Op 23 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en munitie. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de verdachte op 31 mei 2022 in Amsterdam samen met een ander werd aangehouden. De officier van justitie, mr. S. Wirken, vorderde een gevangenisstraf van negen maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak of een lagere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Tijdens de zitting op 9 september 2022 werd het bewijs besproken, waaronder de gang van zaken rond de aanhouding en het feit dat het wapen en de munitie in een tas zaten die door de medeverdachte werd gedragen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldiging, onder andere door het aantreffen van DNA van de verdachte op het wapen en het feit dat de verdachte op een foto met een wapen stond. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.
De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van acht maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank oordeelde dat het illegaal bezit van een wapen en munitie op straat streng bestraft moet worden, gezien het risico op levensbedreigend geweld en de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen telefoons aan de verdachte teruggegeven zouden worden, omdat er onvoldoende relatie was tussen het wapenbezit en de telefoons.