ECLI:NL:RBAMS:2022:5225

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
13/130587-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Polen voor poging tot doodslag en mishandeling in hotel

Op 6 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 36-jarige man uit Polen, die op 24 mei 2022 in Amsterdam-Zuid een hotelmedewerker heeft gewurgd en mishandeld. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf. Tijdens de zitting op 23 augustus 2022 werd duidelijk dat de verdachte, onder invloed van alcohol en drugs, een gewelddadig conflict had met de hotelmedewerker, die hem vroeg het hotel te verlaten. De verdachte heeft de medewerker meermalen gewurgd en geslagen, wat leidde tot ernstige verwondingen en een blijvend litteken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust de kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De rechtbank achtte de verdachte volledig toerekeningsvatbaar, ondanks zijn bipolaire stoornis, omdat hij zichzelf in deze toestand had gebracht door het gebruik van alcohol en het niet innemen van zijn medicatie. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van in totaal € 6.022,67 aan de benadeelde partijen, waaronder de hotelmedewerker en het hotel zelf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/130587-22
Datum uitspraak: 6 september 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [naam PI]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F.R. Bons, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.J. Roelse, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door mr. B. Roodveldt namens de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en De Bedstee Capsules Hotel B.V. naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan

1. primair: op 24 mei 2022 poging tot doodslag tegen [benadeelde partij 1] ;

subsidiair: op 24 mei 2022 poging tot toebrengen zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde partij 1] ;

2. mishandeling van [benadeelde partij 1] ;

3. opzettelijk en wederrechtelijk goederen van De Bedstee Capsules Hotel vernielen.

