ECLI:NL:RBAMS:2022:5572

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
13/665085-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake computercriminaliteit en witwassen met meerdere slachtoffers

Op 23 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verschillende vormen van computercriminaliteit, waaronder diefstal, oplichting en witwassen. De zaak kwam voort uit een onderzoek waarbij de telefoon van de verdachte in beslag was genomen, wat leidde tot verdenkingen van betrokkenheid bij computercriminaliteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het koppelen van bankrekeningen aan een Garmin-horloge, waarmee onrechtmatige betalingen werden verricht. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het stelen van poststukken en het plegen van oplichting door in te loggen op accounts van anderen zonder toestemming.

Tijdens de zitting op 9 september 2022 heeft de officier van justitie, mr. M.A. van der Vlugt, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. J.S.W. Boorsma, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele beschuldigingen, maar vond de overige beschuldigingen grotendeels bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met een valse sleutel, oplichting, computervredebreuk en witwassen van een aanzienlijk bedrag.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 91 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering. Daarnaast werd een taakstraf van 130 uur opgelegd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en dat het vertrouwen in het handel- en betalingsverkeer door dergelijke misdrijven wordt geschaad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/665085-19
Datum uitspraak: 23 september 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
verblijvende op het adres [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. van der Vlugt en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.S.W. Boorsma, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

In het dossier staat dat verdachtes telefoon in 2019 in beslag is genomen, zonder dat verdachte het wist. De inhoud van de telefoon is gekopieerd en de telefoon is aan verdachte teruggegeven. Op basis van de inhoud van de telefoon is bij het onderzoeksteam de verdenking ontstaan dat verdachte langere tijd betrokken is geweest bij diverse vormen van computercriminaliteit. Het onderzoeksteam heeft daar nader onderzoek naar verricht. Het zou onder andere gaan om het koppelen van bankrekeningen van anderen bij de [slachtoffer 2] aan een Garmin-horloge om daar vervolgens betalingen mee te doen. In telefoontaps zou gesproken worden over het hengelen van poststukken en verdachte zou met onderschepte bankpassen van anderen opnames van hun rekeningen hebben gedaan. Ook zou verdachte via de accounts van anderen bij [bedrijf 1] onder andere televisies hebben besteld.
Verdachte wordt op basis van dit onderzoek kort gezegd beschuldigd van
computervredebreuk en/of verandering van computergegevens bij [slachtoffer 2] in de periode van 16 november 2018 tot en met 2 april 2019;
diefstal van geld van en/of oplichting van [slachtoffer 2] in de periode van 10 januari 2019 tot en met 1 maart 2019;
diefstal van een poststuk op 18 januari 2019;
diefstal van geld van meerdere mensen in de periode van 10 november 2018 tot en met 14 maart 2019;
oplichting van de [bedrijf 1] in de periode 28 december 2018 tot en met 31 december 2018;
computervredebreuk en/of verandering van computergegevens bij [bedrijf 1] in de periode 28 december 2018 tot en met 31 december 2018;
witwassen van € 52.091,63 in de periode van 23 april 2019 tot en met 20 augustus 2019.
De beschuldigingen staan in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunten Openbaar Ministerie en verdediging
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de beschuldiging onder 1. De rest van de beschuldigingen kunnen grotendeels worden bewezen.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte van alle beschuldigingen moet worden vrijgesproken.
Voor zover nodig zal de rechtbank hierna in haar oordeel over deze beschuldigingen nader ingaan op de ingenomen standpunten.
3.2.
Oordeel rechtbank
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de computervredebreuk en het wijzigen van gegevens op de server van [slachtoffer 2] (onder 1). De rest van de beschuldigingen vindt de rechtbank grotendeels bewezen.
3.2.1.
Algemene overwegingen over het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier stelt de rechtbank eerst een aantal feiten vast die van belang zijn voor het bewijs van meerdere beschuldigingen die worden genoemd in de tenlastelegging. Daarna volgt specifiek per onderdeel een overweging over het bewijs.
IPhone7
De rechtbank stelt vast dat de iPhone7 van verdachte was en door hem werd gebruikt. De telefoon zat in de fouilleringszak van verdachte. Op de telefoon zijn meerdere filmpjes en afbeeldingen aangetroffen waarop verdachte te zien is. Ook uit verschillende chats op de telefoon volgt dat de telefoon bij verdachte in gebruik was. Op deze iPhone7 is een app van Garmin geïnstalleerd en daarop staat een filmpje over hoe een Garmin-horloge aan een rekening moet worden gekoppeld.
