ECLI:NL:RBAMS:2022:5777

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
AMS 22/1448
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H.M. van den Ven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor aanbouw in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam over de weigering van een omgevingsvergunning voor een aanbouw. De aanvraag voor de omgevingsvergunning werd op 28 april 2021 door het college afgewezen, waarna [eiseres] bezwaar maakte. Het college verklaarde het bezwaar op 27 januari 2021 ongegrond, wat leidde tot het indienen van beroep door [eiseres]. Tijdens de zitting op 31 augustus 2022 was [eiseres] aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en een bouwkundig adviseur, terwijl het college vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat de aanvraag voor de aanbouw niet vergunningvrij was, omdat deze in strijd was met het bestemmingsplan. De aanbouw overschreed het bouwvlak met twee meter en voldeed niet aan de beleidsregels voor vergunningvrije aanbouwen. [eiseres] voerde aan dat de aanbouw vergunningvrij was, maar de rechtbank volgde het college in zijn standpunt dat de aanbouw niet aan de vereisten voldeed. De rechtbank concludeerde dat het college terecht had geweigerd de omgevingsvergunning te verlenen, omdat de aanvraag niet voldeed aan de redelijke eisen van welstand en in strijd was met het bestemmingsplan.

Het beroep van [eiseres] werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1448

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. H.J.M, van Schie),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: M.G. Spiegelenburg).
Partijen worden hierna [eiseres] en het college genoemd.