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bespreking van het bewijs
Standpunt raadsman
De raadsman merkt voor wat betreft feit 1 van de tenlastelegging op dat uit de verklaring van verdachte ter zitting van de rechtbank kan worden afgeleid dat verdachte niet een vooropgezet plan heeft gehad om aangever te doden door hem te verwurgen of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het conflict tussen verdachte en aangever in de hotellobby ontstond na een ruzie over een vest dat van verdachte zou zijn.
Voorts is van belang dat uit het dossier volgt dat verdachte gedurende het ten laste gelegde feit niet zichzelf was. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte onder invloed was van drank en/of drugs en verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij gedurende een week zijn medicatie voor de behandeling van zijn bipolaire stoornis niet had geslikt. De raadsman heeft geen opmerkingen ten aanzien van de feiten 2 en 3 van de tenlastelegging.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen kan worden verklaard.
Uit de camerabeelden die zijn afgespeeld ter terechtzitting en het proces-verbaal van beschrijving van de camerabeelden blijkt dat aangever op een rustige manier probeert om verdachte uit de hotellobby naar buiten te laten gaan, maar verdachte hem dan tegen de grond werkt, bovenop aangever gaat zitten en meermalen de keel, neus en mond van aangever dichtknijpt. Daarnaast heeft verdachte verschillende keren de gevechtstechnieken beenklem en bloed- en luchtverwurging bij aangever toegepast en aangever tegelijkertijd vuistslagen in het gezicht gegeven.
In de uitspraak van de Hoge Raad van 16 februari 2021 [1] wordt overwogen dat aan bloed- en luchtverwurging ernstige risico’s zijn verbonden. Zo kan schade ontstaan aan het strottenhoofd, er kan zich hersenletsel voordoen door zuurstoftekort of de betrokkene kan overlijden.
Gelet op het gehele feitencomplex en dat verdachte verklaart 15 jaar aan vechtsport te hebben gedaan en de door hem toegepaste technieken ook als vechtsporttechnieken herkent op de ter zitting vertoonde camerabeelden, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever als gevolg van zijn, verdachtes, handelen zou komen te overlijden.
De feiten 2 en 3 kunnen op grond van de inhoud van het dossier ook bewezen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Uit het proces-verbaal van beschrijving van de camerabeelden blijkt dat verdachte in ongeveer 10 minuten tijd fors geweld tegen aangever heeft gebruikt, waarbij hij naast trappen, kniestoten en vuistslagen ook meerdere soorten van verwurging heeft toegepast. Verdachte heeft meerdere keren met één of beide handen met kracht de keel van aangever dichtgeknepen. Ook heeft verdachte tegelijkertijd de mond en neus van aangever dichtgeknepen. Daarnaast heeft verdachte de vechttechnieken van de beenklem en bloedverwurging toegepast door aangever ter hoogte van zijn romp met beide benen te omklemmen terwijl hij de hals van aangever aan de linkerzijde dichtdrukt. Verdachte heeft tevens bij aangever een zogenaamde luchtverwurging toegepast, door met beide armen aan de voorzijde de keel van aangever dicht te knijpen en het lichaam van aangever omhoog te trekken.
Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat aangever tijdens een verwurging met zijn benen spartelt en naar adem hapt. Ook ligt aangever na één van de verwurgingen een korte tijd bewegingsloos op de grond. Ten slotte is op de beelden te zien dat verdachte kniestoten in de zij van aangever en meerdere harde vuistslagen in het gezicht geeft.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij 15 jaar lang de gevechtssporten Taekwondo, Judo en Martial arts heeft beoefend en op de camerabeelden de door hem gebruikte gevechtstechnieken herkent.
Door aangever kort achter elkaar meerdere malen op de beschreven wijzen te verwurgen en hem harde vuistslagen in het gezicht te geven en door hiermee door te gaan nadat aangever naar adem moest happen, met zijn benen aan het spartelen was en op bepaald moment stil op de grond bleef liggen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever als gevolg hiervan zou komen te overlijden. De geweldshandelingen van verdachte kunnen dan ook worden gekwalificeerd als de onder 1 primair ten gelegde poging tot doodslag. De rechtbank acht de onder 2 en 3 ten laste gelegde mishandeling en vernieling eveneens bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
op 24 mei 2022 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, terwijl hij bovenop die [benadeelde partij 1] zat, meermalen en met volle kracht met één of beide handen de keel en de neus en de mond van die [benadeelde partij 1] heeft dichtgedrukt en dichtgedrukt heeft gehouden waardoor die [benadeelde partij 1] geen lucht kreeg en die [benadeelde partij 1] heeft vastgehouden middels een beenklem en de hals van die [benadeelde partij 1] dicht heeft gedrukt (bloedverwurging), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
hij op 24 mei 2022 te Amsterdam [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 1] meermalen, in elk geval eenmaal, met volle kracht
- tegen het gezicht en de kaak te slaan en
- in de onderarm te bijten en
- met goederen te slaan;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
hij op 24 mei 2022 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een kaartlezer en een pinautomaat en lampen en een computerscherm en een kaarthouder, die toebehoorden aan De Bedstee Capsules Hotel, heeft vernield.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de officier van justitie
In Polen is bij verdachte een bipolaire stoornis vastgesteld maar bij het voorgeleidingsconsult van verdachte door de psychiater is niet een toestand bij verdachte vastgesteld op grond waarvan verdachte geen enkel inzicht in zijn handelen kon hebben gehad. Er is voor verdachte geen persoonlijkheidsonderzoek aangevraagd omdat verdachte heeft aangegeven niet in Nederland te willen blijven.
