ECLI:NL:RBAMS:2022:5346

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
C/13/716151 / FA RK 22-2200
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie na draagmoederschap in de Verenigde Staten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 september 2022 een beschikking gegeven over de adoptie van een minderjarige, geboren uit een draagmoederschapstraject in de Verenigde Staten. Verzoekers, een gehuwd stel, hebben een duurzame affectieve relatie en hebben in 2000 een kinderwens geuit. In samenwerking met een draagmoeder in Oregon, VS, hebben zij een kind gekregen via in vitro fertilisatie. De draagmoeder heeft afstand gedaan van haar rechten en verplichtingen ten aanzien van het kind, dat op 4 juni 2019 is geboren. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse documenten, waaronder verklaringen van de draagmoeder en rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming, die het verzoek tot adoptie ondersteunen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers voldoen aan de voorwaarden voor adoptie volgens het Nederlandse recht. De draagmoeder heeft verklaard dat het kind niets van haar als moeder te verwachten heeft en heeft toestemming gegeven voor de adoptie door de tweede verzoeker. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is dat de adoptie wordt uitgesproken, zodat de familierechtelijke relatie tussen de minderjarige en de verzoekers wordt versterkt. De rechtbank heeft ook bepaald dat de achternaam van de minderjarige na de adoptie [geslachtsnaam] zal zijn en dat de verzoekers gezamenlijk gezag over het kind zullen uitoefenen.

De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de Amerikaanse geboorteakte van de minderjarige in te schrijven in de Nederlandse registers, met een latere vermelding van de erkenning door de eerste verzoeker.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/716151 / FA RK 22-2200
Beschikking van 6 september 2022 betreffende adoptie
in de zaak van:

1.[verzoeker 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,hierna te noemen [verzoeker 1] ,

en
2. [verzoeker 2] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen [verzoeker 2] ,
tezamen te noemen verzoekers,
advocaat mr. W.J. Eusman te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1.
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Amsterdam,
hierna te noemen de Raad,
2. de
ambtenaar van de burgerlijke standvan de
gemeente Den Haag,
hierna te noemen de ambtenaar.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het op 7 april 2022 ingekomen verzoek;
- een F9-formulier met bijlage van verzoekers van 23 mei 2022;
- een brief van de ambtenaar van 20 juni 2022;
- een F9-formulier van verzoekers van 29 juni 2022;
- de rapportage van de Raad van 2 augustus 2022;
- de brief van de ambtenaar van 22 augustus 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 september 2022.
Verschenen zijn: verzoekers, bijgestaan door hun advocaat,
mevrouw [naam 1] , en mevrouw [naam 2] namens de Raad.
De ambtenaar is, met voorafgaande kennisgeving daarvan, niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
Verzoekers hebben vanaf 2000 een duurzame affectieve relatie met elkaar. Zij zijn op 1 oktober 2007 met elkaar gehuwd. Zij wonen meer dan drie jaar samen.
2.2.
Verzoekers hadden een kinderwens. In verband daarmee hebben zij met [naam draagmoeder] , wonende te [woonplaats 2] , Oregon, Verenigde Staten van Amerika (VS) afgesproken dat zij voor verzoekers als draagmoeder een kind zal dragen en dat zij afstand zal doen van haar rechten en verplichtingen met betrekking tot dit kind ten behoeve van de verzoekers.
2.3.
Blijkens de verklaring van 5 januari 2019 van Dr. Brandon Bankowski, Reproduktive Endocrinologist at ORM Fertility , [geboorteplaats] , Oregon heeft op 17 september 2018 een in vitro fertilisatie (IVF)-behandeling plaatsgevonden bij mevrouw [naam draagmoeder] . Er is een embryo bij haar geplaatst, welk embryo tot stand is gekomen door een eicel van een anonieme eiceldonor te bevruchten met sperma van verzoeker [verzoeker 1] .
2.4.
Op 7 mei 2019 heeft [verzoeker 1] met toestemming van mevrouw [naam draagmoeder] het ongeboren kind erkend bij de Burgerlijke Stand te Amsterdam.
2.5.
Bij beslissing van het Circuit Court of the State of Oregon, County of Multnomah, VS, van 9 mei 2019 is het vaderschap van [verzoeker 1] ten aanzien van het ongeboren kind waarvan [naam draagmoeder] op dat moment zwanger was gerechtelijk vastgesteld. Na de geboorte van het kind zal [verzoeker 1] de enige juridisch vader zijn van het kind en verkrijgt hij exclusief de wettelijke en fysieke voogdij en de ouderlijke rechten met betrekking tot het kind. Voorts is bepaald dat mevrouw [naam draagmoeder] de enige wettelijke moeder zal zijn van het kind dat uit haar zal worden geboren op of omstreeks 4 juni 2019.
Ook is bepaald dat de achternaam van dit kind [verzoeker 1] zal zijn. De Oregon State Registrar of the Centre for Health Statistics wordt opgedragen vervangende geboorteakten voor het kind op te stellen waarbij Remo als enige juridisch vader en [naam draagmoeder] als de geboortemoeder wordt vermeld.
2.6.
Mevrouw [naam draagmoeder] is op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , Washington County, Oregon, VS bevallen van [minderjarige] .
2.7.
[minderjarige] verblijft sinds haar geboorte bij verzoekers en woont sinds 27 juni 2019 bij verzoekers in Amsterdam.
2.8.
De draagmoeder heeft bij affidavit van 3 april 2019 onder meer verklaard dat het uit haar geboren kind in de toekomst van haar als moeder niets te verwachten heeft, dat zij geen bezwaar heeft tegen de erkenning van het kind door [verzoeker 1] en dat [verzoeker 1] , met haar toestemming, de bevoegdheid en het recht heeft om de voogdij en het gezag te delen met [verzoeker 2] , als de Nederlandse rechter dit conform Nederlands recht zal beslissen.
2.9.
[verzoeker 1] heeft de Nederlandse en de Israëlische nationaliteit. [minderjarige] heeft de Nederlandse en de Amerikaanse nationaliteit. [verzoeker 2] heeft de Israëlische en de Bulgaarse nationaliteit.

3.Het verzoek

Verzoekers hebben de rechtbank verzocht:
- de adoptie door [verzoeker 2] van [minderjarige] uit te spreken en hierbij te verstaan dat de familierechtelijke betrekking tussen [verzoeker 1] en [minderjarige] daarbij in stand blijft;
- te bepalen dat [minderjarige] na de adoptie de namen [geslachtsnaam] als geslachtsnaam zal hebben;
- de ambtenaar te gelasten om de door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de plaatselijke voorschriften in de VS opgemaakte geboorteakte in te schrijven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand, met daarop de vermelding (kanttekening) in de rubriek “vermeldingen” van de akte van erkenning door [verzoeker 1] opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van Amsterdam van 7 mei 2019;
- de ambtenaar te gelasten een latere vermelding van de genoemde adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 2] en de geslachtsnaamwijziging van [minderjarige] toe te voegen aan de daarvoor in aanmerking komende akte;
- te verstaan dat verzoekers na de adoptie het gezamenlijk gezag uitoefenen over [minderjarige] .