Procesverloop

Op 28 april 2021 heeft het college geweigerd aan [eiseres] een omgevingsvergunning [1] te verlenen. Hiertegen heeft [eiseres] bezwaar gemaakt.
Op 27 januari 2021 heeft het college het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard (het bestreden besluit). [eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2022. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [de persoon 1] , bouwkundig adviseur. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. [eiseres] is eigenaar van de woning [adres 1] in Amsterdam (hierna: de woning). Zij heeft een omgevingsvergunning gevraagd voor: “
Het realiseren van een aanbouw in de tuin achter een bestaande woning over een bouwlaag.”. De aanbouw is in 2021 gerealiseerd.
2. Volgens het bestreden besluit ziet de aanvraag zowel op het realiseren van een aanbouw als het dichtzetten van het balkon op de eerste verdieping. De aanbouw is, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel, aanzienlijk groter dan vier meter en is daarom niet vergunningvrij. [2] De aanbouw overschrijdt het bouwvlak met twee meter en is daarom in strijd met het bestemmingsplan. Voor een overschrijding van het bouwvlak met ten hoogste 2,50 meter [3] kan een omgevingsvergunning worden verleend in afwijking van het bestemmingsplan Buitenveldert 2013 (hierna: het bestemmingsplan). Het college heeft beleidsregels opgesteld voor onder meer het realiseren van aan- en uitbouwen en bijgebouwen (bijbehorende bouwwerken). [4] In de Beleidsregels staat dat vergunning wordt verleend voor een vergunningvrije aanbouw van maximaal 2,5 meter die geïntegreerd wordt met een bovenliggend balkon. Deze situatie doet zich niet voor, omdat in het bouwplan het bovenliggende balkon wordt dichtgezet, waardoor het geen balkon meer is, en de aanbouw meer dan 2,5 meter diep is. Dat de aanbouw al is gerealiseerd en dat het afbreken daarvan veel geld kost, zijn geen bijzondere omstandigheden om van het beleid af te wijken. Verder acht het college het bouwplan in strijd met redelijke eisen van welstand.
Beoordeling van het beroep
De aanvraag
3. [eiseres] voert aan dat zij alleen een vergunning heeft aangevraagd voor een uitbouw. Het college betrekt in het bestreden besluit ten onrechte het dichtzetten van het balkon op de eerste verdieping. Het college had moeten uitgaan van de ‘bestaande situatie’ op de aangeleverde bouwtekening en niet van de ‘laatst vergunde toestand’, aldus [eiseres] .
4. Over een omgevingsvergunning wordt beslist op grond van een daartoe strekkende aanvraag. In beginsel bepaalt de aanvrager voor welke activiteiten hij een aanvraag indient en dus de omvang van het project. [5] De rechtbank oordeelt dat het college mocht uitgaan van de door [eiseres] verstrekte bouwtekeningen, die onderdeel uitmaken van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] , op het verzoek van het college de bouwtekeningen aan te passen, ervoor heeft gekozen het dichtzetten van het balkon alleen van de tekening van de bestaande toestand te verwijderen en te laten staan op de tekeningen van de nieuwe toestand. Het college heeft daarom terecht de aanvraag uitgelegd als mede gericht op het dichtzetten van het balkon. Indien [eiseres] dit buiten de aanvraag had willen laten, dan had zij dit onderdeel ook uit de tekening van de nieuwe toestand moeten verwijderen. [eiseres] heeft dit niet gedaan. In dat geval dient uit een oogpunt van rechtszekerheid van derden uit de aanvraag onmiskenbaar te blijken waarvoor wel en waarvoor geen omgevingsvergunning wordt aangevraagd. [6] Op de bij de aanvraag behorende bouwtekening staat niet vermeld dat het daarop getekende dichtzetten van het balkon geen deel uitmaakt van de aanvraag. Dit komt voor rekening en risico van [eiseres] .
Vergunningvrij en strijd met het bestemmingsplan
5. Volgens [eiseres] is de aanbouw vergunningvrij; de aanbouw wordt uitgevoerd in het achtererfgebied, binnen vier meter van het oorspronkelijke hoofdgebouw, gemeten vanaf de verticale projectie (loodrecht) van de buitenste bouwdelen (het balkon op de eerste verdieping en het uiteinde van de uitstekende penanten aan de zijgevels).
6. Het oorspronkelijk hoofdgebouw is volgens de nota van toelichting bij het Bor [7] in de zin van deze regeling het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd. Dit is vaste rechtspraak. Uit de nota van toelichting volgt verder dat van het hoofdgebouw te onderscheiden aan- en uitbouwen, die als functioneel onderdeel van het hoofdgebouw op basis van de vergunning tegelijkertijd zijn meegebouwd, worden geacht deel uit te maken van het oorspronkelijk hoofdgebouw. Volgens de nota van toelichting moet het dan wel gaan om aan- of uitbouwen waarin gebruik wordt gerealiseerd dat gelet op de bestemming het belangrijkst is. In bouwkundige zin van het hoofdgebouw te onderscheiden aangebouwde bouwwerken waarin slechts ondergeschikte functies plaatsvinden - zoals een aangebouwde garage/berging - maken volgens de nota van toelichting (blz. 137) geen deel uit van het hoofdgebouw en dus ook niet van het oorspronkelijk hoofdgebouw. [8]
7. Volgens het college bevindt het deel van het perceel tussen de uitstekende penanten (onder het balkon van de eerste verdieping) zich buiten de oorspronkelijke achtergevel. Dit deel is in gebruik als tuin/terras en is dan ook niet noodzakelijk voor de verwezenlijking van de bestemming wonen, maar is hieraan ondergeschikt. Daarmee maakt het geen deel uit van het (oorspronkelijk) hoofdgebouw. Voor het bepalen van de zone van vier meter achter het oorspronkelijk hoofdgebouw moet dan ook worden gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel. Die achtergevel ligt op 1.20 meter van het uiteinde van de uitstekende penanten aan de zijgevels. De aanbouw is daarmee aanzienlijk groter gebouwd dan vier meter uit het
