ECLI:NL:RBAMS:2022:5620

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
C/13/716737 / FA RK 22-2540
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag en omgangsregeling na beëindiging relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 september 2022 een beschikking gegeven in een geschil tussen een vader en een moeder over het gezag en de omgangsregeling van hun minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. Neslo, verzocht de rechtbank om gezamenlijk gezag over hun kind, dat in 2021 is geboren, en om een omgangsregeling vast te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.N. Texel, verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen en deed een tegenvoorstel voor de omgangsregeling. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling die op 13 september 2022 heeft plaatsgevonden.

De rechtbank oordeelde dat de moeder van rechtswege belast is met het gezag, maar dat de vader, die het kind heeft erkend, ook recht heeft op een rol in de opvoeding. De rechtbank benadrukte het belang van een goede communicatie tussen de ouders en het opbouwen van een vertrouwensband tussen de vader en het kind. De rechtbank besloot om de zaak door te verwijzen naar een mediationbureau om te trachten tot goede afspraken te komen over het gezag, de omgangsregeling en de kinderbijdrage. Tot die tijd werd een voorlopige omgangsregeling vastgesteld waarbij de vader het kind elke zondag van 12.00 uur tot 14.00 uur bij zich heeft in de woning van de moeder. De rechtbank hoopt dat partijen in het mediationtraject in staat zullen zijn om tot een definitieve regeling te komen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een pro forma zitting gepland op 12 december 2022 om de voortgang van de procedure te bespreken. De rechtbank heeft de partijen opgedragen om uiterlijk één week voor deze zitting schriftelijk te informeren over de stand van zaken en de gemaakte afspraken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/716737 / FA RK 22-2540 (PM/JS)
Beschikking van 28 september 2022 betreffende het gezag en de omgang-/zorgregeling
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. J.A. Neslo te Almere,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. S.N. Texel te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoek van de vader ingekomen op 21 april 2022, het verweerschrift met zelfstandig tegenverzoek van de moeder ingekomen op 13 september 2022 en de schriftelijke reactie op het verweerschrift, afkomstig van de vader van 13 september 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 september 2022.
Verschenen zijn: partijen en hun advocaten.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad, welke relatie medio januari 2022 is beëindigd.
Uit deze relatie is geboren:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2021.
2.2.
De moeder is van rechtswege belast met de uitoefening van het gezag. [minderjarige] is erkend door de vader.

