ECLI:NL:RBAMS:2022:5569

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
13/135881-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van een wapen en munitie in Amsterdam

Op 23 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en munitie. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de verdachte op 31 mei 2022 in Amsterdam samen met een ander werd aangehouden. De officier van justitie, mr. S. Wirken, vorderde een gevangenisstraf van negen maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak of een lagere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Tijdens de zitting op 9 september 2022 werd het bewijs besproken, waaronder de gang van zaken rond de aanhouding en het feit dat het wapen en de munitie in een tas zaten die door de medeverdachte werd gedragen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldiging, onder andere door het aantreffen van DNA van de verdachte op het wapen en het feit dat de verdachte op een foto met een wapen stond. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.

De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van acht maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank oordeelde dat het illegaal bezit van een wapen en munitie op straat streng bestraft moet worden, gezien het risico op levensbedreigend geweld en de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen telefoons aan de verdachte teruggegeven zouden worden, omdat er onvoldoende relatie was tussen het wapenbezit en de telefoons.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/135881-22 (Promis)
Datum uitspraak: 23 september 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Wirken, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.Z. Loonstein, naar voren hebben gebracht. De zaak is tegelijk op zitting behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] met parketnummer 13/136404-22. De rechtbank doet vandaag in beide zaken uitspraak.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het op 31 mei 2022 in Amsterdam samen met een ander voorhanden hebben van een pistool en munitie.
De beschuldiging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de beschuldiging bewezen kan worden. Hij heeft daarbij gewezen op de gang van zaken rond de aanhouding, dat medeverdachte [medeverdachte] het wapen bij zich droeg in een tasje met daarin persoonlijke spullen van verdachte en verdachtes DNA op het wapen. Bovendien staat verdachte op zijn telefoon op de foto met een wapen in zijn hand.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over het wapen en de munitie had. Als de rechtbank daaraan voorbij gaat moet verdachte in elk geval worden vrijgesproken van het medeplegen, omdat uit het dossier niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking. De raadsman heeft verzocht, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, [getuige] als getuige te horen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte samen met [verdachte] het wapen en de munitie voorhanden heeft gehad.
Op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] en [verdachte] op 31 mei 2022 samen op straat lopen in Amsterdam. [medeverdachte] draagt een rugtas. Als verdachten de agent zien, worden zij nerveus en splitsen zich op. [medeverdachte] wordt door de agent staande gehouden. Als [medeverdachte] de rugtas heeft geopend en het schoudertasje eruit heeft gepakt, rent hij weg. De agent achtervolgt hem. Tijdens de achtervolging gooit [medeverdachte] het schoudertasje weg. In dit schoudertasje zit een pistool, munitie en het rijbewijs en identiteitsbewijs van [verdachte] . Op de loop van het pistool wordt het DNA van [verdachte] aangetroffen en op het magazijn het DNA van [medeverdachte] .
De rechtbank vindt dat door het samen optrekken, de spullen van de één in de tas die de ander draagt en het DNA van beide verdachten op het wapen, sprake is van inwisselbare rollen (het maakt niet uit wie de tas met het wapen op dat moment draagt) en een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank vindt het gezien de combinatie van feiten en omstandigheden niet aannemelijk dat verdachte niet wist dat het wapen en de munitie in de rugtas zaten. Omdat de rechtbank het niet noodzakelijk vindt om Davind Mullai als getuige te horen, wordt dit voorwaardelijke verzoek afgewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte
op 31 mei 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander
  • een wapen van de categorie III onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten: een vuurwapen pistool merk Chinese staatsfabriek, model 51/54 (kopie Tokarev Tt-33), serienummer [serienummer] , kaliber 7.62 x 25mm en
  • munitie van de categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten patronen merk Sellier & Bellot, kaliber 9mm x 19
voorhanden heeft gehad.

5.Straf

5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden. De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de richtlijnen voor straffen van het Openbaar Ministerie voor wapenbezit onder bedenkelijke omstandigheden. De bedenkelijke omstandigheden zijn de wisselende verklaringen van verdachten, het samen op straat een wapen voorhanden hebben en foto’s van wapens en drugs die in de telefoon van verdachte zijn aangetroffen.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om als een straf wordt opgelegd aansluiting te zoeken bij de uitgangspunten voor straffen van de rechtbanken, die lager zijn dan die van het Openbaar Ministerie. Daarbij zou uitgegaan moeten worden van wapenbezit in een woning, niet in de openbare ruimte. Ook moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en dat hij niet eerder veroordeeld is voor een strafbaar feit.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft op straat illegaal een pistool en munitie voorhanden gehad. Illegaal bezit van wapen en munitie op straat wordt streng bestraft omdat daarmee het risico op levensbedreigend geweld en gevoelens van onveiligheid in de samenleving wordt vergroot.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf gekeken naar de afspraken die de rechtbanken onderling over straffen hebben gemaakt. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte is het uitgangspunt een gevangenisstraf van acht maanden. Dat het wapen niet geladen was en de patronen niet geschikt waren voor dit type pistool werkt strafverminderend. Dat verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd werkt strafverzwarend. De rechtbank houdt het daarom op genoemd uitgangspunt van acht maanden gevangenisstraf. Voor het bezit van de munitie, waar in deze hoeveelheid doorgaans een geldboete op staat, legt de rechtbank geen extra straf op.

6.Beslag

Onder verdachte zijn 3 telefoons, een Huawei en twee Samsungs, in beslag genomen. De telefoons worden aan verdachte terug gegeven. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank onvoldoende relatie tussen het bewezenverklaarde wapenbezit en de telefoons.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 Wet wapens en munitie.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • Telefoon (Samsung, blauw) goednummer: PL1300-2022111466-6193944;
  • Telefoon (Samsung, wit) goednummer: PL1300-2022111466-6193949.
  • Telefoon (Huawei) goedenummer: PL1300-2022111466-6193942.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. J. Huber en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2022.
[...]