Kleding
De rechtbank stelt vast dat de kleding die in de woning van de moeder van verdachte is aangetroffen verdachtes kleding is. Uit tapgesprekken blijkt dat verdachte in deze woning verbleef en hier ook sliep. Onder meer zijn sneakers van het merk Adidas Yeezy Boost en een jas van het merk The North Face in beslag genomen. Hierop lijkende kleding is te zien op filmpjes en afbeeldingen van verdachte op de iPhone7. Op verschillende camerabeelden / stills daarvan in het dossier is een persoon te zien die kleding draagt die erg lijkt op de kleding te zien in de iPhone7 en aangetroffen in de woning van de moeder van verdachte.
Auto
De rechtbank stelt vast dat de Opel Astra met kenteken [nummer] van verdachte is en door hem wordt gebruikt. De auto staat op naam van verdachte. De auto is meerdere keren gecontroleerd in de periode van 25 mei 2017 tot en met 6 april 2018, waarbij verdachte elke keer in de auto zat. Verder is op filmpjes in de iPhone7 van verdachte het interieur van de auto te zien, waarbij de auto wordt herkend aan de geurhanger die aan de binnenspiegel hangt. Verdachte heeft gezegd dat hij zijn auto wel eens uitleende, maar dit niet concreter gemaakt. De rechtbank gaat daarom aan die verklaring voorbij.
3.2.2.
Diefstal van [slachtoffer 2] en/of rekeninghouders met Garmin-app (feit 2)
Bij de McDonalds in Alkmaar wordt op 10 januari 2019 om 00.35.35 uur een bestelling gedaan voor € 19,35. Daarbij wordt met een horloge betaald van een rekening bij [slachtoffer 2] , terwijl de rekeninghouder geen horloge aan die rekening had gekoppeld. Op de bewegende camerabeelden van deze transactie wordt verdachte herkend als degene die met het horloge betaalt. De verbalisant heeft hierbij expliciet aangegeven waaraan verdachte is herkend.
Op dezelfde dag om 08.28.55 uur en 08.30.08 uur worden twee transacties van € 32 en
€ 10 gedaan bij de BP [adres filiaal 2] . Op de camerabeelden van deze transacties wordt verdachte opnieuw herkend als degene die de betalingen met een horloge doet. De bedragen worden afgeschreven van een rekening bij [slachtoffer 2] , terwijl de rekeninghouder geen horloge aan die rekening had gekoppeld. Ook wordt op de camerabeelden van deze transactie gezien dat degene die met het horloge betaalt als bestuurder komt aanrijden in de auto van verdachte en ook weer met deze auto vertrekt.
Op 10 januari 2019 wordt bij de SUNRO in Amsterdam een bedrag van € 995,79 opgenomen. Daarbij wordt met een horloge betaald van een rekening bij [slachtoffer 2] , terwijl de rekeninghouder geen horloge aan die rekening had gekoppeld. Ook hiervan zijn camerabeelden. De persoon op de camerabeelden die met het horloge betaalt draagt dezelfde kleren als de persoon eerder die dag droeg op de camerabeelden van de twee transactiemomenten hiervoor genoemd. Op die beelden is verdachte herkend.
De rechtbank stelt op basis van de herkenningen, in combinatie met het gebruik van de auto van verdachte, het steeds betalen met het horloge en de overeenkomende kleding vast dat het steeds verdachte was die op 10 januari 2019 met het horloge betaalde. De rechtbank vindt de herkenningen, anders dan de raadsman heeft aangevoerd, in samenhang met de overige bewijsmiddelen voldoende bewijswaarde hebben om mede op grond daarvan vast te stellen dat het hier om verdachte gaat.
Op 13 januari 2019 worden om 15.50.25 uur en 15.50.48 uur twee transacties van elk € 100 bij Shell aan de [adres filiaal] gedaan, waarbij met een horloge wordt betaald van een rekening bij [slachtoffer 2] , terwijl de rekeninghouder geen horloge aan die rekening had gekoppeld. Op camerabeelden van die transacties is te zien dat een persoon komt aanrijden in de auto van verdachte. Deze persoon draagt dezelfde jas en pet als de persoon op de camerabeelden bij de BP [adres filiaal 2] . Op die beelden van 3 dagen eerder, zie hiervoor, is verdachte herkend.