oorspronkelijk hoofdgebouw. Het college stelt zich daarom op het standpunt dat de aanbouw niet vergunningvrij is op grond van artikel 2 van bijlage II van het Bor. De rechtbank volgt het college in dit standpunt. Het college heeft op de zitting toegelicht dat de aanbouw volgens de bij de aanvraag behorende bouwtekening een lengte heeft van 4,54 meter (1,20 + 3,34). [eiseres] stelt dat, voor zover er al een overschrijding is, deze beperkt is tot 24 à 30 centimeter. Volgens het college berust dit op een foutieve meting van de aanbouw, omdat niet is gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel, maar vanaf de (nieuw gebouwde) muur van de slaapkamer, die zich een stuk buiten de oorspronkelijke achtergevel bevindt. Bovendien is in die meting de dikte van de nieuwe achtergevel buiten beschouwing gelaten. De rechtbank is dit met het college eens.
8. Gebouwen zijn slechts toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. [9] Het bouwvlak eindigt (gemeten op ruimtelijkeplannen.nl) 2.42 meter uit de oorspronkelijke vlakke achtergevel. De aanvraag is dus in strijd met het bestemmingsplan. Het college is bevoegd om af te wijken van het bestemmingsplan met toepassing van de regels in het bestemmingsplan zelf. [10] Daarbij heeft het beleidsruimte, zodat de rechter het besluit van het college terughoudend moet toetsen. Dit betekent dat de rechter zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
9. Voor een overschrijding van het bouwvlak met ten hoogste 2,50 meter [11] kan een omgevingsvergunning worden verleend in afwijking van het bestemmingsplan. Daarvoor vereist beleidsregel 5A van de Beleidsregels onder meer dat de aan-/uitbouw (bijbehorende bouwwerk) in het achtererfgebied wordt gerealiseerd en niet zichtbaar is vanuit de openbare ruimte en binnen een afstand van 2,50 meter tot de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw. Het bouwplan voldoet in ieder geval niet aan dit afstandscriterium en komt daarom op grond van de Beleidsregels niet voor vergunning in aanmerking.
Het gelijkheidsbeginsel
10. [eiseres] betoogt verder dat het weigeren van de omgevingsvergunning in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Zij wijst daartoe op een groot aantal in het aanvullend beroepschrift genoemde adressen.
11. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. De rechtbank oordeelt dat het college in het bestreden besluit en het verweerschrift het beroep op het gelijkheidsbeginsel gemotiveerd en voldoende heeft weerlegd. Volgens het bestreden besluit betreft het in alle gevallen vergunningvrije aanbouwen of oorspronkelijke (en daarom in het bestemmingsplan opgenomen) aanbouwen. In geen van die gevallen is een vergunning verleend voor een aanbouw die groter is dan vergunningvrij is toegestaan. Volgens het verweerschrift zijn ook de in beroep genoemde adressen met dichtgezette balkons - onder meer Van [adres 2] - geen rechtens vergelijkbare gevallen. Hiervoor is nooit vergunning verleend, dan wel is vergunning verleend onder andere wet- en regelgeving, ander (welstands)beleid en ten tijde van andere (inmiddels achterhaalde) ruimtelijke inzichten. Bovendien heeft het college op de zitting toegelicht dat bij het adres Van [adres 2] over het hoofd is gezien dat de aanbouw groter is dan vier meter. Volgens het verweerschrift is verder slechts één keer recent (op 7 december 2021), voor het adres Van [adres 3] , vergunning verleend voor het dichtzetten van een balkon aan de achtergevel van het gebouw. Op dit adres is de oorspronkelijke opzet afleesbaar en de doorgaande lijn met balkonhekken in het bouwblok als geheel behouden, doordat alleen het balkon op de eerste verdieping bij de binnenruimte is betrokken en de nieuwe pui achter het balkonhekwerk is geplaatst. Volgens het college is het bouwplan van [eiseres] geen rechtens vergelijkbaar geval. Uit de bij dit plan behorende bouwtekeningen blijkt immers dat de oorspronkelijke opzet op geen enkele wijze afleesbaar blijft en de doorgaande lijn met balkonhekken in het bouwblok niet gehandhaafd blijft. De rechtbank volgt het college in dit standpunt. Het college heeft op goede gronden geweigerd de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen wegens strijd met het bestemmingsplan (en de Beleidsregels).
Welstand
12. [eiseres] voert tot slot aan dat de aanbouw aan redelijke eisen van welstand voldoet, volgens het door haar ingebrachte advies van 17 juni 2021 van [de persoon 2] , stedenbouwkundige en welstandsadviseur. Volgens [eiseres] heeft de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) zich niet uitgelaten over de vanuit openbaar gebied niet zichtbare aanbouw, zodat het college de afwijzing van de aanvraag niet mocht baseren op het advies van de CRK.
13. De rechtbank oordeelt dat in het bestreden besluit uitvoerig is ingegaan op de welstandelijke argumenten van [eiseres] en voldoende is toegelicht dat het college de beoordeling van de aanvraag mede op het advies van de CRK heeft mogen baseren. Hierbij betrekt de rechtbank dat het advies van 17 juni 2021 van de door [eiseres] geraadpleegde deskundige, niet kenbaar is gebaseerd op de gemeentelijke welstandsnota. Voor zover [eiseres] stelt dat, ook als de aanbouw niet vergunningvrij is, deze kon worden vergund omdat de aanbouw voldoet aan redelijke eisen van welstand, is dit standpunt onjuist. De strijd met de redelijke eisen van welstand is een zelfstandige weigeringsgrond. [12]
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond. [eiseres] wordt dus niet in het gelijk gesteld.
15. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van den Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. R.M.N. van den Hazel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk

U kunt binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Is uw zaak spoedeisend en moet al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige maatregel te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Op grond van artikel 2 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).
3.Planregel 29, onder a, aanhef en onder 4,
4.“Beleidsregels Afwijkingen Omgevingsvergunning” van 2 juli 2019 (hierna: de Beleidsregels).
5.Zie de uitspraak van 9 december 2020 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2020:2926, overweging 5.2.
6.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1114, overweging 3.1.
7.Stb. 2010, 143, blz. 136.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2618, overweging 5.3.
9.Planregel 19.2.1.
10.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo.
11.Planregel 29, onder a, aanhef en onder 4.
12.Artikel 2.10, onder c, van de Wabo.