In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Ymere (eiseres) en een gedetineerde huurder (gedaagde). Ymere vorderde ontruiming van de sociale huurwoning van de gedaagde, die sinds 11 augustus 2021 in detentie verblijft en zijn hoofdverblijf niet meer in het gehuurde heeft. De huurder huurt sinds 6 juli 2015 de woning en heeft een huurprijs van € 530,16 per maand. Ymere stelde dat de huurder tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, omdat hij gedurende lange tijd niet in de woning verblijft en onvoldoende toezicht houdt op het gehuurde. De kantonrechter oordeelde dat de huurder zijn hoofdverblijf elders heeft en dat dit een tekortkoming in de huurovereenkomst oplevert. De rechter overwoog dat het belang van Ymere als sociale verhuurder zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde bij het behouden van de woning, vooral gezien de schaarste aan sociale huurwoningen. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld om de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.