In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een woning in Amstelveen, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen. De heffingsambtenaar had op 26 februari 2021 de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op € 652.000. Eiser was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat de waarde te hoog was, en dat deze verlaagd moest worden naar € 590.000. Eiser voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met de verouderde staat van de woning en lekkages aan de dakgoten. Ter onderbouwing van zijn standpunt had eiser een taxatierapport ingediend.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met een ingediend taxatierapport voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank vond de vergelijkingsobjecten, die in het taxatierapport waren opgenomen, voldoende vergelijkbaar met de woning van eiser. De gemiddelde prijs per m³ voor de vergelijkingsobjecten was € 935, terwijl de woning van eiser was gewaardeerd op € 909 per m³, wat een waardeverschil van € 26 per m³ betekende.
De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar ook rekening had gehouden met de verouderde toestand van de woning, ondanks dat eiser geen foto’s had ingediend ter onderbouwing van zijn claims. De rechtbank vond het taxatierapport van eiser niet overtuigend, omdat het onduidelijk was welke gegevens waren gebruikt en omdat de verkoopcijfers niet correct waren gecorrigeerd naar de waardepeildatum van 1 januari 2020. De rechtbank besloot dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond.