ECLI:NL:RBAMS:2022:5685
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een handhavingsverzoek inzake parkeerovertredingen in Amsterdam-Noord
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhavend op te treden tegen parkeeroverlast in zijn woonwijk. Eiser, woonachtig in Amsterdam-Noord, heeft op 30 juni 2021 een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat dit verzoek heeft afgewezen. Eiser heeft vervolgens bezwaar aangetekend en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat door de voorzieningenrechter op 16 juni 2022 is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 30 augustus 2022 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het handhavend optreden niet nodig was. Eiser heeft aangegeven dat er sprake is van parkeeroverlast door voertuigen van buitenaf, en dat het college niet adequaat heeft gehandeld. De rechtbank stelt vast dat het college niet op alle onderdelen van het handhavingsverzoek heeft gereageerd en dat de controles die zijn uitgevoerd niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit op drie punten onvoldoende gemotiveerd is en verklaart het beroep gegrond.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college opnieuw controles moet uitvoeren. Eiser's verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat hij niet heeft aangetoond dat de schade aan zijn velgen het gevolg is van de afwijzing van zijn handhavingsverzoek. De rechtbank bepaalt dat het college het griffierecht aan eiser moet vergoeden.