In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 15 februari 2022, met zaaknummer AMS 21/2981, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewetuitkering beoordeeld. Eiseres, die eerder als verkoopmedewerker werkte, had zich ziek gemeld en ontving een ZW-uitkering. Na een eerdere afwijzing van haar WIA-aanvraag, werd haar ZW-uitkering beëindigd omdat zij geschikt werd geacht voor eigen werk, zoals eerder geduid in de WIA-procedure. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 12 januari 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de beoordeling van de beperkingen en de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) door verweerder correct is uitgevoerd. Eiseres stelde dat haar medische klachten waren verergerd, maar de rechtbank concludeert dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze rapporten onjuist zijn. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres geschikt is voor de geduide functie en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.