3.Het verzoek, het verweer en het zelfstandig verzoek

3.1.
Het verzoek van de vader strekt primair tot bepaling dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [minderjarige] worden belast. Subsidiair verzoekt de vader de moeder te bevelen hem maandelijks per de eerste van de maand te informeren over de ontwikkelingen van en gewichtige aangelegenheden aangaande [minderjarige] , alsmede hem te informeren op de momenten dat zich dringende situaties voor doen.
3.2.
Daarnaast verzoekt de vader een omgangsregeling dan wel zorgregeling vast te stellen in die zin dat wordt bepaald dat [minderjarige] over de maanden april, mei en juni 2022 twee keer per week vier uur in beginsel bij hem thuis verblijft, waarvan een keer per week in het weekend, de ene week op de zaterdag en de andere week op de zondag, alsmede een doordeweekse dag per week afhankelijk van zijn werkrooster. Hij kan ermee instemmen dat de moeder in beginsel bij de omgang aanwezig is. De vader is bereid de moeder en [minderjarige] op te halen en terug te brengen. De vader verzoekt de omgangs- dan wel zorgregeling vanaf juli 2022 uit te breiden met een overnachting per week in het weekend zodat [minderjarige] uiteindelijk, vóór de eerste verjaardag van [minderjarige] een weekend in de veertien dagen van vrijdag tot en met zondag, de helft van de feestdagen en later ook de helft van de schoolvakanties bij hem kan verblijven.
3.3.
De moeder verzoekt de verzoeken van de vader af te wijzen waarbij de moeder een tegenvoorstel doet ten aanzien van een omgangsregeling. Bij zelfstandig verzoek wordt een door de vader te betalen kinderbijdrage verzocht, indien het vast te stellen bedrag het huidige bedrag van € 250,--per maand overstijgt. Daarnaast verzoekt de moeder dat advies bij de Raad voor de Kinderbescherming wordt ingewonnen. De vader heeft vervolgens schriftelijk gereageerd op het verweerschrift en inkomensgegevens overgelegd.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft mede bij monde van haar advocaat onder meer verklaard dat zij gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige] acht. Partijen hebben niet dezelfde visie. De vader toont geen belangstelling voor de (medische) situatie van [minderjarige] , die een zwakke nek heeft en dagelijks veel (fysio-)oefeningen moet doen, en er is discussie over de medicatie die zij nodig heeft. De vader heeft om de week op zondag omgang met [minderjarige] van 12.00 uur tot 14.00 uur en gaat dan met haar wandelen in het bijzijn van de moeder. De vader komt vaak niet opdagen. Het verzoek van de vader vindt de moeder niet realistisch, nu de vader de huidige regeling al niet altijd nakomt. In het verleden is de vader agressief geweest richting de moeder waarbij de emoties hoog opgelopen zijn. In juli jl. is er nog een incident geweest waarbij de vader tijdens een wandeling met [minderjarige] agressief is geweest richting de moeder. De moeder vindt het goed dat de vader om de week op zondag van 12.00 uur tot 14.00 uur bij haar en [minderjarige] thuis komt. Zij zal de vader dan leren welke oefeningen [minderjarige] moet doen en de zaken rondom de medicatie aan de vader uitleggen. De moeder verzet zich er niet tegen als de rechtbank beslist dat de vader iedere zondag bij haar thuis omgang met [minderjarige] mag hebben. Het subsidiaire verzoek van de vader om de moeder een informatieplicht op te leggen dient te worden afgewezen nu de moeder de vader via whatsapp altijd op de hoogte heeft gehouden over de ontwikkelingen van [minderjarige] . De moeder wenst dat partijen er samen uitkomen, bijvoorbeeld via een mediationtraject. Een andere optie is dat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek doet. Ten aanzien van het verzoek tot kinderalimentatie verklaart de moeder dat haar kosten hoger zijn dan de € 250,- per maand die zij nu aan kinderalimentatie van de vader ontvangt. Tenslotte verzoekt de moeder de 9 producties bij de reactie op het verweerschrift als ook het verweer zelf buiten beschouwing te laten, nu dit een verkapte tweede termijn betreft. Zij verzoekt de rechtbank alleen het deel met betrekking tot de kinderalimentatie in behandeling te nemen.
4.2.
De vader heeft mede bij monde van zijn advocaat onder meer verklaard dat hij vanaf de geboorte van [minderjarige] nauw betrokken is geweest bij haar verzorging en opvoeding. De moeder en [minderjarige] hebben in januari 2022 de woning verlaten waarna zijn betrokkenheid veel minder is geworden. De vader ontkent dat hij agressief is geweest richting de moeder. De vader wenst een uitbreiding van de huidige regeling, waarbij hij om de week op zondag van 12.00 uur tot 14.00 uur met [minderjarige] een ommetje maakt. Hij wenst betrokken te worden in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en wil hij vorm geven aan zijn vaderschap. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij een band met de vader kan opbouwen en zich aan hem kan hechten. Het opleggen van een informatieplicht aan de moeder is nodig. De vader wordt niet geïnformeerd door de moeder over [minderjarige] , dat maakt dat hij ook geen interesse in haar (medische) situatie kan tonen. Wat de vader betreft is er geen discussie over medicatie. Hij staat hierachter en is geïnteresseerd. Een onderzoek door de Raad is volgens hem absoluut overbodig. De vader is zeker bereid om mee te werken aan een mediationtraject.

