Op 13 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen was uitgevaardigd. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 13 mei 2022 en betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1986. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de procedure behandeld op een openbare zitting op 29 juni 2022, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R. Zilver, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) geweigerd moet worden. Dit besluit is genomen omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure die leidde tot het verzamelvonnis van 20 augustus 2020, waartegen de overlevering was aangevraagd. De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen, aangezien hij niet op de hoogte was van de oproepen die naar hem waren gestuurd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het verzamelvonnis heeft geleid.
De rechtbank heeft de vordering tot overlevering geweigerd, omdat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich voordoet. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante wetsbepalingen, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.