Ook op 13 januari 2019 vindt bij Shell aan de [adres filiaal 3] , een uur na de transacties bij Shell aan de [adres filiaal] (om 16.51.20 uur), een transactie van € 60 plaats, waarbij met een horloge wordt betaald van een rekening bij [slachtoffer 2] , terwijl de rekeninghouder geen horloge aan die rekening had gekoppeld. Op de camerabeelden daarvan is te zien dat de persoon die de betaling verricht een soortgelijke broek draagt als de broek die in de woning van de moeder van verdachte is aangetroffen. Deze persoon komt in de auto van verdachte aanrijden. In de auto wordt een bon van deze transactie aangetroffen.
De rechtbank stelt op basis van de overeenkomsten met degene die op 10 januari 2019 de transacties verrichte – de manier van betalen, de kleding en de auto – vast dat de persoon die op 13 januari 2019 de transacties doet, dezelfde persoon is als degene die op 10 januari 2019 de transacties doet; verdachte. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte door met een Garmin-horloge te betalen, waaraan zonder toestemming het account / de rekening van iemand anders is gekoppeld, zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met een valse sleutel van € 1.317,14.
Bij beschuldiging onder 2 staat ook (en/of) oplichting op de tenlastelegging. De rechtbank spreekt verdachte daarvan vrij, omdat zij vindt dat een eventuele bewezenverklaring van dezelfde gedragingen als oplichting geen toegevoegde waarde heeft en de gedragingen waarvan verdachte wordt beschuldigd beter passen bij de diefstal met valse sleutel.
3.2.3.
Diefstal van een poststuk (feit 3)
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van post uit de brievenbus. De brievenbus zit aan het hek. De dader stapte in de auto van verdachte. In de iPhone7 van verdachte is een filmpje aangetroffen van de postbezorger bij het bedrijf van [slachtoffer 1] , rond het tijdstip van de diefstal. Ook is in de telefoon een notitie gevonden over het bedrijf van [slachtoffer 1] en met de vermelding dat de brievenbus op het hek van het bedrijf zit. Verdachte heeft hiervoor geen verklaring gegeven. De rechtbank vindt op grond van deze omstandigheden bewezen dat het verdachte is geweest die het poststuk uit de brievenbus van [slachtoffer 1] heeft gestolen.
3.2.4.
Diefstal vanaf rekeningen meerdere aangevers (feit 4)
[slachtoffer 3]
Met de officier van justitie en de verdediging vindt de rechtbank niet bewezen dat verdachte van aangever [slachtoffer 3] heeft gestolen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
[slachtoffer 4]
Op 13 maart 2019 wordt om 23.00 uur € 1.750, om 23.19 uur € 1.340 en om 23.47 uur € 1.910 gepind van de rekening van [slachtoffer 4] . Van deze pintransacties zijn camerabeelden. De rechtbank stelt vast dat daarop steeds dezelfde man te zien is. De kleding die hij draagt lijkt erg op kleding die in de woning van de moeder van verdachte aangetroffen. Ook lijkt de pet die degene die pint draagt, erg op de pet die verdachte draagt in een filmpje dat op zijn iPhone8 is aangetroffen.
Op de camerabeelden van één van de pintransacties is te zien dat de persoon die pint zichzelf filmt. Op de iPhone7 van verdachte is een filmpje aangetroffen van iemand die staat te pinnen van wie de kleding en pet overeenkomen met die van de persoon op de camerabeelden van de pinautomaat. Verdachte heeft hiervoor geen verklaring gegeven. Op het filmpje komen ook de schoenen van de persoon in beeld, die erg lijken op de Adidas Yeezy Boost 700 die in de woning van de moeder van verdachte zijn aangetroffen. Op basis hiervan vindt de rechtbank net als de officier van justitie bewezen dat verdachte € 5.000 van de rekening van [slachtoffer 4] heeft gepind, zonder dat hij daarvoor toestemming had.
[slachtoffer 5]
De rechtbank vindt net als de officier van justitie bewezen dat verdachte op 10 november 2018 € 8.628,40 van de rekening van [slachtoffer 5] heeft opgenomen. Van de rest van het bedrag van deze beschuldiging wordt verdachte vrijgesproken.
