ECLI:NL:RBAMS:2022:5666

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
26Marengo
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. de Vries
  • M.J. van der Meer
  • A. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen van de rechtbank op verzoeken in de strafzaak 26Marengo

Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak 26Marengo, waarbij verzoeken van de verdediging zijn behandeld die betrekking hebben op de media-aandacht rondom de verdachten. De verdediging van verdachte [verdachte 1] heeft verzocht om het Openbaar Ministerie te verplichten om vragen te beantwoorden over de uitzending van een documentaire waarin verdachte [verdachte 1] werd gevolgd door een documentairemaker. De verdediging stelde dat de uitzending de privacy van de verdachte schond en dat het openbaar maken van zijn detentielocatie gevaarlijk was. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven niet op de hoogte te zijn van de documentaire en dat de verzoeken van de verdediging afgewezen moesten worden. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging afgewezen, omdat de totstandkoming van de documentaire buiten het bestek van de strafprocedure valt.

Daarnaast heeft de verdediging van verdachte [verdachte 2] verzoeken ingediend naar aanleiding van een artikel in De Telegraaf, waarin verdachte [verdachte 2] in verband werd gebracht met voorbereidingen voor een aanslag. De verdediging verzocht om het Openbaar Ministerie te verplichten om informatie te verstrekken over de publicatie en de rol van het Openbaar Ministerie daarin. Ook deze verzoeken zijn door de rechtbank afgewezen, met de overweging dat de publicatie van het artikel buiten de strafprocedure valt. De rechtbank benadrukte dat als de verdediging bezwaren heeft tegen media-aandacht, dit bij pleidooi kan worden aangevoerd.

Uitspraak

Beslissingen van de rechtbank op verzoeken in 26Marengo, gedaan op de terechtzitting van 19 september 2022

In de zaak van verdachte [verdachte 1]

Verzoeken ten aanzien van de uitzending op Videoland van “ [naam documentairemaker] : mee met de zware jongens”
1. De verdediging heeft verzocht het Openbaar Ministerie de volgende vragen te doen beantwoorden:
- Is door het Openbaar Ministerie toestemming gegeven voor het maken van opnames tijdens het vervoer door het BOT-team van verdachte [verdachte 1] ?
- Is door het Openbaar Ministerie toestemming gegeven, dat [naam documentairemaker] en eventuele anderen, zoals de medewerkers van het TV programma, kennis nemen van de persoonsgegevens en overige (strafrechtelijke) gegevens van deze verdachte, zoals huis van bewaring, foto, wijze van vervoer, enz.
- Zo ja, op grond waarvan is deze toestemming verleend en in hoeverre is de veiligheid, privacy en onschuldpresumptie van hem meegenomen in deze overweging?
- Zo nee, is het Openbaar Ministerie bekend met de documentaire en heeft zij overwogen om de uitzending van die documentaire te doen stoppen?
- Kan het Openbaar Ministerie hoe dan ook, thans op de hoogte van de documentaire vanuit haar functie in het kader van de bejegening van de in detentie verkerende en de zorg ex art 2 en 3 EVRM in dat kader bewerkstelligen, dat het item betreffende verdachte [verdachte 1] uit de uitzending wordt geschrapt.
2. De verdediging heeft daarnaast verzocht het Openbaar Ministerie op te dragen dat het zich voortaan onthoudt van het verschaffen van toegang tot of verstrekken van gegevens, beeltenissen of ander materiaal uit deze strafprocedure omtrent verdachte [verdachte 1] aan derden uit media of anderen.
3. De verdediging heeft aangevoerd dat [naam documentairemaker] in de genoemde uitzending meeloopt met het Bijzondere Ondersteuningsteam (BOT) van het ministerie van Justitie tijdens een transport van verdachte [verdachte 1] . Diens voornaam en de plek waar hij thans gedetineerd is, wordt aan het begin van de uitzending tijdens de briefing genoemd. Zijn foto is bovendien voor de aanwezigen in die briefing getoond. In de uitzending is deze wat geblurd, maar kennelijk was deze wel zichtbaar voor [naam documentairemaker] . In de uitzending wordt bovendien door het BOT ingegaan op allerlei beschuldigingen tegen deze verdachte als zou hij over onder andere macht en middelen beschikken en een vertrouweling zijn van, en hoog in de boom zitten in relatie tot [verdachte 2] . Er werd ook gerefereerd aan reëel ontsnappingsgevaar van de verdachte.
Verdachte heeft geen toestemming gegeven voor deze uitzending en was daarvan ook niet op de hoogte. Niet alleen wordt zijn privacy ernstig geschonden, de vermelding van zijn huidige detentielocatie is zeer gevaarzettend voor hem. Ook het uitzenden van (belasterende) informatie over hem, terwijl hij bovendien slechts verdachte is, is naast een schending van zijn privacy ook in strijd met de onschuldpresumptie. Bovendien dient de inzet van het BOT-team ook ter bescherming van de verdachte. Met het blootleggen van de wijze van vervoer en het noemen van zijn persoonlijke gegevens, wordt hij juist in gevaar gebracht. Het Openbaar Ministerie heeft de zorgplicht voor de waarborgen ex artikel 2, 3 en 8 EVRM bij de executie van de voorlopige hechtenis en de integriteit van het onderzoek en eerlijkheid van het proces ex art 6 EVRM.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
4. Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat de verzoeken moeten worden afgewezen.
Eerder zijn er op de zitting al discussies gevoerd over publicaties in de media. Daarbij heeft het Openbaar Ministerie telkens aangegeven dat vragen over dit soort publicaties niet thuishoren in deze strafzaak. Als de verdediging bezwaren heeft tegen berichtgeving in de media, dan zijn daar andere kanalen voor. Het Openbaar Ministerie ziet daar geen zorgplicht. Het zaaks-Openbaar Ministerie inzake Marengo wist niet van deze documentaire.
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank wijst de verzoeken af. De vragen opgesomd onder 1. zijn beantwoord door het zaaks-Openbaar Ministerie inzake Marengo met de mededeling dat zij niet van de documentaire afwist. De rechtbank ziet dan geen belang meer bij verdere beantwoording van de vragen. De totstandkoming van de documentaire en de uitzending daarvan op Videoland, of enig ander (televisie)kanaal, valt buiten het bestek van deze strafprocedure. Er bestaat dan ook geen aanleiding de gevraagde opdracht aan het Openbaar Ministerie te verstrekken. Indien de verdediging een punt wil maken van de media-aandacht en de rol van het Openbaar Ministerie daarbij, dan kan dat bij pleidooi.

