Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 mei 2022,
- de akte met berekening van verlies van verdienvermogen van [gedaagde] , met een productie,
- de antwoordakte van NN, met een productie,
- de brief van NN van 12 juli 2022, waarin wordt verzocht om hoger beroep toe te staan tegen het tussenvonnis van 18 mei 2022,
- de brief van [gedaagde] van 20 juli 2022, waarin wordt verzocht om het verzoek van NN af te wijzen,
- de akte uitlaten producties van [gedaagde] , met producties,
- de rolbeslissing van 17 augustus 2022, waarin het verzoek van NN wordt afgewezen.
- de akte uitlating productie van NN.
2.De verdere beoordeling
in conventie
1.126,-(2,0 punten × tarief € 563,-)
- Er kan niet worden uitgegaan van een bedrag van € 5.099 per jaar aan pensioenopbouw.
- Als AOW-leeftijd moet worden uitgegaan van 68 jaar.
- Voor de waarde van Imposant wordt geschat op twee maal het gemiddelde gecorrigeerde resultaat na belasting over de jaren 2006-2011.
- Voor de te gebruiken rekenrente zal worden uitgegaan van de Aanbevelingen rekenrente in personenschadezaken.
[gedaagde] heeft daar tegenover gesteld dat de heffing plaatsvindt over de met de verkoop gerealiseerde winst. [gedaagde] heeft echter geen bedrag gesteld dat ten laste van [gedaagde] is gekomen bij het begin van de vof en dat op de verkoopopbrengst in mindering zou moeten komen. De rechtbank volgt daarom de berekening van NN.
De rechtbank zal de uitvoerbaarheid bij voorraad beperken tot een bedrag van € 689.000,-, ongeveer overeenkomend met de begrote schade tot en met 2022, en daaraan toevoegen een bedrag van € 9.000,- per maand, steeds te betalen voor de 28e van de maand, met ingang van de maand januari 2023, zodat [gedaagde] in zijn levensonderhoud kan voorzien, welk bedrag ongeveer overeenkomt met het begrote jaarlijkse schadebedrag. [gedaagde] stelt terecht dat hij op deze wijze nog niet in staat is een inkomensvoorziening voor de langere termijn te treffen, maar zijn belang daarbij weegt minder zwaar dan het belang van NN om indien het hof anders oordeelt dan de rechtbank het mogelijk te veel betaalde te kunnen terugvorderen.
€ 290.000
3.De beslissing
- voor een bedrag van € 689.000,-,
- voor een maandelijks bedrag van € 9000,-, steeds te betalen voor de 28e van de maand, ingaande in de maand januari 2023,