Op die datum is in een kort tijdsbestek (om 12.54 uur, 13.06 uur, 14.10 uur, 16.37 uur en om 16.40 uur) vijf keer geld opgenomen voor een totaalbedrag van € 7.888,40. Deze vijf transacties vonden plaats door contactloos betalen met een Garmin-horloge bij de Surichange in Rotterdam. Hiervan zijn camerabeelden. Verdachte is op deze beelden door vier verbalisanten herkend.
Dezelfde dag zijn er contactloze betalingen met een Garmin-horloge gedaan van in totaal € 540 bij Minity (om 18.53 uur en om 19.07 uur). Ook hiervan zijn camerabeelden, waarop vier verbalisanten verdachte als de betaler hebben herkend.
Op 10 november 2018 om 15.01 uur is een bedrag van € 200 contactloos opgenomen met een Garmin-horloge bij Macao. Hiervan zijn ook camerabeelden en ook daarop is verdachte door een verbalisant herkend. De rechtbank vindt de camerabeelden van de diverse betaalmomenten van voldoende kwaliteit om daarop een herkenning te kunnen doen.
Daarbij hebben de verbalisanten steeds uitgelegd waaraan zij verdachte hebben herkend en waar zij verdachte van kennen. Gelet op deze en de onder ‘Algemeen’ genoemde omstandigheden vindt de rechtbank bewezen dat verdachte degene is geweest die wederrechtelijk in totaal € 8.628,40 van de rekening van [slachtoffer 5] heeft gepind.
[slachtoffer 6]
Bij Avifauna zijn in de nacht van 11 op 12 november 2018 in een korte periode meerdere geldopnames met een Garmin-horloge van de rekening van [slachtoffer 6] gedaan (tussen 23.59.25 uur en 00.25.00 uur). Van deze geldopnames zijn camerabeelden. Verdachte is op deze beelden door een verbalisant herkend. De rechtbank vindt deze beelden, anders dan de raadsman, van voldoende kwaliteit voor een herkenning. Daarbij heeft de verbalisant uitgelegd waaraan hij/zij verdachte heeft herkend en waarvan.
Op grond van die herkenning in combinatie met de manier van betalen stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die deze geldopnames heeft gedaan.
Later die nacht worden meerdere contactloze geldopnamen met een Garmin-horloge van de rekening van [slachtoffer 6] gedaan in Hoofddorp (tussen 01.55.47 uur en 03.13.08 uur). De rechtbank stelt op basis van de manier van betalen, van de rekening van [slachtoffer 6] , en de korte tijd tussen de opnames bij de Avifauna en deze in Hoofddorp vast dat het ook hier verdachte is geweest die de betalingen verrichtte. De rechtbank vindt daarmee bewezen dat verdachte in totaal € 9.990 van de rekening van [slachtoffer 6] heeft gestolen.
3.2.5.
Oplichting, computervredebreuk en wijziging gegevens van [bedrijf 1] (feit 5 en 6)
In de telefoon iPhone 6 Plus van verdachte zijn Whatsapp-gesprekken tussen hem en zijn broer aangetroffen over het bestellen en afleveren van goederen, die besteld zijn bij de [bedrijf 1] op naam van [naam 1] en [naam 2] met als afleveradres [adres 2] in Delfzijl. Dit adres is niet van [naam 1] en/of [naam 2] en zij hebben deze bestellingen ook niet bij de [bedrijf 1] geplaatst. Uit de Whatsapp-gesprekken blijkt dat verdachte heeft ingelogd op de [bedrijf 1] -accounts om het afleveradres te veranderen:
Verdachte: ‘Heb je een adres daar ergens’. 'Dat ik dingen kan laten komen.’ Broer van verdachte: ‘ja’ Verdachte: 'Ja geef het maar’. ‘Dan fix k het. 'Heb je die adres' Broer van verdachte: ‘ [adres 2] '.
Dat verdachte toegang had tot de [bedrijf 1] -accounts van [naam 1] en [naam 2] blijkt ook uit het feit dat hij beschikte over de track&trace codes van de met deze accounts gedane bestellingen. Op basis van deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte zonder toestemming met de gegevens van anderen heeft ingelogd op hun accounts op de servers van [bedrijf 1] (computervredebreuk, onder feit 6) en de adresgegevens van [naam 1] en [naam 2] heeft veranderd in het afleveradres [adres 2] (veranderen van gegevens, onder feit 6). Door te doen alsof verdachte de rechtmatige accounthouder was, een bestelling op hun naam te plaatsen en te zorgen dat er pas achteraf hoefde te worden betaald, is [bedrijf 1] bewogen tot afgifte van de goederen (oplichting, onder feit 5). De rechtbank stelt op basis van de inhoud van de Whatsapp-gesprekken en de audioberichten, waar de stem van zijn broer op is herkend, vast dat verdachte de oplichting samen met zijn broer heeft gepleegd.