In de zaak van verdachte [verdachte 2]

Verzoeken ten aanzien van een artikel in De Telegraaf
6. De verdediging heeft naar aanleiding van een artikel in De Telegraaf van 17 september 2022 van [naam verslaggever] omtrent verdachte [verdachte 2] verzocht het Openbaar Ministerie op te dragen:
- De vier brieven, die verdachte [verdachte 2] aan [naam 1] . heeft verzonden aan de verdediging te verstrekken, zodat de verdediging de mogelijkheid heeft deze te publiceren en eventueel te laten voegen in het dossier.
7. De verdediging heeft daarnaast verzocht het Openbaar Ministerie op te dragen de volgende vragen te beantwoorden:
- Of, en zo ja, in welke zin het Openbaar Ministerie enigerlei informatie heeft gedeeld met media, zoals De Telegraaf en/of met Kamerleden zoals U. Ellian, omtrent de betrokkenheid van verdachte [verdachte 2] bij enigerlei agressieve actie jegens prinses Amalia en/of Rutte. Zo ja, op grond van welke gegevens en beweegredenen.
- Of, en zo ja, het Openbaar Ministerie enigerlei informatie heeft gedeeld met media, zoals De Telegraaf en/of Kamerleden zoals U. Ellian, omtrent de betrokkenheid van verdachte [verdachte 2] bij of gevaren omtrent jihadistische contacten, al of niet met [naam 1] .
- Of en in welke zin het Openbaar Ministerie op de hoogte is omtrent de briefcontacten met [naam 1] . en of het klopt dat deze altijd werden gecontroleerd en goedgekeurd door de controlerende instanties.
- Of, en zo ja, in welke zin het Openbaar Ministerie heeft kennis genomen voor of na deze voorliggende publicatie van De Telegraaf. Zo ja, of er informatie daarbij is verstrekt omtrent verdachte [verdachte 2] en, zo ja, welke en of, en zo ja, wijzigingen of suggesties omtrent de tekst zijn gegeven en wat de overwegingen daarbij zijn geweest.
8. De verdediging verzoekt tevens het Openbaar Ministerie op te dragen aan te geven of ten aanzien van het genoemde artikel voorafgaand met De Telegraaf overleg is geweest en zo ja in welke zin over het moment van verschijnen van dit artikel.
9. De verdediging verzoekt voorts het Openbaar Ministerie op te dragen om vanuit haar functie in het kader van de bejegening van de in detentie toevertrouwde en de zorg ex art 2 en 3 EVRM en de eerlijkheid van het proces ex art 6 EVRM en de onschuldpresumptie in dat kader een onderzoek te verrichten naar de wijze waarop kennelijk vanuit de EBI allerlei zeer persoonlijke, mogelijk opzettelijk onjuiste gevaarzettende informatie omtrent geloof, briefwisselingen, detentie-omstandigheden en contacten worden verstrekt aan daartoe niet bevoegden, zoals de hier bedoelde Telegraaf-journalist en U. Ellian. De verdediging verzoekt de resultaten van dat onderzoek te verstrekken ter eventuele voeging in het dossier.
10. De verdediging verzoekt daarnaast het Openbaar Ministerie op te dragen om vanuit haar functie in het kader van de bejegening van de in detentie toevertrouwde en de zorg ex art 2 en 3 EVRM en de eerlijkheid van het proces ex art 6 EVRM en de onschuldpresumptie in dat kader een rectificatie te bewerkstelligen van de kennelijk onjuiste beschuldigingen jegens verdachte [verdachte 2] in dat artikel en toekomstige schendingen te voorkomen.