Op de camerabeelden is waarneembaar dat verdachte vreemd gedrag vertoonde maar uit het dossier blijkt dat verdachte overmatig alcohol gebruikte en dat hij positief op cannabis heeft getest vlak na het begaan van de feiten. Gelet hierop is sprake van culpa in causa met betrekking tot het door verdachte vertoonde vreemde gedrag en is verdachte strafbaar.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft opgemerkt dat het aanvankelijk wel aangevraagde maar vervolgens door het Openbaar Ministerie geannuleerde psychiatrisch onderzoek node wordt gemist omdat hierdoor wellicht meer inzicht in de mate van toerekeningsvatbaarheid zou kunnen worden verkregen. De raadsman verwijst hierbij naar een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 november 2015 [2] . In die uitspraak heeft de rechtbank gelet op hetgeen de deskundigen hebben opgemerkt omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachte aanleiding gezien om aan verdachte geen onvoorwaardelijke straf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt omtrent de strafbaarheid van verdachte als volgt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat bij hem in Polen een bipolaire stoornis is vastgesteld. Hij is sinds twee jaar onder behandeling voor deze stoornis en heeft dekapine en olanzapine voorgeschreven gekregen die hij in Polen heeft ingenomen. Ten tijde van de ten laste gelegde gedragingen bevond hij zich gedurende een week in Nederland en heeft hij vergeten zijn medicijnen in te nemen omdat hij deze is vergeten uit Polen mee te nemen.
Daarnaast heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij op de dag waarop de ten laste gelegde gedragingen hebben plaatsgevonden een koek heeft gegeten waarin zich waarschijnlijk verdovende middelen bevonden.
Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van
24 mei 2022 dat verdachte, vlak na zijn aanhouding, op de vraag van de politie of hij drugs heeft gebruikt hierop bevestigend heeft geantwoord. Verder heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij per week 4 liter wijn, 1 liter whisky en 10 bier gebruikt.
Op 27 mei 2022 heeft verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij één dag voor de feiten aan het picknicken was in het park en daar alcohol heeft gedronken en de volgende dag wakker werd in het ziekenhuis.
Uit het proces-verbaal van de camerabeelden en het proces-verbaal van bevindingen van 24 mei 2022 blijkt dat verdachte abnormaal gedrag vertoonde. Hij had uitpuilende ogen, een verwarde blik en schuim om de mond. Ook was hij aan het grommen. In het plaatsingsadvies en advies inzake pro Justitia onderzoek van 27 mei 2022 van psychiater E. Kuiper staat vermeld dat sprake is van overmatig alcoholgebruik en dat verdachte voorafgaand aan het tenlastegelegde op een feestje in het park veel alcohol had gedronken. Verdachte is in Polen gediagnosticeerd met een bipolaire I stoornis waarvoor hij geen medicatie gebruikt. Tijdens de beoordeling is geen floride manische toestand gezien, maar een onderliggende manische ontregeling kon ook niet worden uitgesloten wegens gebrek aan informatie.
De rechtbank overweegt dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde, gelet op alle beschikbare informatie, waarschijnlijk niet zichzelf was. Tijdens het psychiatrisch consult drie dagen later, was er geen sprake van een floride manische toestand. Voor zover verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten onder invloed was van verdovende middelen en mogelijk ten gevolge daarvan in een manisch psychotische toestand verkeerde, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door het nalaten van de inname van de voorgeschreven medicijnen en het gebruiken van grote hoeveelheden drank en drugs, zoals hiervoor is omschreven, zichzelf willens en wetens in een toestand heeft gebracht waarbij de bewezen verklaarde feiten konden plaatsvinden. Gesteld noch gebleken is dat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de inname van de verdovende middelen.
Gelet hierop is er geen reden om verdachte niet volledig toerekeningsvatbaar te achten voor de gepleegde feiten.
Gelet op het voorgaande is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van
24 maanden, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft zich de toegang verschaft tot het hotel waar aangever werkte, terwijl hij daar geen gast was. Hoewel het slachtoffer hem rustig verzocht om het hotel te verlaten, is verdachte als zeer ernstig tekeer gegaan tegen het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer tegen de grond gewerkt en is na een worsteling bovenop het slachtoffer gaan zitten, waarna hij meerdere malen een lucht- en een bloedverwurging heeft toegepast op het slachtoffer. Op de camerabeelden is waargenomen dat het slachtoffer meerdere malen werd gewurgd, spartelde met zijn benen, meerdere keren naar adem moest happen en om hulp riep. Ook is waargenomen dat het slachtoffer enige tijd bewegingsloos op de grond lag. Nadat het slachtoffer onder verdachte vandaan wist te komen, heeft verdachte hem opnieuw aangevallen en met verschillende voorwerpen geslagen. Dat het slachtoffer niet ten gevolge van het handelen van verdachte is komen te overlijden is een omstandigheid die geenszins aan verdachte is danken. Daarnaast heeft verdachte een ravage aangericht in de lobby van het hotel. Verdachte heeft meerdere spullen, zoals lampen en een monitor, kapot geslagen. Behalve dat deze agressie tegen spullen extra beangstigend moet zijn geweest voor het slachtoffer, heeft verdachte hiermee ook veel schade aangericht aan het hotel.
Door te handelen zoals hierboven omschreven, heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven grote impact hebben op de slachtoffers, hetgeen ook uit de verklaring van het slachtoffer blijkt. Tijdens de geweldpleging vreesde het slachtoffer dat hij het er niet levend vanaf zou brengen. Het slachtoffer verklaart door het geweld van verdachte zijn gevoel van veiligheid en onbevangenheid kwijt te zijn geraakt. Voorts heeft hij vlak na de feiten moeilijk kunnen slapen en heeft hij concentratieproblemen gehad waardoor hij zijn werkzaamheden gedurende bijna drie weken niet heeft kunnen uitvoeren. Aan de beet door verdachte heeft hij een blijvend litteken op zijn arm overgehouden. Bovendien veroorzaken feiten als deze veel maatschappelijke onrust.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 juli 2022 en op het ECRIS-Uittreksel van 31 mei 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit als het onderhavige is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd en -wat de feiten 2 en 3 betreft- met de LOVS oriëntatiepunten.
De rechtbank acht verdachte, zoals hiervoor onder rubriek 7 is overwogen, volledig toerekeningsvatbaar ten tijde van het begaan van de feiten en ziet gelet daarop geen reden om zijn gemoedstoestand in strafmatigende zin mee te wegen.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur gepast en geboden.