3.2.6.
Witwassen (feit 7)
Op 23 april 2019 is er een betaling gedaan door het Japanse bedrijf [bedrijf 2] op de rekening van [bedrijf 3] . Dit bedrijf heeft aangifte gedaan van factuurfraude. [bedrijf 3] staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, maar er zijn geen daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten. Op grond van die omstandigheden stelt de rechtbank vast dat het bedrag van € 52.091,63 afkomstig is uit misdrijf. Omdat er geen activiteiten waren in het bedrijf gaat de rechtbank ervanuit dat de rekening van het bedrijf bedoeld was om geld wit te wassen. Verdachte was in het bezit van de bankpas (behorende bij deze rekening) van dit bedrijf en had via de mobiele app van de ING toegang tot de rekening. De verdediging heeft aangevoerd dat ING de rekening heeft bevroren waardoor verdachte niet over het bedrag kon beschikken en dus niet bewezen kan worden dat verdachte dat bedrag voorhanden heeft gehad. De rechtbank gaat daaraan voorbij.
Uit het dossier blijkt niet wanneer de rekening is bevroren door de ING bank, maar logischerwijs heeft dit pas heeft plaatsgevonden nadat het geld was overgemaakt. Dat betekent dat verdachte dus op enig moment tussen het bijschrijven van het bedrag op de rekening en het bevriezen van de rekening het geld voorhanden heeft gehad.
Uit het dossier blijkt niet van een connectie tussen verdachte en [bedrijf 3] . Verdachte heeft ook geen verklaring gegeven voor het feit dat hij over deze bankpas beschikte en toegang had tot deze rekening. Dat brengt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat het geld van misdrijf afkomstig was.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
2. ( zaaksdossier 1 [slachtoffer 2] )
in de periode van 10 januari 2019 tot en met 1 maart 2019 in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 1.317,14 euro, toebehorend aan [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) en/of creditcardhouders, met een Garmin-app, waarbij verdachte de weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3. ( zaaksdossier 3 [slachtoffer 1] )
op18 januari 2019 te Feanwâlden, gemeente Dantumadiel, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een poststuk toebehorende aan de Rabobank en/of [slachtoffer 7] ;
4. ( zaaksdossier 4 [slachtoffer 3] , 5 [slachtoffer 4] en 11 Breda)
in de periode 10 november 2018 tot en met 14 maart 2019 in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- 5.000 euro toebehorende aan [slachtoffer 4] en
- 8.628,40 euro toebehorende aan [slachtoffer 5] en
- 9.900 euro toebehorende aan [slachtoffer 6] ,
waarbij verdachte de weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
5. ( zaaksdossier 9 [bedrijf 1] )
in de periode van 28 december 2018 tot en met 31 december 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en listige kunstgrepen, [bedrijf 1] heeft bewogen tot afgifte van
- ’ s (merk Samsung) en
- spelcomputers (merk Nintendo switch) en
- een tv (merk LG)
door wederrechtelijk in te loggen op het [klantaccount bedrijf 1] van [naam 2] en [naam 1] en met de accounts van die [naam 2] en [naam 1] voornoemde goederen te bestellen met de betalingsoptie waarmee achteraf betaald wordt en in voornoemde accounts het afleveradres te wijzigen;
6. ( zaaksdossier 9 [bedrijf 1] )
in de periode van 28 december 2018 tot en met 31 december 2018 in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten de computers en/of servers waarop de website [naam website] en/of het [klantaccount bedrijf 1] van [naam 2] en/of [naam 1] zich bevond is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel en door het aannemen van een valse hoedanigheid, door het onbevoegd gebruik maken van de inloggegevens van [naam 2] en [naam 1] ;
en
in de periode van 28 december 2018 tot en met 31 december 2018 in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk gegevens, die door middel van een geautomatiseerd werk waren opgeslagen, te weten het [klantaccount bedrijf 1] van [naam 2] en [naam 1] ,
heeft veranderd door in voornoemde accounts het afleveradres te wijzigen;
7. ( Zaaksdossier 7 Witwassen [bedrijf 3] )