5.De beoordeling

De wettelijke kaders
ten aanzien van het gezag
5.1.
Op grond van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat indien dit verzoek ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met dit gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders, ook als zij niet (meer) samenleven, gezamenlijk het gezag over kinderen uitoefenen. Dat neemt niet weg dat in uitzonderingsgevallen besloten kan worden om één van de ouders het eenhoofdig gezag toe te kennen of dit te laten behouden. Het gezamenlijk gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. Dit brengt mee dat de ouders met elkaar kunnen communiceren over zaken aangaande het kind.
ten aanzien van de omgangsregeling / zorgregeling
5.2.
Uitgangspunt is dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders, ofwel op de voet van artikel 1: 253a BW bij gezamenlijk gezag ofwel op de voet van artikel 1:377a BW als de vader niet mede met het gezag is belast. Omgang of contact wordt krachtens artikel 1: 377a lid 3 BW slechts ontzegd als de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of als de omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind.
Informatie – en consultatie plicht
5.3.
Op grond van het eerste lid van artikel 1:377b BW is de ouder die met het gezag is belast gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen. Op grond van het tweede lid kan, indien het belang van het kind zulks vereist, de rechter zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid buiten toepassing blijft.
De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.4.
Bij de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de vader op dit moment eenmaal per twee weken op zondag van 12.00 uur tot 14.00 uur omgang met [minderjarige] heeft in die zin dat hij dan met haar gaat wandelen in aanwezigheid van de moeder. De kinderrechter vindt het in het belang van [minderjarige] dat zij haar vader leert kennen en zich aan hem kan gaan hechten. Daarvoor is een wandeling -waarbij [minderjarige] in de kinderwagen ligt- naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende. De moeder heeft zich er niet tegen verzet dat er wekelijks omgang zal zijn tussen de vader en [minderjarige] , als dit bij haar thuis plaats vindt. De omgang zal daarom voorlopig worden uitgebreid naar wekelijks op zondag van 12.00 uur tot 14.00 uur, in de woning van de moeder. De vader heeft aangegeven dat hij graag wil leren hoe hij het best voor zijn -kwetsbare- dochtertje kan zorgen en de moeder is bereid om hem dit te leren. Dit is hoopgevend en geeft vertrouwen voor de toekomst.
Deze voorlopige omgangsregeling dient als mininum. Het staat partijen vrij en de rechtbank zou dit ook een positieve ontwikkeling vinden, als partijen de omgang in onderling overleg zouden uitbreiden. Wellicht is het mogelijk dat de vader meegaat naar een afspraak bij de arts/fysiotherapeut of dat de vader op termijn [minderjarige] een keer alleen mee uit wandelen neemt. Hiervoor is het nodig dat er meer vertrouwen ontstaat tussen partijen. Om het vertrouwen te laten groeien is het belangrijk dat partijen de gemaakte afspraken nakomen en eraan werken om hun communicatie te verbeteren. Dit is in het belang van [minderjarige] . [minderjarige] is nog heel jong en de ouders zullen nog heel lang als ouders van [minderjarige] met elkaar te maken hebben.
5.5.
Partijen hebben zich bij de mondelinge behandeling bereid verklaard hun medewerking te verlenen aan bemiddeling/mediation om op deze wijze te trachten tot goede afspraken te komen. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar het mediationbureau en de behandeling ten aanzien van het gezag, een definitieve omgangs-/zorgregeling, de informatieplicht en het verzoek ten aanzien van de kinderbijdrage aanhouden tot de na te melden pro forma datum, in afwachting van de uitkomst van het mediationtraject. De rechtbank hoopt dat partijen in het mediationtraject in staat zullen zijn om afspraken te maken over het gezag, een -definitieve- omgangs-/zorgregeling en de kinderbijdrage. Met betrekking tot dit laatste punt dienen partijen elkaar over en weer de nodige (inkomens)gegevens te verstrekken zodat onderzocht kan worden of er tot overeenstemming kan worden gekomen.
Uiterlijk één week voor na te melden pro forma behandelingdienen partijen de rechtbank schriftelijk te informeren omtrent de stand van zaken, op welke punten overeenstemming is bereikt en op welke punten nog verdere behandeling nodig is alsook over de gewenste voortgang van de procedure. Het mediationbureau wordt verzocht de rechtbank na afloop van het traject, op de hoogte te brengen van de uitkomst hiervan en de afspraken die tussen partijen zijn gemaakt.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verwijst de zaak door naar het bureau mediation van de rechtbank Amsterdam;
- bepaalt als
voorlopige en minimaleomgangsregeling tussen ouders dat met ingang van heden de vader [minderjarige] iedere zondag van 12.00 uur tot 14.00 uur bij zich heeft in de woning van de moeder, waarbij het partijen vrij staat om in onderling overleg deze regeling uit te breiden;
- verklaart deze beschikking -tot zover- uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat de behandeling van de verzoeken ten aanzien van het gezamenlijk gezag, de definitieve- omgangs/zorgregeling, de informatieplicht en het verzoek tot het vaststellen van een kinderbijdrage wordt voortgezet op de
pro forma zitting van 12 december 2022in afwachting van de uitkomst van het mediationtraject. Partijen dienen uiterlijk één week voor voornoemde pro forma zitting de rechtbank schriftelijk te informeren over hun wensen met betrekking tot het verdere verloop van de procedure;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. P.B. Martens, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van J.O. van Saase-Zaagman, griffier, op 28 september 2022 . [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).