4.Standpunt van de Raad

De Raad adviseert het verzoek tot adoptie toe te wijzen. De Raad is van mening dat verzoekers in dit hoogtechnologische draagmoederschapstraject een integere procedure hebben doorlopen. Verzoekers hebben een duurzame relatie waarbinnen [minderjarige] is geboren uit een draagmoeder met gebruikmaking van een bekende eiceldonor, mevrouw [naam 3] woonachtig in [woonplaats 3] , Oregon in de VS. De draagmoeder is gedurende het traject goede begeleiding en zorg geboden. Verzoekers en [minderjarige] hebben nog altijd regelmatig contact met haar. De draagmoeder heeft verklaard dat het uit haar geboren kind in de toekomst van haar als moeder niets te verwachten heeft en dat zij geen bezwaar heeft tegen de verzochte adoptie van haar kind door [verzoeker 2] . Het Circuit Court heeft het vaderschap van [verzoeker 1] vastgesteld en bepaald dat hij het eenhoofdig gezag zal hebben. Het is vanaf het begin de intentie geweest dat verzoekers de ouders van [minderjarige] zouden worden en dat zij bij hen zou opgroeien, waarbij er op transparante en prudente wijze is omgegaan met de status (achtergrond en ontstaansgeschiedenis van [minderjarige] , waarbij er ruimte is voor contact met de draagmoeder en – in de toekomst – met de eiceldonor). Na de geboorte hebben verzoekers de volledige zorg voor [minderjarige] op zich genomen. De Raad acht het in het belang van [minderjarige] dat zij wordt geadopteerd door [verzoeker 2] en dat de geboorteakte van [minderjarige] met de vermelding van de erkenning zal worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De Raad ziet geen bezwaar verzoekers beiden met het gezag over [minderjarige] te belasten.

5.Standpunt van de ambtenaar

De ambtenaar heeft het volgende naar voren gebracht. Nu er in Nederland geen expliciete wetgeving bestaat met betrekking tot de erkenning van het verkrijgen van een kind in het buitenland door hoogtechnologisch draagmoederschap en de toetsing daarvan voorbehouden is aan de rechter, refereert de ambtenaar zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de toetsing in het kader van de openbare orde of het draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Tevens refereert de ambtenaar zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de verzochte adoptie en het gezag.
[verzoeker 1] heeft [minderjarige] voor de geboorte erkend, waardoor hij als juridisch vader wordt aangemerkt en [minderjarige] de geslachtsnaam [verzoeker 1] heeft gekregen. Nu verzoekers beogen dat de erkenning op de Nederlandse geboorteakte wordt verwerkt kan de inschrijving van de onderhavige geboorteakte zoals deze voorligt worden ingeschreven in de registers van de Haagse burgerlijke stand. De rechtbank dient dan gelijktijdig een last te gegeven tot het plaatsen van een latere vermelding betreffende de erkenning op de aldus ingeschreven akte.
De ambtenaar merkt voorts op dat niet blijkt uit de geboorteakte van [verzoeker 2] of de huwelijksakte dat zijn achternaam van [geslachtsnaam] is. Indien de naam van [verzoeker 2] door het huwelijk in die naam is gewijzigd ligt het voor de hand de huwelijksakte in Breda te laten aanpassen. Wanneer de latere vermelding betreffende de wijziging van de naam na huwelijk aan de huwelijksakte is toegevoegd, wordt daarmee de nieuwe geslachtsnaam erkend en is het mogelijk deze naam voor de minderjarige te kiezen.