op 23 april 2019 in Nederland een voorwerp, te weten 52.091,63 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 91 dagen voorwaardelijk. Daaraan moet een proeftijd van twee jaar worden verbonden en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en begeleiding door Humanitas. Daarnaast moet verdachte een taakstraf van 180 uur worden opgelegd. Hij heeft daarbij gewezen op de richtlijnen voor straffen van het Openbaar Ministerie, de bedragen die bewezen kunnen worden en dat verdachte vaker veroordeeld is voor soortgelijke feiten. Omdat de zaak al van langer geleden is, vindt de officier van justitie het niet nodig dat verdachte nog terug moet naar de gevangenis.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank gevraagd om aansluiting te zoeken bij de afspraken over straffen die rechtbanken en hoven onderling gemaakt hebben, en niet bij de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. Dat de zaak heel oud is, moet in het voordeel van verdachte meewegen. Als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, is de rol van verdachte ondergeschikt geweest. De raadsman vraagt de rechtbank geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de periode die verdachte al vast heeft gezeten. Als de rechtbank het nodig vindt om daarnaast nog een taakstraf op te leggen, heeft de raadsman een lagere taakstraf, tussen de 40 en 80 uur, voorgesteld.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen straf is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan computercriminaliteit. Verdachte heeft na internetfraude beschikking gekregen over (bank)rekeningen van aangevers en daar geld van gepind en/of aankopen mee gedaan. Hij heeft post (met daarin mogelijk een bankpas) uit een brievenbus gestolen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan onder meer oplichting door in te loggen als rechtmatige accounthouder, gegevens te veranderen en daarna aankopen bij [bedrijf 1] te doen. Uit de Whatsappgesprekken leidt de rechtbank af dat verdachte vervolgens de pakketten, waaronder televisies, heeft afgevangen en doorverkocht. Door dit soort feiten loopt het vertrouwen dat consumenten hebben in het handel- en betalingsverkeer, keer op een keer grote deuken op. Ook al gaat het om misdrijven die over geld gaan, de impact op de personen die ervan slachtoffer worden is vaak veel groter dan gedacht. Dat heeft te maken met die schending van het vertrouwen, soms ook met schaamte van het ‘erin getrapt zijn’ maar ook met de angst om (verder) slachtoffer te worden van identiteitsfraude.
Inmiddels is wel duidelijk dat iedereen slachtoffer kan worden van dit soort, vaak goed doordachte, praktijken die juist inspelen op het vertrouwen van de slachtoffers. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven. Hij lijkt niet in te zien hoe ernstig (de gevolgen van) zijn handelingen zijn. Kennelijk was hij alleen gericht op het bemachtigen van geld, wie daar dan ook slachtoffer van werd. Ook witwassen is een ernstig misdrijf omdat daarmee de inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer worden gebracht en vrij uit te geven zijn. Dit is een gevaar voor de integriteit van het financiële en economische verkeer.
Bij deze misdrijven past normaal gesproken een gevangenisstraf. Zeker gezien het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor diefstallen. De rechtbank vindt het net als de officier van justitie en de raadsman niet meer nodig dat verdachte nog terug gaat naar de gevangenis, omdat de misdrijven zijn begaan in 2018 en 2019.
De rechtbank legt naast het deel dat verdachte al vast heeft gezeten ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op, om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en om verdachte een extra motief te geven niet opnieuw strafbare te feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf worden een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en begeleiding door Humanitas verbonden. Omdat de rechtbank het van belang vindt dat verdachte ook na zoveel jaar nog daadwerkelijk iets ervaart van de straf, en het past bij de ernst van de misdrijven, legt de rechtbank verdachte ook een taakstraf op van 140 uur.
Overschrijding van de redelijke termijn
Niet alleen is de zaak van langer geleden, er is ook sprake van een formele overschrijding van de redelijke termijn: Als uitgangspunt geldt dat een verdachte binnen twee jaar na de start van de redelijke termijn een eindvonnis moet hebben gekregen. In deze zaak is de redelijke termijn gestart op de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld, te weten 13 juni 2019. Er had dus in juni 2021 een eindvonnis moeten liggen. De rechtbank doet pas vandaag, meer dan één jaar later, uitspraak. Een deel van die vertraging is niet aan de verdediging te wijten. De periode dat verdachte buiten zijn schuld langer dan nodig in onzekerheid heeft gezeten wordt gecompenseerd in de vorm van strafvermindering. In dit geval bepaalt de rechtbank die vermindering op 10 uur taakstraf.
