ECLI:NL:RBAMS:2022:5117

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/716243 / FA RK 22-2264
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van het ouderschap en gezamenlijk gezag onder opschortende voorwaarde van inschrijving in de registers van de burgerlijke stand

Op 24 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap en gezamenlijk gezag. De verzoeker, een man die momenteel in detentie in België verblijft, heeft verzocht om vervangende toestemming om zijn drie kinderen te erkennen en om samen met de moeder het ouderlijk gezag uit te oefenen. De moeder, die de kinderen heeft gebaard, heeft ingestemd met het verzoek van de man en de bijzondere curator, die is aangesteld om de belangen van de kinderen te behartigen, heeft ook verzocht om de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de verwekker van de kinderen is en dat er geen beletselen zijn om het ouderschap vast te stellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat hun afstamming wordt vastgesteld en dat zij familierechtelijke banden met de man krijgen. De rechtbank heeft het verzoek tot gezamenlijk gezag toegewezen, onder de voorwaarde dat de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 31 augustus 2022.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/716243 / FA RK 22-2264 (BV/WK)
Beschikking van 24 augustus 2022 betreffende gerechtelijke vaststelling ouderschap en gezag
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in detentie in België,
verzoekende partij,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. W.P.A. Vos te Amsterdam,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M.S. Gerson te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Mr. [curator] ,
kantoorhoudende te Amsterdam,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarigen,
hierna te noemen de bijzondere curator,
als advocaat voor zichzelf verschijnende.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek van de man, ingekomen op 11 april 2022;
- de referteverklaring van de moeder van 9 mei 2022, ingekomen op 11 mei 2022;
- de email namens de man van 27 mei 2022;
- de reactie van de bijzondere curator van 1 juli 2022, ingekomen op 4 juli 2022;
- de brieven namens de moeder van 6 juli 2022;
- het tijdens de mondelinge behandeling ingediende verzoek van de bijzondere curator.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2022.
Gehoord zijn: de advocaat van de man, de moeder en haar advocaat, en mr. [curator] .
De Raad heeft bericht contact te hebben gehad over de zaak met de advocaat van de moeder, en naar aanleiding daarvan niet aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling.

2.De vaststaande feiten

De moeder en de man hebben een relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie zijn geboren:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2021;
[minderjarige 2]
,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2019;
[minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum 3] 2017.
De moeder is van rechtswege belast met de uitoefening van het gezag.
Bij beschikking van deze rechtbank van 1 juni 2022 is mr. [curator] benoemd tot bijzondere curator over voornoemde minderjarigen.

3.De verzoeken

3.1.
De man heeft de rechtbank verzocht om vervangende toestemming als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te erkennen.
Daarnaast verzoekt hij samen met de moeder met de uitoefening van het ouderlijk gezag te worden belast.
3.2.
De bijzondere curator heeft de rechtbank verzocht dat de rechtbank zal vaststellen dat de man de vader is van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .

4.De standpunten

De man
4.1.
De man heeft zijn verzoek samengevat als volgt onderbouwd. De man is de verwekker van de kinderen. De kinderen hebben geen juridische tweede ouder. De man is een actieve vader in het leven van de kinderen en draagt zorg voor hun opvoeding en verzorging. Erkenning van de kinderen zou hun belangen of die van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de kinderen niet schaden. De moeder heeft te horen gekregen dat zij ziek is en een lang behandeltraject ingaat. De man en de moeder wensen dat de zorg en verantwoordelijkheid voor de kinderen wordt gewaarborgd. De man zit thans in detentie in België waardoor het niet mogelijk is een afspraak te maken bij een stadsdeelkantoor om de kinderen te erkennen en het gezamenlijk gezag aan te vragen.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Vos namens de man ingestemd met het verzoek van de bijzondere curator.
De bijzondere curator
4.3.
De bijzondere curator heeft de man en de moeder telefonisch gesproken over het verzoek van de man. Beiden zijn eensluidend en overtuigend in hun verklaringen dat de man de verwekker van de kinderen moet zijn. Daarnaast staat de voornaam van de man op de zwangerschapsverklaringen met betrekking tot alle drie de kinderen, heeft de man van alle drie geboorten aangifte gedaan bij de burgerlijke stand. De bijzondere curator is er daarom van overtuigd dat de man de verwekker is van de kinderen. Een DNA-onderzoek acht hij niet nodig. Hij ziet geen redenen aan te nemen dat een erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de kinderen schaadt of dat een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van de kinderen in het gedrang komt. Gelet op het belang van de kinderen dat de man spoedig hun juridische vader wordt en het gegeven dat de man vanwege zijn detentie de kinderen niet kan erkennen bij de burgerlijke stand, heeft de bijzondere curator tijdens de mondelinge behandeling namens de kinderen verzocht het ouderschap van de man gerechtelijk vast te stellen.
De moeder
4.4.
De moeder stemt in met het verzoek van de bijzondere curator en het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag. Zij weet zeker dat de man de vader is van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Hij had een grote rol in de verzorging. Nu is er bijna dagelijks contact met de man middels beeldbellen. De moeder bezoekt de man zo vaak als mogelijk en neemt de kinderen geregeld mee.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid
5.1.
Op grond van artikel 3 Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht. Op grond van artikel 265 Rv is rechtbank Amsterdam bevoegd.
Ten aanzien van het verzoek om vervangende toestemming tot erkenning
Toepasselijk recht
5.2.
Ingevolge artikel 10:95 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is op het onderhavige verzoek Nederlands recht van toepassing.
5.3.
Het verzoek tot vervangende toestemming erkenning is gegrond op artikel 1:204 lid 3 BW.
Inhoudelijke beoordeling
5.4.
Ter zitting is besproken dat het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning niet in het belang van de minderjarigen is, omdat de man gelet op zijn persoonlijke omstandigheden niet tot erkenning zou kunnen overgaan. De rechtbank beschouwt dit verzoek als ingetrokken.
Ten aanzien van het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap
Toepasselijk recht
5.5.
Ingevolge artikel 10:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is op dit verzoek Nederlands recht van toepassing.
5.6.
Het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap is gegrond op artikel 1:207 BW.
5.7.
De rechtbank is op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard overtuigd dat de man de verwekker is van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De rechtbank concludeert dat er van beletselen als bedoeld in artikel 1:207 lid 2 BW niet is gebleken. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] dat hun afstamming komt vast te staan en dat zij familierechtelijke banden zullen hebben met de man. Het verzoek van de bijzondere curator zal daarom worden toegewezen.
5.8.
Op grond van artikel 1:5 lid 2 BW zullen de kinderen de geslachtsnaam van de moeder behouden. De man en de moeder hebben namelijk niet gezamenlijk ter gelegenheid van de gerechtelijke vaststelling verklaard dat de kinderen de geslachtsnaam van de vader zullen hebben.
Ten aanzien van het verzoek tot gezamenlijk gezag
5.9.
Op grond van artikel 1:253c, eerste en tweede lid, BW kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met het gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien:
a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.10.
De rechtbank acht het met partijen in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] dat de man samen met de moeder met het ouderlijk gezag wordt belast. Nu de man pas juridisch ouder zal zijn wanneer de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, zal de rechtbank het verzoek toewijzen onder de opschortende voorwaarde dat de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man ten aanzien van de kinderen zal zijn ingeschreven.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt vast het ouderschap van de man:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 4] 1999,
wonende te [woonplaats] ,
ten aanzien van:
- [minderjarige 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2021;
  • [minderjarige 2] ,
  • [minderjarige 3] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 3] 2017,
6.2.
draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam;
6.3.
bepaalt – onder de opschortende voorwaarde dat de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man ten aanzien van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand - dat de man en de moeder gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast over hun minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2021;
  • [minderjarige 2] ,
  • [minderjarige 3] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 3] 2017,
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. B. de Vos, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.H. van de Kar, griffier, op 24 augustus 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 augustus 2022. . [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).