9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1] ), bijgestaan door advocaat mr. B. Roodveldt, vordert
€ 3.319,44,-aan vergoeding van materiële schade en
€ 1.750,-aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de vordering ten aanzien van alle schadeposten voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte de verschillende schadeposten van de vordering tot schadevergoeding niet betwist, met uitzondering van de materiële schadepost loonderving.
Ten aanzien van deze schadepost heeft de raadsman de rechtbank verzocht deze af te wijzen nu deze onvoldoende is gespecificeerd en niet inzichtelijk is.
Oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële- en immateriële schade is toegebracht. De verzochte schadevergoeding is niet betwist voor wat betreft de volgende materiële schadeposten: een schatting van het eigen risico (€ 100,-), taxikosten van het ziekenhuis naar huis (€ 22,50) en herstel achterkant telefoon (€ 99,-). Ook is de verzochte immateriële schadevergoeding voor het bedrag van
€ 1.750,- niet betwist.
De vordering is betwist voor wat betreft de materiële schadepost van gederfde inkomsten voor het bedrag van € 3.097.94. De rechtbank acht deze post echter toewijsbaar. Het betreft hier een schatting en de rechtbank acht aannemelijk dat [benadeelde partij 1] door de gedragingen van verdachte gedurende 19 dagen niet in staat is geweest om in zijn hotel te werken, daardoor personeel heeft moeten inhuren en zijn management fee, die wel is onderbouwd, is misgelopen.
De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen tot het totaalbedrag van € 5.069,44
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die [benadeelde partij 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij de Bedstee Capsules Hotel B.V. en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij vordert € 953,23 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 287, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
Poging tot doodslag;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
mishandeling;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij aan vergoeding van materiële- en immateriële schade toe tot een bedrag van
€ 5.069,44 (vijfduizend negenzestig euro en vierenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 24 mei 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat een bedrag van
€ 5.069,44 (vijfduizend negenzestig euro en vierenveertig cent)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 24 mei 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen.
De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
De benadeelde partij de Bedstee Capsules Hotel B.V.
Wijst de vordering van de benadeelde partij aan vergoeding van materiële- en immateriële schade toe tot een bedrag van
€ 953,23 (negenhonderd drieënvijftig euro en drieëntwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 24 mei 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat een bedrag van
€ 953,23 (negenhonderd drieënvijftig euro en drieëntwintig cent),te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 24 mei 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
19 (negentien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en G.M. Beunk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2022.