6.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
6.1.
Ingevolge artikel 10:105 BW is op de verzoeken het Nederlandse recht van toepassing.
Adoptie
6.2.
[verzoeker 1] heeft [minderjarige] voor de geboorte (in Nederland) op 7 mei 2019 erkend en is daarmee de juridisch vader. Dit betekent dat sprake is van Nederlandse stiefouderadoptie, waardoor de artikelen 1:227, 1:228 en 1:230 BW van toepassing zijn.
6.3.
Verzoekers wonen meer dan drie jaar samen en inmiddels is ook voldaan aan de in artikel 1:228 onder f BW gestelde eis van gedurende tenminste een jaar gezamenlijk verzorgen en opvoeden van de minderjarige. [minderjarige] is 3½ jaar en woont al sinds 27 juli 2019 bij verzoekers.
6.4.
De draagmoeder heeft, blijkens haar verklaring, ingestemd met het draagmoederschap en met de erkenning door [verzoeker 1] , zij heeft ingestemd met dan wel toestemming gegeven voor de adoptie en geeft aan dat – kort gezegd – [minderjarige] niets van haar als moeder te verwachten zal hebben. Zij heeft ervan afgezien om te worden betrokken in een Nederlandse gerechtelijke procedure.
Met betrekking tot de eiceldonor mevrouw [naam 3] zijn er geen documenten voorhanden. Nu zij volgens de verklaring van de IVF dr. Bankowski voornoemd haar eicellen anoniem heeft gedoneerd, leidt de rechtbank daaruit af dat het haar bedoeling is dat [minderjarige] niets van haar als moeder te verwachten zal hebben.
6.5.
Aan de andere voorwaarden in de artikelen 1:227 en 1:228 BW is eveneens voldaan.
6.6.
De rechtbank is met de Raad van oordeel, conform de Staatscommissie Herijking ouderschap in haar rapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016, dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren en dat kinderen daar ook recht op hebben. Een door de Staatscommissie geadviseerde draagmoederschapsregeling die dit recht zal waarborgen, ontbreekt op dit moment in Nederland. Niettemin gelden de uitgangspunten die het belang van het kind voorop hebben staan onverkort.
6.7.
De identiteit van de draagmoeder blijkt uit de stukken. Met betrekking tot de identiteit van de eiceldonor hebben verzoekers tegenover de Raad en tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat mevrouw [naam 3] de eiceldonor is. Verzoekers hebben veel foto’s van de eiceldonor, die zij ook al aan [minderjarige] hebben laten zien. Verzoekers hebben meegedeeld dat er nog steeds contact is met de draagmoeder en met mevrouw [naam 3] en dat zij [minderjarige] in de gelegenheid zullen stellen om desgewenst contact te hebben of een band op de bouwen met de draagmoeder en/of mevrouw [naam 3] .
6.8.
De rechtbank zal het verzoek tot adoptie toewijzen, omdat de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige wordt geacht.
Inschrijving geboorteakte
6.9.
[minderjarige] is geboren in de Verenigde Staten van Amerika. Verzoekers hebben de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] voorzien van de vereiste apostille overgelegd.
6.10.
De ambtenaar stelt zich op het standpunt dat deze geboorteakte kan worden ingeschreven in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand. Hoewel uit de geboorteakte niet blijkt op welke wijze het ouderschap tot stand is gekomen en vast staat dat de moeder en [verzoeker 1] niet met elkaar waren gehuwd staat dit de inschrijving van de akte in de Nederlandse registers niet in de weg nu uit de stukken blijkt dat [verzoeker 1] [minderjarige] vóór de geboorte heeft erkend en hij dus als juridisch vader wordt aangemerkt.
6.11.
De rechtbank zal naar aanleiding van het advies van de ambtenaar een last geven tot het plaatsen van een latere vermelding betreffende de erkenning op de aldus ingeschreven akte.
Achternaam na adoptie
6.12.
Verzoekers hebben bij de gelegenheid van de adoptie verklaard dat de achternaam van [minderjarige] zal luiden: [geslachtsnaam] .
6.13.
Verzoekers hebben het Israëlische paspoort van [verzoeker 2] overgelegd ten bewijze van het feit dat [verzoeker 2] achternaam na het huwelijk is gewijzigd naar [geslachtsnaam] . Hij had deze naam al ten tijde van de geboorte van [minderjarige] . Verzoekers zien niet in waarom eerst de huwelijksakte zou moeten worden gewijzigd. Als partijen in het buitenland zouden zijn gehuwd zou hun huwelijksakte ook niet eerst aangepast kunnen worden voordat [minderjarige] de door verzoekers gewenste geslachtsnaam heeft. Overigens heeft haar broer Tom ook al deze geslachtsnaam.
6.14.
Ingevolge artikel 10:19 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. (…)
Ingevolge lid twee van dit artikel geldt, indien de vreemdeling de nationaliteit van meer dan een staat bezit en hij in een van deze staten zijn gewone verblijfplaats heeft, het recht van die staat als zijn nationale recht. Heeft de betrokken persoon zijn gewone verblijfplaats niet in een van deze staten, dan geldt als zijn nationale recht het recht van de staat van zijn nationaliteit waarmee hij, alle omstandigheden in aanmerking genomen, het nauwst is verbonden.
6.15.
[verzoeker 2] heeft de Israëlische en de Bulgaarse nationaliteit. Hij woont in Nederland. De rechtbank gaat er, gelet op onder meer zijn geboorteplaats, van uit dat [verzoeker 2] het nauwst verbonden is met het Israëlische recht. Nu uit zijn Israëlische paspoort blijkt dat zijn achternaam is gewijzigd naar [geslachtsnaam] is de rechtbank van oordeel dat verzoekers hiermee hebben aangetoond dat de achternaam van [verzoeker 2] is en dat hij deze naam al had ten tijde van de geboorte van [minderjarige] . Dit betekent dat verzoekers bij de adoptie op grond van artikel 1:5 lid 3 van het BW kunnen kiezen voor de achternaam [geslachtsnaam] .
6.16.
Bovendien is gebleken dat het eerste kind van verzoekers eveneens de achternaam [geslachtsnaam] heeft. Op grond van artikel 1:5 lid 8 van het BW dient daarom ook [minderjarige] de achternaam [geslachtsnaam] te krijgen.
6.17.
De rechtbank benadrukt dat alleen de wijziging van de achternaam van [minderjarige] hiermee is bepaald en dat [verzoeker 2] voor een wijziging van zijn eigen achternaam alsnog de huwelijksakte moet aanpassen zoals door de ambtenaar is aangegeven.
Gezag
6.18.
Op basis van voornoemde uitspraak van de Court van Multnomah County, welke uitspraak door de Nederlandse rechtbank wordt erkend, is [verzoeker 1] reeds met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] belast.
6.19.
Nu verzoekers zijn gehuwd hebben zij na de adoptie van rechtswege gezamenlijk het gezag over [minderjarige] .
Familierechtelijke betrekking
6.20.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1: 229, derde lid, BW de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en zijn ouder en diens bloedverwanten blijft bestaan, indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van die ouder de minderjarige adopteert.
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De rechtbank:
- gelast de ambtenaar te ’s-Gravenhage om de door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de plaatselijke voorschriften in de VS opgemaakte geboorteakte van [minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , Washington County, Oregon, VS in te schrijven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand;
- gelast de ambtenaar te ’s-Gravenhage een latere vermelding van de akte van erkenning op 7 mei 2019 door [verzoeker 1] toe te voegen aan de aldus ingeschreven akte;
- spreekt uit de adoptie door verzoeker [verzoeker 2] van de minderjarige:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , Washington County, Oregon, VS;
- verstaat dat de familierechtelijke betrekking tussen genoemde minderjarige en haar vader, zijnde verzoeker [verzoeker 1] , in stand blijft;
- verstaat dat de verzoekers ter gelegenheid van de adoptie hebben verklaard dat de achternaam van [minderjarige] zal luiden: [geslachtsnaam] ;
- gelast de ambtenaar te ’s-Gravenhage een latere vermelding van de genoemde adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 2] en de geslachtsnaamwijziging van [minderjarige] toe te voegen aan de daarvoor in aanmerking komende akte;
- met betrekking tot de geslachtsnaamwijziging van [minderjarige] , gelast de inschrijving van deze beschikking in het daartoe bestemde register;
- verstaat dat verzoekers na de adoptie het gezamenlijk gezag uitoefenen over [minderjarige] .
Deze beschikking is gegeven door mr. P.B. Martens, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink, griffier, op 6 september 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).