11. De verdediging heeft aangevoerd dat in het artikel verdachte [verdachte 2] in een zeer suggestief verband wordt gebracht met voorbereidingen op een aanslag op prinses Amalia en premier Rutte en connecties met jihadisten. Het artikel zou zijn gebaseerd op bronnen als politie en het Openbaar Ministerie. Tweede Kamerlid U. Ellian figureert zeer prominent in het artikel en stelt allerlei, overigens onjuiste, informatie als afkomstig uit de EBI omtrent verdachte [verdachte 2] te weten. Zo zou verdachte [verdachte 2] niet stoppen met zijn moorddadige en misdadige activiteiten en is het daarom van het grootste belang om ervoor te zorgen dat hij zo min mogelijk kan communiceren vanuit detentie. [naam verslaggever] stelt hier over in het artikel dat men binnen opsporingskringen blij is met het initiatief van Ellian daaromtrent. De verdediging begrijpt hieruit dat dit soort desinformatie wordt gesteund door opsporingskringen. Het artikel bevat bovendien aanvullend nog een grote hoeveelheid onjuiste informatie, kennelijk met het doel de detentie en het strafproces van verdachte [verdachte 2] te benadelen. Door dit soort mediaberichten ontstaat groot gevaar voor verdachte en zijn naasten en vooral ook voor beïnvloeding van de rechtbank.
De verdediging meent dat dit soort ernstig suggestieve berichtgeving kennelijk dient (steeds weer) ter verstoring van het strafproces tegen verdachte [verdachte 2] gelet op het verschijnen ervan rond de tijd dat zittingen plaatsvinden. De vrees is dat uiteindelijk de rechtbank in het zicht van al deze intimiderende berichten niet meer eerlijk volgens het geldend recht zal durven te berechten. De verdediging wijst er verder op dat het verblijf in de EBI van verdachte [verdachte 2] is omgeven met strenge ordemaatregelen en dat deze verder zijn verscherpt na de betreffende publicatie. De verdediging wil het gevraagde ter onderbouwing van de onzorgvuldigheid waarmee het Openbaar Ministerie de al benoemde zorgplicht voor de eerlijkheid van dit proces en de privacy en veiligheid van verdachte [verdachte 2] bejegent in het kader van de daaromtrent door de rechtbank te nemen beslissingen ex artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
12. Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat de verzoeken moeten worden afgewezen. Eerder zijn er op de zitting al discussies gevoerd over publicaties in de media. Daarbij is telkens aangegeven dat vragen over dit soort publicaties naar het oordeel van het Openbaar Ministerie niet thuishoren in deze strafzaak. Het Openbaar Ministerie ziet daar geen zorgplicht.
Het klopt dat er zicht is op de correspondentie van verdachte [verdachte 2] . De verdediging heeft gesteld dat de maatregel die afgelopen zaterdag is genomen (in de EBI) gebaseerd zou zijn op onjuiste informatie uit de media en het krantenartikel. Het Openbaar Ministerie merkt op dat de maatregelen die ten aanzien van communicatie of verdachte [verdachte 2] zelf zijn genomen, altijd worden onderbouwd met de informatie die tot de maatregel die is opgelegd hebben geleid. Dat geldt ook voor de maatregel die afgelopen zaterdag aan verdachte [verdachte 2] is opgelegd. Mocht hij of de verdediging van mening zijn dat die informatie de oplegging van de maatregel niet rechtvaardigt, dan is daar een andere procedure voor.
Oordeel van de rechtbank
13. De rechtbank heeft inmiddels vastgesteld, middels (media)berichtgeving, dat de hier bedoelde brieven tussen verdachte [verdachte 2] en [naam 1] . kennelijk in handen van de verdediging zijn gekomen en door haar openbaar zijn gemaakt. De verdediging heeft daarom geen belang meer bij een beslissing op het verzoek onder 6.
De rechtbank wijst de (overige) verzoeken onder 7. tot en met 10. af. De totstandkoming van een artikel en publicatie ervan, zoals het bedoelde krantenartikel van [naam verslaggever] , valt buiten het bestek van deze strafprocedure. Er bestaat dan ook geen aanleiding de gevraagde opdrachten te geven aan het Openbaar Ministerie. Indien de verdediging een punt wil maken van de media-aandacht en de rol van het Openbaar Ministerie daarbij, zoals bij de onderbouwing van het verzoek is aangekondigd, dan kan dat bij pleidooi.