nieuwwaardebegrip in artikel 26.1.1.c. onder 6 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, faalt haar betoog eveneens. Een verzekeraar heeft de vrijheid om de omvang van de dekking te bepalen en aan te geven welke risico’s hij wel/niet wil dekken. De nadere omschrijving van de dekking in de polisvoorwaarden is niet zodanig in strijd met wat een verzekerde redelijkerwijs mocht verwachten dat een beroep daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
2.12.
De slotsom is dat de primaire vordering van [eiseres] onder 3.1.I. moet worden afgewezen.
Subsidiaire vordering – aanvullende herstelkosten en uurtarief voor arbeid
2.13.
[eiseres] heeft subsidiair de geschatte aanvullende reparatiekosten gevorderd en de reparatiekosten op basis van het marktconforme tarief.
[eiseres] stelt dat zij recht heeft op de volledige herstelkosten en niet alleen op de zichtschade. Uit het rapport van EAW volgt dat er bij reparatie vermoedelijk nog aanvullende herstelkosten zullen moeten worden gemaakt, die ook na de beperkte demontage niet aan het licht zijn gekomen. Die aanvullende kosten zouden op basis van nacalculatie in rekening worden gebracht als tot herstel wordt overgegaan. [naam 2] heeft die extra kosten op basis van de bekende schade en zijn ervaring begroot. De begroting van de aanvullende herstelkosten is niet gemotiveerd weersproken door Dekra of CED.
Verder bevatten de polisvoorwaarden volgens [eiseres] geen verplichting om de auto bij een schadehersteller te laten repareren die is aangesloten bij de schadegarantregeling. [naam 2] heeft het uurtarief voor de herstelkosten gecorrigeerd naar het gebruikelijke tarief dat een schadehersteller zou rekenen in een kwestie die niet onder schadegarantregeling valt. De polis bevat geen verplichting om tot reparatie over te gaan, in dat geval komen de herstelkosten (abstract) voor vergoeding in aanmerking. Het door [naam 2] gehanteerde tarief is niet weersproken door Dekra of CED. [eiseres] volhardt in zijn standpunt dat deze posten voor vergoeding in aanmerking komen.
2.14.
Ansvar heeft zich beroepen op par. 24 van de polisvoorwaarden, waarin is bepaald dat de wijze van schadevaststelling wordt bepaald door ondertekenaars, in dit geval Ansvar.
2.15.
[eiseres] heeft hiertegen ingebracht dat een medewerker van de verzekeraar zou hebben gezegd dat [eiseres] niet verplicht is om schade te laten herstellen door een bedrijf dat is aangesloten bij de schadegarantregeling.
2.16.
Gelet op de door Ansvar aangehaalde bepaling worden de reparatiekosten begroot door de door Ansvar aangewezen reparateur. Weliswaar is juist dat [eiseres] vrij is om zijn [merknaam] te laten repareren door een ander, maar hij heeft dan op grond van de verzekeringsovereenkomst geen recht op een hogere uitkering dan welke is vastgesteld door de door Ansvar aangewezen reparateur. Dit betekent dat het door [eiseres] gevorderde bedrag voor hogere reparatiekosten op basis van het (gestelde) marktconforme tarief niet voor toewijzing in aanmerking komt.
2.17.
Wat de door [eiseres] genoemde andere schade dan zichtschade betreft heeft Ansvar in de conclusie van antwoord en ook ter zitting aangegeven dat de bij reparatie gebleken extra kosten op basis van nacalculatie vergoed zullen worden.
2.18.
De rechtbank is van oordeel dat de polis geen recht geeft op vergoeding van de andere schade dan zichtschade op voorhand, zoals [eiseres] betoogt. Wel zal recht op vergoeding van die schade ontstaan als bij het uitvoeren van de reparatie blijkt dat er schade is waarmee in de schadebegroting nog geen rekening was gehouden. Deze subsidiaire vordering zal dus worden afgewezen.
Subsidiaire vordering – waardevermindering ondanks herstel
2.19.
Tevens stelt [eiseres] dat hij recht heeft op vergoeding van de waardevermindering van de [merknaam] na herstel. Volgens [eiseres] lijdt hij vermogensschade door deze waardevermindering. Deze schade schat hij op € 10.000.
2.20.
Deze vordering zal worden afgewezen. De verzekeringsovereenkomst biedt geen dekking voor waardevermindering van de [merknaam] na herstel. In de polisvoorwaarden staat enkel dat reparatiekosten worden vergoed, daaruit kan worden afgeleid dat daarnaast niet ook nog een waardevermindering vergoed wordt.
Er is geen sprake van een verrassingsbeding, zoals [eiseres] aanvoert. Zoals onder 2.11 is overwogen staat het een verzekeraar vrij om de omvang van de dekking te bepalen. Het staat een verzekeraar dan ook vrij te bepalen dat bij een ongeval alleen reparatiekosten worden vergoed en dat is niet zodanig in strijd met wat een verzekerde redelijkerwijs mocht verwachten dat dit een verrassingsbeding is, zodat een beroep op die bepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Proceskosten
2.21.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Ansvar worden begroot op
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat
€ 3.342,00(3 punten × tarief € 1.114)
Totaal € 5.418,00
De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen.
Nakosten
2.22.
Tevens zal [eiseres] in de nakosten worden veroordeeld op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Ansvar tot op heden begroot op € 5.418, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat verzekeraars niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4.
verklaart de kosten veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, rechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: PP