De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 91 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en begeleiding door Humanitas. Daarnaast legt de rechtbank verdachte een taakstraf op van 130 uur.

7.Beslag

Het dossier bevat een beslaglijst van 24 augustus 2022 (als bijlage II bijgevoegd bij dit vonnis) genummerd van 1 tot en met 37.
De voorwerpen onder nummers 1, 2, 13, 14, 15, 17, 18, 21 en 37 betreffen telefoons en simkaarten.
De voorwerpen onder nummers 3, 22, 23 en 36 betreffen bankpassen en creditcards.
De voorwerpen onder nummers 4, 8 en 9 betreffen navigators.
De voorwerpen onder nummers 5, 6 en 10 betreffen papieren.
De voorwerpen onder nummers 7, 11, 24 tot en met 35 betreffen kleding en schoeisel.
De voorwerpen onder nummers 12, 16, 19 en 20 betreffen computers en usb-sticks.
Verbeurdverklaring
De 2 telefoons en een bankpas (nummers 1, 2 en 3 op de beslaglijst worden verbeurd verklaard omdat daarmee feit 3 en feit 7 zijn begaan.
Bewaring ten behoeve van rechthebbende
De twee bankpassen (nummers 22 en 23 op de beslaglijst) die niet van verdachte zijn moeten worden bewaard voor de rechthebbenden.
Retour aan verdachte
De rest van de voorwerpen moet aan verdachte worden teruggegeven. Er is geen strafvorderlijk belang dat zich verzet tegen teruggave van de voorwerpen (nummers 4 tot en met 21 en 24 tot en met 37 op de beslaglijst) aan verdachte.

8.Benadeelde partijen

[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 1.575,77 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat verdachte [slachtoffer 2] door feit 2 rechtstreeks materiële schade heeft toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen voor het bewezenverklaarde bedrag van € 1.317,14, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2019. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 1.600 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Omdat verdachte van deze beschuldiging (onder 4) wordt vrijgesproken, komt de benadeelde partij niet aanmerking voor een schadevergoeding van verdachte. De benadeelde partij wordt in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert € 38,27 aan vergoeding van materiële schade en € 500 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de benadeelde partij door het misdrijf onder 4 rechtstreeks materiële schade heeft toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen voor € 38,27, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank stelt vast dat verdacht de benadeelde partij ook rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat de benadeelde partij mede door dit feit bij de psycholoog onder behandeling is. Anders dan de raadsman vindt de rechtbank deze onderbouwing voldoende om geestelijk letsel vast te stellen. De rechtbank waardeert de immateriële schade op basis van die onderbouwing en naar billijkheid op € 300, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 57, 63, 138ab, 310, 311, 326, 350a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en onder 2 cumulatief/alternatief tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Feit 3: diefstal;
Feit 4: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Feit 5: oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 6: computervredebreuk, meermalen gepleegd
en
opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen, veranderen, meermalen gepleegd;
Feit 7: witwassen.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
91 dagen, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van twee jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Nederland aan de [adres reclassering] , zo lang en zo vaak deze reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht;
  • dat veroordeelde zich laat begeleiden door Humanitas of een soortgelijke instantie voor praktische ondersteuning.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
130 uur, met bevel voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 65 dagen.
Verklaart verbeurd:
De voorwerpen met nummers 1 tot en met 3 op de als bijlage II bijgevoegde beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
De voorwerpen met nummers 4 tot en met 21 en 24 tot en met 37 op de als bijlage II bijgevoegde beslaglijst.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
De voorwerpen met nummers 22 en 23 op de als bijlage II bijgevoegde beslaglijst.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.317,14 (dertienhonderdzeventien euro en veertien eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 januari 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
Verklaart [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van
€ 38,27 (achtendertig euro en zevenentwintig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 300 (driehonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (13 maart 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat
€ 38,27 (achtendertig euro en zevenentwintig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 300 (driehonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (13 maart 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 6 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan daarmee de andere is vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. J. Huber en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2022.